Derdenbeslag
Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.1.2:4.1.2 Opzet van dit hoofdstuk
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.1.2
4.1.2 Opzet van dit hoofdstuk
Documentgegevens:
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS401591:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
124. Gelet op hetgeen reeds in de inleiding is opgemerkt omtrent de (mate van) rechtsbescherming van de schuldenaar te wiens laste (executoriaal of conservatoir) derdenbeslag is gelegd, zullen in § 4.2 aan die vraag eerst enige beschouwingen worden gewijd. In dat kader zal onder meer in § 4.23 worden onderzocht, welke mogelijkheden de beslagdebiteur onder het oude recht had, en welke hij thans heeft zich te verzetten tegen het te zijnen laste gelegde beslag en de executie er van te doen schorsen. In § 4.2.2 zal echter eerst worden nagegaan of hij door middel van interventie of voeging vrijwillig kan deelnemen aan een van de procedures van art. 477a. Vervolgens zal in § 4.3 worden onderzocht welke gevolgen het ten laste van de schuldenaar gelegde beslag heeft met betrekking tot - kort gezegd - zijn beschikkingsmacht over de door dat beslag getroffen vorderingen of zaken, derhalve de blokkerende werking van het beslag. Daarbij zullen verschillende vragen van goederen-rechtelijke aard, zulks in verband met het bepaalde in art. 475h, aan de orde komen, zoals de vraag naar de geldigheid van een cessie ná het beslag van de beslagen vordering, alsmede de vestiging van (stil) pandrecht op de vordering ná het beslag. In dat verband zal tevens worden nagegaan of de eerste volzin van het eerste lid van art 475h een limitatieve opsomming van 'verboden handelingen' inhoudt. Daarbij zal volledigheidshalve ook de positie van de derde-beslagene in het licht van de tweede volzin van het eerste lid van art. 475h worden besproken. In § 4.4 zal vervolgens worden ingegaan op de gevolgen voor het beslag van rechten die derden vóórdien van de beslagdebiteur hebben verkregen. Daarbij kan het zowel om goederenrechtelijke als om obligatoire aanspraken met betrekking tot de beslagen vorderingen of zaken gaan. Ten slotte zal in § 4.5 worden nagegaan welke de gevolgen zijn voor een gelegd derdenbeslag, alsmede voor een aanhangige procedure als bedoeld in art. 477a, wanneer de beslagdebiteur in staat van faillissement wordt verklaard (§ 4.5.2), aan hem (voorlopige) surseance van betaling wordt verleend (§ 4.53), dan wel op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing wordt verklaard (§ 4.5.4). In dat kader zal onder meer worden onderzocht of, en zo ja, wanneer een gelegd derdenbeslag ingevolge art. 33 lid 2 Fw komt te vervallen, alsmede of met name de curator in het faillissement van de beslagdebiteur de mogelijkheid heeft om een aanhangige procedure van de beslaglegger over te nemen.