Einde inhoudsopgave
Besluit (EU) 2017/848 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit 2010/477/EU
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 07-06-2017
- Bronpublicatie:
17-05-2017, PbEU 2017, L 125 (uitgifte: 18-05-2017, regelingnummer: 2017/848)
- Inwerkingtreding
07-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-2017, PbEU 2017, L 125 (uitgifte: 18-05-2017, regelingnummer: 2017/848)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Besluit van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit 2010/477/EU
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (1), en met name artikel 9, lid 3, en artikel 11, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In Besluit 2010/477/EU van de Commissie (2) worden de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de lidstaten de goede milieutoestand van hun mariene wateren moeten omschrijven en die als leidraad dienen voor de beoordeling van die status in de eerste uitvoeringscyclus van Richtlijn 2008/56/EG.
- (2)
In Besluit 2010/477/EU wordt erkend dat er aanvullende wetenschappelijke en technische vooruitgang nodig was om de ontwikkeling of herziening van deze criteria voor een aantal kwalitatieve beschrijvende elementen te bevorderen, alsook de verdere ontwikkeling van methodologische standaarden, in nauwe samenhang met de opstelling van monitoringprogramma's. Bovendien is in dat besluit opgenomen dat het wenselijk was dat de herziening ervan zo spoedig mogelijk na de afronding van de bij artikel 12 van Richtlijn 2008/56/EG vereiste beoordeling plaatsvindt, op tijd om een succesvolle herziening van de mariene strategieën in 2018 te ondersteunen, als vereist bij artikel 17 van Richtlijn 2008/56/EG.
- (3)
In 2012 hebben de lidstaten, op basis van de ingevolge artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG uitgevoerde initiële beoordeling van hun mariene wateren, verslag uitgebracht over de milieutoestand van hun mariene wateren en de Commissie in kennis gesteld van hun omschrijving van de goede milieutoestand en hun milieudoelen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, respectievelijk artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2008/56/EG. In de beoordeling van de Commissie (3) van deze verslagen van de lidstaten, uitgevoerd overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2008/56/EG, kwam naar voren dat er dringend meer inspanningen nodig zijn als de lidstaten in 2020 een goede milieutoestand willen bereiken. De resultaten toonden de noodzaak tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit en de samenhang van de omschrijvingen van de goede milieutoestand door de lidstaten. Daarnaast werd in de beoordeling erkend dat regionale samenwerking centraal moet staan bij de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG. Er werd tevens benadrukt dat de lidstaten systematischer moeten voortbouwen op uit EU-wetgeving voortvloeiende standaarden of, indien deze niet bestaan, op standaarden uit de regionale zeeverdragen of andere internationale overeenkomsten.
- (4)
Om ervoor te zorgen dat de tweede uitvoeringscyclus van de mariene strategieën van de lidstaten verder bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 2008/56/EG en meer samenhangende omschrijvingen van de goede milieutoestand oplevert, heeft de Commissie in haar verslag over de eerste fase van de tenuitvoerlegging de aanbeveling gedaan dat, op het niveau van de Unie, de diensten van de Commissie en de lidstaten samenwerken om Besluit 2010/477/EU te herzien, versterken en verbeteren met het oog op een duidelijkere, eenvoudigere, beknoptere en samenhangende reeks criteria voor de goede milieutoestand en methodologische standaarden en, tegelijkertijd, bijlage III bij Richtlijn 2008/56/EG toetsen en zo nodig aanpassen, en specifieke richtsnoeren ontwikkelen om te voorzien in een samenhangendere en consistentere benadering voor de beoordelingen in de volgende uitvoeringscyclus.
- (5)
Op basis van deze conclusies is het herzieningsproces in 2013 van start gegaan met de goedkeuring van een stappenplan, bestaande uit verschillende fasen (een technische, een wetenschappelijke, een raadplegings- en een besluitvormingsfase), door het bij artikel 25, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG ingestelde regelgevend comité. Tijdens dit proces heeft de Commissie alle belanghebbende partijen geraadpleegd, waaronder de regionale zeeverdragen.
- (6)
Om de actualisatie van de initiële beoordeling van de mariene wateren door de lidstaten en hun omschrijving van de goede milieutoestand in de toekomst te faciliteren en om te zorgen voor meer samenhang bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/56/EG in de hele Unie, is het noodzakelijk om de door de lidstaten te gebruiken criteria, methodologische standaarden, specificaties en gestandaardiseerde methoden te verduidelijken, te herzien of in te voeren, ten opzichte van de thans in Besluit 2010/477/EU vervatte elementen. Hierdoor moet het aantal door de lidstaten te monitoren en te beoordelen criteria worden teruggebracht, waarbij een op risicoanalyse gebaseerde aanpak wordt gehanteerd met betrekking tot de criteria die worden gehandhaafd, zodat de lidstaten hun inspanningen kunnen richten op de voornaamste antropogene belastingen die hun wateren aantasten. Ten slotte moeten de criteria en het gebruik ervan nader worden gespecificeerd, met inbegrip van drempelwaarden of de vaststelling daarvan, waardoor in alle mariene wateren van de Unie in kaart kan worden gebracht in welke mate de goede milieutoestand wordt bereikt.
- (7)
Overeenkomstig de verbintenis die de Commissie is aangegaan bij de goedkeuring van haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda (4), moet dit besluit zorgen voor samenhang met de andere wetgeving van de Unie. Om op het niveau van de Unie te zorgen voor een grotere consistentie en vergelijkbaarheid van de omschrijvingen van de goede milieutoestand van de lidstaten en om onnodige overlap te vermijden, is het passend om rekening te houden met de relevante bestaande standaarden en methoden voor monitoring en beoordeling in de wetgeving van de Unie, waaronder Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (5), Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (7), Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (8), Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) en Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11).
- (8)
Voor elk van de in bijlage I bij Richtlijn 2008/56/EG opgenomen kwalitatief beschrijvende elementen, en op basis van de indicatieve lijsten in bijlage III bij die richtlijn, is het noodzakelijk om de te gebruiken criteria, met inbegrip van de criteriumelementen en, indien van toepassing, de drempelwaarden, te definiëren. De drempelwaarden zijn bedoeld om bij te dragen aan de vaststelling door de lidstaten van een reeks kenmerken van een goede milieutoestand en om te worden gebruikt bij de beoordeling van de mate waarin de goede milieutoestand wordt bereikt. Het is tevens noodzakelijk om methodologische standaarden vast te stellen, met inbegrip van de geografische schalen voor de beoordeling en de wijze waarop de criteria moeten worden gebruikt. Deze criteria en methodologische standaarden moeten zorgen voor consistentie en een vergelijking mogelijk maken van de beoordelingen van de mate waarin in mariene regio's en subregio's de goede milieutoestand wordt bereikt.
- (9)
Om de vergelijkbaarheid van de nadere bijzonderheden van eventuele actualiseringen van de lidstaten naar aanleiding van de herziening van bepaalde elementen van hun mariene strategieën, die ingevolge artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/56/EG worden meegedeeld zeker te stellen, dienen specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling te worden vastgesteld, rekening houdend met de bestaande specificaties en normen op het niveau van de Unie of op internationaal niveau, met inbegrip van regionaal of subregionaal niveau.
- (10)
De lidstaten dienen de in dit besluit vastgestelde criteria, methodologische standaarden, specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, in combinatie met de ecosysteemelementen, antropogene belastingen en menselijke activiteiten die zijn opgenomen in de indicatieve lijsten van bijlage III bij Richtlijn 2008/56/EG en op basis van de ingevolge artikel 8, lid 1, van die richtlijn uitgevoerde initiële beoordeling, toe te passen bij de vaststelling van een reeks kenmerken van een goede milieutoestand overeenkomstig artikel 9, lid 1, van die richtlijn en bij de vaststelling van gecoördineerde monitoringprogramma's ingevolge artikel 11 van die richtlijn.
- (11)
Om een duidelijk verband te leggen tussen de vaststelling van een reeks kenmerken van een goede milieutoestand en de beoordeling van de voortgang op weg naar het bereiken van die toestand, is het wenselijk om de criteria en methodologische standaarden op basis van de in bijlage I bij Richtlijn 2008/56/EG vastgestelde kwalitatief beschrijvende elementen te organiseren, rekening houdend met de in bijlage III bij die richtlijn vermelde indicatieve lijsten van ecosysteemelementen, antropogene belastingen en menselijke activiteiten. Sommige van deze criteria en methodologische standaarden hebben met name betrekking op de beoordeling van de milieutoestand of van de overheersende belastende en beïnvloedende factoren in artikel 8, lid 1, onder a), respectievelijk artikel 8, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/56/EG.
- (12)
In gevallen waarin geen drempelwaarden zijn vastgesteld, dienen de lidstaten drempelwaarden vast te stellen door uniale, regionale of subregionale samenwerking, bijvoorbeeld door te verwijzen naar bestaande waarden of door nieuwe te ontwikkelen in het kader van de regionale zeeverdragen. In gevallen waarin drempelwaarden moeten worden vastgesteld door samenwerking op het niveau van de Unie (voor de beschrijvende elementen met betrekking tot zwerfvuil op zee, onderwatergeluid en de integriteit van de zeebodem), zal dit plaatsvinden in het kader van de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie die door de lidstaten en de Commissie is ontwikkeld voor de toepassing van Richtlijn 2008/56/EG. Als deze drempelwaarden eenmaal door middel van uniale, regionale of subregionale samenwerking zijn vastgesteld, zullen ze pas deel gaan uitmaken van de reeksen kenmerken van een goede milieutoestand van de lidstaten nadat ze aan de Commissie zijn toegezonden als onderdeel van de verslaglegging door de lidstaten ingevolge artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/56/EG. Totdat dergelijke drempelwaarden door middel van uniale, regionale of subregionale samenwerking zijn vastgesteld, moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van nationale drempelwaarden, directionele trends of op belasting gebaseerde drempelwaarden als benadering.
- (13)
De drempelwaarden moeten, indien van toepassing, het kwaliteitsniveau weerspiegelen dat de significantie van een nadelig effect op een criterium weergeeft en moeten worden vastgesteld ten opzichte van een referentievoorwaarde. De drempelwaarden moeten in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving en op een passende geografische schaal worden vastgesteld om de verschillende biotische en abiotische kenmerken van de regio's, subregio's en onderverdelingen daarvan te weerspiegelen. Dit betekent dat zelfs als het proces om de drempelwaarden vast te stellen op het niveau van de Unie plaatsvindt, dit kan leiden tot de vaststelling van verschillende drempelwaarden, die specifiek zijn voor een regio, subregio of onderverdeling daarvan. De drempelwaarden moeten bovendien worden vastgesteld op basis van het voorzorgsbeginsel, waardoor de potentiële risico's voor het mariene milieu worden weerspiegeld. De vaststelling van de drempelwaarden moet ruimte bieden voor het dynamische karakter van mariene ecosystemen en de elementen daarvan, die in ruimte en tijd kunnen veranderen door hydrologische en klimatologische veranderingen, de relaties tussen predator en prooi, en andere omgevingsfactoren. In de drempelwaarden moet ook tot uiting komen dat verslechterde mariene ecosystemen kunnen herstellen tot een toestand die de heersende fysiografische, geografische, klimatologische en biologische omstandigheden weerspiegelt, in plaats van terug te keren naar een specifieke toestand uit het verleden.
- (14)
Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2008/56/EG moet de collectieve belasting van menselijke activiteiten binnen grenzen blijven die verenigbaar zijn met het bereiken van een goede milieutoestand, om zeker te stellen dat het vermogen van mariene ecosystemen om door de mens veroorzaakte veranderingen op te vangen, niet in het gedrang komt. Dit kan, waar van toepassing, betekenen dat de drempelwaarden voor bepaalde belastende factoren en de milieueffecten daarvan, niet noodzakelijkerwijs in alle gebieden van de mariene wateren van de lidstaten worden bereikt, mits dit de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 2008/56/EG niet in gevaar brengt en het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten mogelijk wordt gemaakt.
- (15)
Het is noodzakelijk dat drempelwaarden worden vastgesteld die deel zullen uitmaken van de reeks kenmerken die de lidstaten gebruiken bij de omschrijving van de goede milieutoestand overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG, alsook de mate waarin de drempelwaarden dienen te worden bereikt. Derhalve vormen drempelwaarden op zich geen omschrijvingen van de goede milieutoestand van de lidstaten.
- (16)
De lidstaten dienen de mate waarin de goede milieutoestand wordt bereikt, uit te drukken als het deel van hun mariene wateren waarvoor de drempelwaarden zijn bereikt of als het deel van de criteriumelementen (soorten, verontreinigende stoffen enz.) waarvoor de drempelwaarden zijn bereikt. De lidstaten dienen bij de beoordeling van de toestand van hun mariene wateren overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/56/EG elke verandering in de toestand uit te drukken als verbeterd, stabiel of verslechterd in vergelijking met de voorgaande verslagperiode, in het licht van de vaak trage reactie van het mariene milieu op veranderingen.
- (17)
Indien voor een bepaald criterium niet aan de overeenkomstig dit besluit vastgestelde drempelwaarden wordt voldaan, dienen de lidstaten te overwegen passende maatregelen te nemen of nader onderzoek te doen.
- (18)
Als de lidstaten op regionaal of subregionaal niveau moeten samenwerken, dienen zij, voor zover passend en uitvoerbaar, gebruik te maken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren, waaronder de uit hoofde van de regionale zeeverdragen opgerichte structuren, als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2008/56/EG. Evenzo moeten de lidstaten, bij het ontbreken van specifieke criteria, methodologische standaarden, onder meer voor de integratie van de criteria, specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, voor zover passend en uitvoerbaar, voortbouwen op die welke op internationaal, regionaal of subregionaal niveau zijn ontwikkeld, bijvoorbeeld die zijn overeengekomen in het kader van de regionale zeeverdragen, of andere internationale mechanismen. Anders kunnen de lidstaten, indien van toepassing, kiezen voor onderlinge coördinatie binnen de regio of subregio. Daarnaast kan een lidstaat ook besluiten om, op basis van de specifieke kenmerken van zijn mariene wateren, rekening te houden met aanvullende elementen die niet in dit besluit zijn vastgesteld en die niet op internationaal, regionaal of subregionaal niveau worden behandeld, of te overwegen elementen van dit besluit toe te passen op zijn overgangswateren, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 6, van Richtlijn 2000/60/EG, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/56/EG.
- (19)
De lidstaten moeten, onder bepaalde voorwaarden, de nodige flexibiliteit hebben om zich te richten op de overheersende belastende factoren en de milieueffecten daarvan op de verschillende ecosysteemelementen in elke regio of subregio, teneinde hun mariene wateren op een efficiënte en doeltreffende wijze te monitoren en beoordelen en om de prioritering van de maatregelen die moeten worden genomen om een goede milieutoestand te bereiken, te faciliteren. Daartoe moeten de lidstaten ten eerste kunnen oordelen dat sommige criteria ongeschikt zijn om toe te passen, mits dit gerechtvaardigd is. Ten tweede moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om te besluiten bepaalde criteriumelementen niet te gebruiken, aanvullende elementen te selecteren of zich op bepaalde matrixen of gebieden van hun mariene wateren te richten, mits dit gebaseerd is op een risicobeoordeling van de belastende factoren en de effecten daarvan. Ten slotte moet een onderscheid worden aangebracht tussen primaire en secundaire criteria. Terwijl primaire criteria moeten worden gebruikt om te zorgen voor samenhang in de hele Unie, moet er met betrekking tot secundaire criteria flexibiliteit worden geboden. De lidstaten dienen zelf te beslissen over het gebruik van een secundair criterium, waar nodig, als aanvulling op een primair criterium of wanneer, voor een bepaald criterium, het mariene milieu het risico loopt de goede milieutoestand niet te bereiken of te behouden.
- (20)
Criteria, met inbegrip van drempelwaarden, methodologische standaarden, specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling moeten gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis. Er is echter nog wetenschappelijke en technische vooruitgang nodig om de verdere ontwikkeling van sommige hiervan te bevorderen, en daarvan dient gebruik te worden gemaakt zodra de kennis en inzichten beschikbaar worden.
- (21)
Besluit 2010/477/EU moet daarom worden ingetrokken.
- (22)
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het regelgevend comité,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
Besluit 2010/477/EU van de Commissie van 1 september 2010 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren (PB L 232 van 2.9.2010, blz. 14).
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — De eerste fase van de tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EG) — Beoordeling en advies van de Europese Commissie (COM(2014) 097 final van 20.2.2014).
COM(2015) 215 final.
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).