Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.6.1:8.6.1 Deterrence jegens de advocaat
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.6.1
8.6.1 Deterrence jegens de advocaat
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS599063:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Eén van de gedachten achter het eigen beursje is dat kostenconsequenties die slechts de cliënt raken niet voor voldoende deterrence zorgen. Veel verstorend procesgedrag zal immers niet veroorzaakt zijn door de cliënt zelf, maar door zijn advocaat. De geïnterviewde rechters zien achter onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag vaak slordig werk of inhoudelijke onbekwaamheid van advocaten als oorzaak. In het vorige hoofdstuk is bovendien ingegaan op het principaal-agentprobleem: de individuele prikkels voor advocaat en cliënt lopen niet precies gelijk, dus de cliënt moet niet worden vereenzelvigd met de advocaat. In de volgende subparagraaf (§ 8.6.2) wordt de Nederlandse verhouding tussen advocaat en cliënt nader besproken.
Het is zinloos om systeemkosten (zoals satellite litigation) te wijden aan kostenconsequenties als daarmee alsnog niet de tijd- en kostenvoordelen van deterrence worden bereikt, omdat de verkeerde persoon wordt geraakt en de verantwoordelijke persoon juist geen last heeft van de (dreiging van) kostenconsequenties. Kostenconsequenties functioneren dan nog wel goed als compensatiemiddel, maar niet als preventiemiddel.1 Uitgangspunt moet dus zijn dat de kosten zo goed mogelijk worden doorberekend aan degene die verantwoordelijk te houden is voor het vertoonde verstorende gedrag: in het ene geval kan dat de cliënt zijn, in het andere geval diens advocaat.2
Dit uitgangspunt betekent echter niet direct dat het eigen beursje nodig is. Er zijn ook alternatieve manieren om de consequenties op de juiste manier te laten landen. Eerst wordt in paragraaf 8.6.3 bekeken of regulering überhaupt nodig is of dat de cliënt mogelijkheden heeft om de aan hem opgelegde kostenconsequenties via de markt of contractueel bij de advocaat terecht te laten komen. Uit die analyse zal volgen dat voor voldoende deterrence waarschijnlijk regulering nodig is. Vervolgens worden twee gereguleerde mogelijkheden bekeken: de directe weg van het eigen beursje (§ 8.6.4) en de indirecte weg van het tucht- en beroepsaansprakelijkheidsrecht (§ 8.6.5). Die opties worden afgewogen, waarna in paragraaf 8.6.6 een conclusie wordt getrokken over de vraag welke wijze van doorberekening aan de advocaat het beste scoort op de criteria van het toetsingskader.
Voordat de verschillende gereguleerde en ongereguleerde opties worden bekeken, wordt eerst nader ingegaan op de verhouding tussen advocaat en cliënt, om meer duidelijkheid te krijgen over wie voor welk procesgedrag verantwoordelijk te houden is.