Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Bijlage VI Minimuminhoud van het monitoringmethodiekplan
Geldend
Geldend vanaf 04-04-2024
- Bronpublicatie:
30-01-2024, PbEU L 2024, 2024/873 (uitgifte: 04-04-2024, regelingnummer: 2024/873)
- Inwerkingtreding
04-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-01-2024, PbEU L 2024, 2024/873 (uitgifte: 04-04-2024, regelingnummer: 2024/873)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht (V)
Het monitoringmethodologieplan bevat ten minste de volgende informatie:
1
Algemene informatie over de installatie:
- a)
informatie ter identificatie van de installatie en de exploitant, waaronder de in het EU-register gebruikte identificatiecode;
- b)
informatie ter identificatie van de versie van het monitoringmethodiekplan, de datum van goedkeuring door de bevoegde autoriteit en de datum vanaf welke het van toepassing is;
- c)
een beschrijving van de installatie, waaronder in het bijzonder een beschrijving van de belangrijkste processen die worden uitgevoerd, een lijst met emissiebronnen, en een stroomdiagram en plattegrond van de installatie die inzicht bieden in de belangrijkste materiaal- en energiestromen;
- d)
een schema dat ten minste de volgende informatie bevat:
- —
de technische onderdelen van de installatie, ter inventarisatie van emissiebronnen alsook warmteproducerende en -verbruikende eenheden;
- —
alle energie- en materiaalstromen, met name de bronstromen, meetbare en niet-meetbare warmte, elektriciteit indien van toepassing, en afgassen;
- —
de meetpunten en meetapparaten;
- —
grenzen van de subinstallaties, waaronder het onderscheid tussen subinstallaties die in dienst staan van bedrijfstakken waarvoor een CO2-weglekrisico en subinstallaties bestaat, en subinstallaties die in dienst staan van andere bedrijfstakken, gebaseerd op NACE Rev. 2 of Prodcom, en het onderscheid tussen subinstallaties die de productie van in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/956 vermelde goederen verzorgen en subinstallaties voor de productie van andere goederen, op basis van GN-codes;.
- e)
een lijst met een beschrijving van verbindingen met andere EU-ETS-installaties of niet onder de EU-ETS vallende entiteiten voor de overdracht van meetbare warmte, tussenproducten, afgassen of CO2 voor gebruik in die installatie of voor permanente geologische opslag, inclusief naam en adres alsook een contactpersoon van de verbonden installatie of entiteit, en de unieke identificatiecode van de installatie in het EU-register, indien van toepassing;
- f)
een verwijzing naar de procedure voor het beheer van de toewijzing van verantwoordelijkheden voor monitoring en rapportage binnen de installatie en voor het beheer van de bevoegdheden van verantwoordelijk personeel;
- g)
een verwijzing naar de procedure voor de regelmatige beoordeling van de geschiktheid van het monitoringmethodiekplan, overeenkomstig artikel 9, lid 1; deze procedure waarborgt bovenal dat er monitoringmethoden bestaan voor alle in bijlage IV vermelde gegevens die relevant zijn voor de installatie en dat overeenkomstig punt 4 van bijlage VII de meest nauwkeurige gegevensbronnen die beschikbaar zijn worden gebruikt;
- h)
een verwijzing naar de schriftelijke procedures van de gegevensstroom- en controleactiviteiten uit hoofde van artikel 11, lid 2, indien nodig met inbegrip van schema's ter verduidelijking.
2
Informatie over subinstallaties:
- a)
voor elke subinstallatie een verwijzing naar de registratieprocedure voor vervaardigde producten en hun Prodcom- codes en GN-codes;
- b)
systeemgrenzen van elke subinstallatie die duidelijk omschrijven welke technische eenheden zijn inbegrepen, welke processen worden uitgevoerd en welke ingezette materialen en brandstoffen en welke producten en outputs aan welke subinstallatie worden toegekend; in geval van complexe subinstallaties moet voor die subinstallaties een afzonderlijk uitvoerig stroomdiagram worden bijgesloten;
- c)
een omschrijving van de delen van installaties die in dienst van meer dan één subinstallatie staan, met inbegrip van warmtevoorzieningssystemen, ketels voor gezamenlijk gebruik en WKK-eenheden;
- d)
voor elke subinstallatie een omschrijving van de methoden voor het toewijzen van delen van installaties die in dienst staan van meer dan één subinstallatie en hun emissies aan de betreffende subinstallaties, indien van toepassing.
3
Monitoringmethoden op installatieniveau:
- a)
een omschrijving van de methoden voor het kwantificeren van de balans van invoer, productie, verbruik en uitvoer van warmte voor de installatie als geheel;
- b)
de methode die ervoor moet zorgen dat gegevenshiaten en dubbeltellingen worden voorkomen.
4
Monitoringmethoden op subinstallatieniveau:
- a)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het kwantificeren van de directe emissies van subinstallaties, waar van toepassing met inbegrip van de methode voor het kwantificeren van de absolute hoeveelheid of het absolute percentage bronstromen dan wel aan de subinstallatie toegekende emissies die via meetmethoden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 gemonitord worden, indien van toepassing;
- b)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het toekennen en kwantificeren van de hoeveelheden en emissiefactoren van de energie-input uit brandstoffen, of uitvoer van in brandstof aanwezige energie, indien van toepassing;
- c)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het toekennen en kwantificeren van de hoeveelheden en, indien beschikbaar, de emissiefactoren van de invoer, uitvoer, het verbruik en de productie van meetbare warmte, indien van toepassing;
- d)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het kwantificeren van de hoeveelheden verbruikte en opgewekte elektriciteit, en van het uitwisselbare deel van het verbruik, indien van toepassing;
- e)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het toekennen en kwantificeren van de hoeveelheden, de energie-inhoud en de emissiefactoren van de invoer, uitvoer, het verbruik en de productie van afgassen, indien van toepassing;
- f)
een omschrijving van de toegepaste methoden voor het toekennen en kwantificeren van de ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheden overgedragen CO2, indien van toepassing;
- g)
voor elke productbenchmark-subinstallatie, een omschrijving van de toegepaste methoden voor het kwantificeren van de jaarlijkse productie van het product zoals omschreven in bijlage I, inclusief, indien van toepassing, de vereiste aanvullende parameters overeenkomstig de artikelen 19 en 20 en de bijlagen II en III.
De omschrijvingen van de toegepaste methoden voor het kwantificeren van parameters die gemonitord en gerapporteerd moeten worden, omvatten, voor zover van toepassing, berekeningsstappen, gegevensbronnen, berekeningsformules, relevante berekeningsfactoren met inbegrip van de meeteenheid, horizontale en verticale controles van ondersteunende gegevens, onderliggende procedures voor de steekproefplannen, gebruikte meetapparatuur voor het desbetreffende schema en een beschrijving van de wijze waarop deze geïnstalleerd is en onderhouden wordt, alsook een lijst met laboratoria die betrokken zijn bij het uitvoeren van de desbetreffende analytische procedures. Indien van toepassing bevat de omschrijving de uitkomst van de vereenvoudigde onzekerheidsbeoordeling als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder c). Voor elke relevante berekeningsformule bevat het plan één voorbeeld met daadwerkelijke gegevens.