Einde inhoudsopgave
Invorderingswet 1990
Artikel 21 [Voorrecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1998
- Bronpublicatie:
25-06-1998, Stb. 1998, 446 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23429 Overheid.nl: 23429)
- Inwerkingtreding
01-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-1998, Stb. 1998, 622 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
1.
's Rijks schatkist heeft een voorrecht op alle goederen van de belastingschuldige.
2.
Het voorrecht gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die van de artikelen 287 en 288 onder a, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek voor zover de kosten zijn gemaakt na de dagtekening van het aanslagbiljet. Het voorrecht gaat tevens boven pand, voor zover het pandrecht rust op een zaak als is bedoeld in artikel 22, derde lid, die zich op de bodem van de belastingschuldige bevindt en tegen inbeslagneming waarvan derden zich op die grond niet kunnen verzetten. Het behoudt deze rang in geval van faillissement van de belastingschuldige of toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, ongeacht of tevoren inbeslagneming heeft plaatsgevonden.