HR, 12-03-2024, nr. 23/01640
ECLI:NL:HR:2024:358
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2024
- Zaaknummer
23/01640
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:358, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1152
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2024
Inhoudsindicatie
Beklag ex art. 552a Sv na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming waarvan klaagster (rechtspersoon) onderdeel is, t.z.v. verdenking grootschalige fraude in voedselketen. 1. Is klaagster ontvankelijk in cassatieberoep v.zv. in beklagprocedures van twee advocaten- en notarissenkantoren reeds onherroepelijk is beslist dat beslag niet in strijd is met hun verschoningsrecht? 2. Kon Rb na gegrondverklaring van beklag beslissen dat “fysieke goederen” moeten worden teruggegeven aan “redelijkerwijs rechthebbende” i.p.v. aan klaagster? Ad 1. Op gronden vermeld in HR:2024:316, rov. 2.3 en 2.4, kan HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. dit betrekking heeft op verschoningsrecht van twee advocaten- en notarissenkantoren. Ad 2. Middel faalt. Redenen staan vermeld in HR:2024:313. Klaagster (partieel) n-o m.b.t. beslissingen Rb over verschoningsrecht van twee advocaten- en notarissenkantoren en verwerping beroep voor overige. CAG (strekking): (partiële) vernietiging en terugwijzing n.a.v. teruggave aan “redelijkerwijs rechthebbende”. Samenhang met 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01622, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01628, 23/01632, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01641, 23/01642, 23/01643 en 23/01644.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/01640 Bv
Datum 12 maart 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, economische kamer, van 7 maart 2023, nummer RK 21/001486, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster ] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ‘s–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, maar uitsluitend wat betreft de last tot teruggave van het fysieke beslag aan de redelijkerwijs rechthebbende en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan; tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft; en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep naar aanleiding van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatieberoep is onder meer gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot ongegrondverklaring van het beklag voor zover de klager daaraan ten grondslag heeft gelegd dat zich – ook na een schifting onder leiding van de rechter-commissaris – onder het beslag (digitale) stukken en gegevens bevinden ten aanzien waarvan een bevoegdheid tot verschoning kan worden uitgeoefend.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/01615 Bv, ECLI:NL:HR:2024:316, rechtsoverweging 2.3 en 2.4, kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de klaagster tegen de onder 2.1 genoemde beslissing niet in behandeling nemen voor zover dit betrekking heeft op het verschoningsrecht van de [klaagster 1] of van [klaagster 2] N.V. Het cassatiemiddel moet daarom in zoverre onbesproken blijven.
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van de rechtbank dat “de fysieke goederen” moeten worden teruggegeven aan “de redelijkerwijs rechthebbende”.
3.2
Het cassatiemiddel is tevergeefs voorgesteld. De redenen daarvoor staan vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/01627 Bv, ECLI:NL:HR:2024:313.
4. Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
De Hoge Raad heeft ook de overige de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep tegen de onder 2.1 genoemde beslissing van de rechtbank niet-ontvankelijk voor zover die beslissing betrekking heeft op het verschoningsrecht van de [klaagster 1] of van [klaagster 2] N.V.;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.