Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/53/EG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-08-2002
- Redactionele toelichting
Art. 23 is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2005, L 284).
- Bronpublicatie:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/53/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/53/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Richtlijn van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Codificatie van genoemde richtlijn is nodig om een duidelijke en rationeel geordende tekst te verkrijgen.
- (3)
De Raad heeft daarom reeds richtlijnen vastgesteld betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (2002/54/EG) (4), zaaizaad van groenvoedergewassen (66/401/EEG) (5), zaaigranen (66/402/EWG[lees: 66/402/EEG]) (6), pootaardappelen (2002/56/EG) (7) en zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (2002/57/EG) (8).
- (4)
Het blijkt noodzakelijk een gemeenschappelijke rassenlijst vast te stellen. Deze rassenlijst kan slechts op basis van nationale rassenlijsten worden opgesteld.
- (5)
Alle lidstaten dienen derhalve één of meer nationale lijsten op te stellen van de rassen die op hun grondgebied zijn toegelaten en in de handel mogen worden gebracht.
- (6)
De opstelling van deze lijsten dient volgens uniforme voorschriften te geschieden opdat de toegelaten rassen onderscheidbaar, bestendig en voldoende homogeen zijn en voldoende cultuur- en gebruikswaarde bezitten.
- (7)
Voor zekere bepalingen met betrekking tot de toelating van rassen op nationaal niveau dient met de op internationaal niveau vastgestelde regels rekening te worden gehouden.
- (8)
Voor het onderzoek met het oog op de toelating van een ras moet een groot aantal uniforme criteria en minimumeisen worden vastgesteld.
- (9)
De voorschriften betreffende de duur van een toelating, de motieven voor de intrekking daarvan en de instandhouding moeten uniform worden gemaakt en er dient te worden bepaald dat de lidstaten elkaar op de hoogte stellen van de toelatingen en de intrekkingen van rassen.
- (10)
Het is wenselijk regels op te nemen met betrekking tot de geschiktheid van rasbenamingen evenals met betrekking tot de informatie tussen de lidstaten.
- (11)
Het is noodzakelijk dat zaad dat onder deze richtlijn valt vanaf de opame[lees: opname] ervan in de gemeenschapplijke[lees: gemeenschappelijke] rassenlijst in de Gemeenschap vrij in de handel kan worden gebracht.
- (12)
Evenwel dient aan de lidstaten het recht te worden toegekend via een bijzondere procedure hun eventuele bezwaren tegen een ras naar voren te brengen.
- (13)
De Commissie dient in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, de rassen te publiceren welke worden opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.
- (14)
Het lijkt noodzakelijk voorschriften vast te stellen betreffende de gelijkstelling van onderzoek en controles van rassen, welke in derde landen zijn verricht.
- (15)
De communautaire voorschriften dienen niet van toepassing te zijn op rassen waarvan wordt aangetoond dat het zaaizaad of pootgoed uitsluitend bestemd is voor uitvoer naar derde landen.
- (16)
Het is thans als gevolg van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen mogelijk rassen te ontwikkelen met behulp van technieken van genetische modificatie. De lidstaten moeten derhalve, wanneer zij besluiten genetisch gemodificeerde rassen zoals bedoeld in Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (9) al dan niet toe te laten, rekening houden met de gevaren die verbonden zijn aan het doelbewust introduceren van dergelijke rassen in het milieu. Voorts moeten voorwaarden worden vastgesteld waaronder dergelijk genetisch gemodificeerd teeltmateriaal wordt aanvaard.
- (17)
Voor de Gemeenschap is het in de handel brengen van nieuwe voedingsproducten en voedingsingrediënten geregeld bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (10). De lidstaten moeten daarom rekening houden met de gevaren van voedingsproducten voor de volksgezondheid wanneer zij besluiten rassen al dan niet toe te laten. Voorts moeten voorwaarden worden vastgesteld waaronder deze rassen worden aanvaard.
- (18)
In het licht van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen moeten regels worden vastgesteld betreffende de toelating van rassen waarvan het zaaizaad en pootgoed chemisch behandeld zijn.
- (19)
Er moet voor worden gezorgd dat de plantaardige genetische hulpbronnen in stand worden gehouden. Daarvoor moeten voorwaarden worden vastgesteld die in het kader van de wetgeving inzake de handel in zaad, de instandhouding van rassen die met genetische erosie worden bedreigd door gebruik in situ mogelijk maakt.
- (20)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig. Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11).
- (21)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten wat de omzettingstermijnen van de in bijlage I, deel B, opgenomen richtlijnen betreft,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 9 april 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB L 225 van 12.10.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).
Zie bladzijde 12 van dit Publicatieblad.
PB 125 van 11.17.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 60).
PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG.
Zie bladzijde 60 van dit Publicatieblad.
Zie bladzijde 74 van dit Publicatieblad.
PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn ingetrokken bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.