Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2014, nr. 21-000996-14
ECLI:NL:GHARL:2014:8237, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-10-2014
- Zaaknummer
21-000996-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:8237, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑10‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2868, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2014:898
Uitspraak 28‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Poging moord op ex-vriendin. Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en toewijzing van de vordering benadeelde partij. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank behoudens wat betreft de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, zoals opgelegd door de rechtbank, recht doet aan de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat in dit concrete geval gelet op de evidente relatie tussen het delict en de stoornis van verdachte zoals deze uit de rapportages naar voren komt, de nadruk meer dient te liggen op de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dan op de gevangenisstraf. Met een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan het behandeltraject van verdachte binnen een wat kortere en daarmee voor verdachte beter overzienbare tijd aanvangen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000996-14
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 12 februari 2014 met parketnummer 08-710635-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-710512-12, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, behoudens wat betreft de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet hierop dient het vonnis waarvan beroep wat betreft de beslissing ten aanzien van de strafoplegging te worden vernietigd, met uitzondering van de strafmotivering en overigens - met overneming van gronden - te worden bevestigd.
Daarnaast dient de overweging van de rechtbank ten aanzien van de voorbedachten rade te worden aangevuld met de overweging dat noch de getuigenverklaringen noch andere bewijsmiddelen een contra-indicatie voor voorbedachten rade geven, zoals bijvoorbeeld de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvond, dat slechts sprake was van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstond.
Oplegging van straf en/of maatregel
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van goederen vereisen dat aan verdachte naast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling van overheidswege opgelegd wordt, waartoe het hof ook zal overgaan. Voor wat betreft de motivering van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling sluit het hof zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Gezien de aard van de bewezenverklaring betreft de veroordeling een geweldsmisdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan de rechtbank ziet het hof wel aanleiding om de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken. Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, zoals opgelegd door de rechtbank, recht doet aan de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat in dit concrete geval gelet op de evidente relatie tussen het delict en de stoornis van verdachte zoals deze uit de rapportages naar voren komt, de nadruk meer dient te liggen op de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dan op de gevangenisstraf. Met een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan het behandeltraject van verdachte binnen een wat kortere en daarmee voor verdachte beter overzienbare tijd aanvangen. Het hof acht daarom naast de maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.052,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de duur van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.052,00 (achtduizend tweeënvijftig euro) bestaande uit € 552,00 (vijfhonderdtweeënvijftig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van € 8.052,00 (achtduizend tweeënvijftig euro) bestaande uit € 552,00 (vijfhonderdtweeënvijftig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs-van Dinther, griffier,
en op 28 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.