Rb. Overijssel, 12-02-2014, nr. 08/710635-12 en 08/710512-12 (tul)
ECLI:NL:RBOVE:2014:898
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
12-02-2014
- Zaaknummer
08/710635-12 en 08/710512-12 (tul)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2014:898, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 12‑02‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:8237
Uitspraak 12‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zijn ex-vriendin meermalen met een mes gestoken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven en dat hij met voorbedachte rade heeft gehandeld. Ook heeft verdachte zijn ex-vriendin met de dood bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Vanwege het zeer gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde en omdat de verdachte niet mee wil werken aan een behandeling veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf van 9 jaar. Daarnaast legt de rechtbank de maatregel van TBS met dwangverpleging op.
Partij(en)
Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/710635-12 en 08/710512-12 (tul)
Datum vonnis: 12 februari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB Zwolle te Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 januari 2013, 9 april 2013, 3 juli 2013, 13 september 2013, 6 december 2013 en
29 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 oktober 2012 te Hengelo (O):
feit 1 (primair) al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
feit 1 (subsidiair) al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer];
feit 1 (meer subsidiair) al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer];
feit 2 [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer] (ex-partner) van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (of meer) mes(sen), althans met (een) scherp(e) voorwerp(en) in het gezicht en/of de hals en/of de arm(en) en/of de buik en/althans (elders) in het hoofd en/of het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
aan een vrouw, genaamd [slachtoffer] (ex-partner), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een of meer steekverwondingen in de buik- en/of halsstreek), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een (of meer) mes(sen), althans met (een) scherp(e) voorwerp(en) in het gezicht en/of de hals en/of de arm(en) en/of de buik en/althans (elders) in het hoofd en/of lichaam te steken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een vrouw genaamd [slachtoffer] (ex-partner), opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (of meer) mes(sen), althans met (een) scherp(e) voorwerp(en) in het gezicht en/of de hals en/of de arm(en) en/of de buik en/althans (elders) in het hoofd en/of lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland een vrouw, genaamd [slachtoffer] (ex-partner) (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/althans (telkens) met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend:
-aan de ouder(s) van die [slachtoffer] een (of meer) SMS bericht(en) toegezonden met in die/dat bericht(en) de tekst/woord(en) -zakelijk weergegeven- dat verdachte die [slachtoffer] wilde vermoorden/dood maken, en/althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
-aan (de kinderen van) die [slachtoffer] een of meer brief/ven bestemd voor die [slachtoffer] (mee) gegeven met in die/dat brief/ven de tekst/woord(en) -zakelijk weergegeven- dat verdachte die [slachtoffer] wilde vermoorden/dood maken, en/althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke bedreiging(en) (telkens) via die ouder(s) en/of die kinderen ter kennis van die [slachtoffer] is/zijn gekomen.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter zake van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot moord en ter zake van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging).
De officier van justitie heeft, voor het geval de TBS-maatregel niet door de rechtbank wordt opgelegd, subsidiair gevorderd dat verdachte ter zake van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot moord en de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De vordering van [slachtoffer] dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 8.052,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (Sr).
De officier van justitie verzoekt voorts de vordering tot tenuitvoerlegging, van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, toe te wijzen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Feit 1
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot moord op [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier acht bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad aan de zijde van verdachte. Daarnaast had verdachte opzet op het doden van het slachtoffer. De officier van justitie heeft zijn standpunt gebaseerd op de verklaring van aangeefster, de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], de geneeskundige verklaring betreffende de letsels bij [slachtoffer] en de rapportage DNA onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waaruit blijkt dat er bloedsporen van [slachtoffer] zijn aangetroffen op de jas en de rechterschoen van verdachte.
Feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de als feit 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zijn standpunt gebaseerd op de verklaring van aangeefster, de getuigenverklaring van [getuige 6] en [getuige 2], een proces-verbaal van bevindingen, de handgeschreven “dreigbrief” en op het rapport “vergelijkend handschriftonderzoek” van het NFI.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen vaststellen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 1 in alle ten laste gelegde varianten.
In de tweede plaats heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat aan de zijde van verdachte (voorwaardelijk) opzet was op het overlijden van [slachtoffer]. Ook om deze reden zou vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde moeten volgen.
In de derde plaats heeft de raadsman bepleit dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de aard van het letsel van [slachtoffer] om te kunnen concluderen dat sprake is van zware mishandeling. Van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde dient (ook) om die reden vrijspraak te volgen.
In de vierde plaats heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde voorbedachte rade, zodat hij in ieder geval moet worden vrijgesproken van dit bestanddeel zoals opgenomen in het sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van feit 2, zodat verdachte van dit feit vrijgesproken moet worden.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op grond van de in de bijlage te noemen bewijsmiddelen, die zich in het onderhavige strafdossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting, de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Feit 1
Verdachte is op 24 oktober 2012 in de ochtend in vrijheid gesteld. Hij is tot dat moment gedetineerd in het huis van bewaring te Almelo uit hoofde van een vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 17 oktober 2012, waarbij verdachte werd veroordeeld voor onder meer belaging en bedreiging van [slachtoffer] tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd aan verdachte als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] opgelegd. Verdachte stuurt de dag na van zijn vrijlating rond 12:00 uur een aantal sms-berichten naar de stiefvader van [slachtoffer], die op dat moment in verband met vakantie in Spanje verblijft. In deze berichten schrijft verdachte onder andere: “die vieze hoer, bestel maar een kist voor je dochter, ik vermoord haar wel en jij komt er vandaag wel achter of een andere keer. Ik draai helemaal door. Ik ga zo aan de deur, jij verliest je dochter”.
Verdachte en [slachtoffer] hebben samen twee jonge kinderen. Op de dag van zijn vrijlating heeft verdachte een omgangscontact met zijn kinderen in de woning van verdachte’s moeder. Na afloop brengt taxichauffeur [getuige 1] de kinderen, onder begeleiding van een zusje van verdachte, genaamd [zus verdachte], om 18:40 uur weer naar hun moeder, [slachtoffer]. [slachtoffer] woont aan de [adres] te [woonplaats]. Na terugkomst van de kinderen krijgt [slachtoffer] een dreigbrief geschreven door verdachte onder ogen waarin zij wordt bedreigd met de dood. In de brief staat onder meer de volgende tekst: “Dan ga jij snel dood en dit keer maak ik de klus af maak mij niet gek [naam 1] iedereen weet dat ik jou snel wil afmaken, geef mij geen reden om jou te vermoorden”. Op 24 oktober 2012 verblijft een vriendin van [slachtoffer], getuige [getuige 2], ook in de woning van [slachtoffer]. Zij heeft de sms-berichten en dreigbrief gelezen.
Op 24 oktober 2012 omstreeks 19:50 uur krijgt taxichauffeur [getuige 1] de melding om naar een kapper aan de [straat 1] in Hengelo te gaan om daar verdachte op te halen. Verdachte geeft te kennen even naar de [straat 2] te moeten. Het valt getuige [getuige 1] op dat verdachte tijdens de rit helemaal gestresst is. Verdachte vraagt getuige harder en harder te rijden en om auto’s in te halen. Verdachte is volgens getuige helemaal hyper. Getuige stopt op verzoek van verdachte op de kopse kant van de [straat 2], nabij de [straat 3], ter hoogte van de flat gelegen aan de [straat 2]. Dit is de straat en de flat waar [slachtoffer] op nummer [huisnummer] woont. Verdachte vraagt [getuige 1] even te wachten en loopt in de richting de woning van [slachtoffer].
Op dat moment is [slachtoffer] samen met haar kinderen en [getuige 2] in [slachtoffers] woning. Omstreeks 20:15 uur wordt daar aangebeld. Verdachte staat voor de deur van de woning van [slachtoffer]. Op het moment dat [slachtoffer] dat ziet, zegt zij tegen [getuige 2] dat zij met de kinderen naar de kinderkamer moet gaan. [getuige 2] doet dit. [slachtoffer] zegt tegen verdachte dat hij weg moet gaan. Via het raam in de slaapkamer komt verdachte de woning binnen. Verdachte heeft een mes in zijn handen. Hij begint gelijk te schelden tegen [slachtoffer] en roept: “kankerhoer, ik maak je dood, je hebt mijn leven kapot gemaakt”. Verdachte steekt [slachtoffer] met het mes, meerdere keren, in haar nek. Verdachte pakt [slachtoffer] bij de haren en trekt haar mee naar de keuken. Verdachte pakt uit de keukenlade een keukenmes. Hij steekt [slachtoffer] met het keukenmes, meerdere keren in haar buik, achter het linkeroor, in de linkerzijde van het gezicht en in de linker elleboog. Het mes breekt af op het moment dat verdachte het mes in haar linkerarm steekt. Nadat het keukenmes is afgebroken loopt verdachte opnieuw naar de messenla van de keuken. Op dat moment kan [slachtoffer] wegrennen. Zij loopt naar de voordeur en kan, nadat ze de knip van de voordeur heeft opengemaakt, naar buiten. [slachtoffer] rent vervolgens naar de buurvrouw van nummer [huisnummer]. De buurvrouw ziet [slachtoffer] bebloed voor de deur staan en hoort haar zeggen “mijn ex-man heeft mij gestoken”.
Verdachte verlaat aan de achterzijde de woning en komt terug bij de taxi. Dit is ongeveer vijf minuten nadat hij zich heeft laten afzetten door de taxichauffeur, tevens getuige, [getuige 1]. Verdachte vraagt getuige [getuige 1] hem naar het winkelcentrum [winkelcentrum] te brengen. De getuige voldoet aan dit verzoek.
In de tussentijd, rond 20:18 uur, komt bij de hulpdiensten de melding binnen van de steekpartij. Verbalisanten gaan ter plaatse en treffen daar een hevig bloedende [slachtoffer] aan. [slachtoffer] wordt met spoed per ambulance overgebracht naar het MST te Enschede. Daar blijkt dat zij elf snij/steekwonden heeft in haar buikstreek, in haar linker arm, in haar hals, in het gezicht en op het hoofd, toegebracht met twee verschillende messen. Haar nier, lever en een rib zijn geraakt. [slachtoffer] wordt geopereerd en in coma gehouden in verband met het opgelopen letsel. Er zijn foto’s van het geconstateerde letsel gemaakt.
Verdachte komt die avond rond 22.30 uur aan bij zijn stiefmoeder, [getuige 10], en vraagt of hij daar mag slapen. Stiefmoeder weigert dit waarop verdachte vraagt naar zijn halfzusje [getuige 4]. Stiefmoeder belt [getuige 4], waarop deze tegen 23.00 uur arriveert in de woning. Verdachte vraagt of hij bij [getuige 4] mag slapen, zij vindt dit goed en neemt verdachte mee naar haar huis. Daar aangekomen vertelt verdachte haar het volgende: “ik heb haar vermoord, ze is dood, ik heb haar gestoken”. De dag daarna, op 25 augustus 2012, vertrekken verdachte en [getuige 4] naar [getuige 3]. Daar arriveren ze aan het begin van de middag. Verdachte huilt en vertelt dat hij ruzie heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij haar gestoken heeft. Verdachte, [getuige 4] en [getuige 3] vertrekken vervolgens naar [getuige 5], een andere halfzus van verdachte, tevens (half)zus van [getuige 4] en [getuige 3]. Ook daar zegt verdachte dat hij zijn vrouw heeft gestoken, in haar buik en in haar nek. In de avond van 25 augustus 2012 brengen de zussen verdachte naar getuige [getuige 7], een ex-vriendin van verdachte. Verdachte wordt daar aangehouden.
Op 25 oktober 2012 heeft verdachte met zijn moeder gebeld. In dat gesprek zegt verdachte: “Ik ga me niet aangeven hoor. Ik ga dinges doen tot ik haar dood heb gemaakt”.
Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat op de rechterschoen en de jas van verdachte bloed van [slachtoffer] is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die op 24 oktober 2012 [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken.
Opzet op het toebrengen van dodelijk letsel
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handelen de opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft met twee verschillende messen elf keer in het gezicht, in de hals, in de arm, in de buik en romp van [slachtoffer] gestoken.
Door deze steken zijn vitale organen van [slachtoffer] geraakt. Uit de zich in het dossier bevindende letselbeschrijvingen blijkt dat met kracht is gestoken. Een uitgebreide operatie, het in comateuze toestand houden en een verpleging van meerdere dagen op de intensive care, bleken noodzakelijk. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte als een razende tekeer is gegaan en volstrekt willekeurig met twee messen op aangeefster heeft ingestoken. Daarmee was het risico op het toebrengen op fataal letsel bijzonder groot. Dit in samenhang met de overige bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de genoemde medische informatie, leidt tot het oordeel dat het handelen en de opzet van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op het doden van [slachtoffer]. De bedreigingen van verdachte kort voorafgaand aan het toebrengen van deze messteken bevestigen deze opzet nog eens extra.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen/genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank zal de feiten en omstandigheden vaststellen die voor een beoordeling van dit vereiste relevant zijn.
Verdachte heeft zich voorafgaand aan dit geweldsfeit schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van [slachtoffer]. Hij is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf. Op
24 oktober 2012 komt hij vrij. Diezelfde ochtend stuurt hij aan de stiefvader van [slachtoffer] sms-berichten waarin hij dreigt [slachtoffer] te zullen vermoorden. Diezelfde dag doet hij bovendien aan [slachtoffer] een aan haar gerichte brief toekomen waarin hij dreigt haar te zullen vermoorden. Verdachte laat zich die de bewuste avond met een taxi naar de woning van [slachtoffer] vervoeren. Hij dringt daar aangekomen haar woning binnen en bevindt zich dan in de hal. Hij heeft dan al een mes bij zich. In de hal steekt hij het slachtoffer meteen na binnenkomst drie keer in haar nek. [slachtoffer] bloed dan al hevig. Verdachte pakt [slachtoffer] bij de haren vast en trekt haar mee naar de keuken. Verdachte pakt in de keuken een mes uit de keukenlade en steekt [slachtoffer] vervolgens meerdere keren in de buik, het oor, het gezicht en in de arm. Als verdachte [slachtoffer] in de arm steekt, breekt het mes af. Verdachte loopt hierop opnieuw naar de messenla van de keuken kennelijk met het voornemen om een nieuw mes te pakken. Op dat moment kan [slachtoffer] wegvluchten.
Op grond van vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, met de vooropgezette bedoeling om [slachtoffer] van het leven te beroven, naar haar woning heeft begeven. De geweldsexplosie die in de woning plaatsvond was gericht op het doden van [slachtoffer]. Zowel voorafgaand als gedurende de steekpartij heeft verdachte op meerdere momenten gelegenheid gehad om zich te beraden over de verdere uitvoering van zijn gewelddadige handelingen en ook om deze te staken. Dit heeft hij echter niet gedaan. Aan het geweld is een einde gekomen doordat [slachtoffer] heeft weten te vluchten. De omschreven handelingen van verdachte duiden op een vooropgezet plan, waarbinnen zich een aaneenschakeling van keuzemomenten heeft voorgedaan. Dat deze momenten elkaar relatief snel hebben opgevolgd, doet aan de bewustheid van die keuzes niet af. Verdachte heeft meermalen de gelegenheid gehad zich te beraden op het te nemen en/of door hem genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de eventuele gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Conclusie
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair in de eerste plaats, poging tot moord, wettig en overtuigen bewezen is.
Feit 2
De stiefvader van [slachtoffer] heeft op 24 oktober 2012 aangifte gedaan tegen verdachte van bedreiging van [slachtoffer]. De sms-berichten, waarin de bedreigingen zijn vervat, zijn gevoegd in het procesdossier. Op 29 oktober 2012 heeft ook [slachtoffer] aangifte tegen verdachte gedaan van bedreiging. Ook de getuige [getuige 2] heeft de sms-berichten en dreigbrief gelezen. [slachtoffer] heeft de brief naast de kookplaat neergelegd in haar woning. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten op 25 oktober 2012 de dreigbrief hebben gevonden naast de kookplaat. Een kopie van de dreigbrief is gevoegd in het procesdossier. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat aan de verbalisanten een wenskaart is overhandigd, die door verdachte is geschreven, zodat het Nederlands Forensisch Instituut een vergelijkend handschriftonderzoek kon uitvoeren. Uit dit NFI-rapport blijkt dat de dreigbrief door dezelfde persoon is geschreven als de tekst op de wenskaart.
De rechtbank is op basis van deze bewijsmiddelen tot het oordeel gekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer], meermalen gepleegd op 24 oktober 2012, zoals onder 2 tenlastegelegd.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 primair in de eerste plaats en feit 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een vrouw, genaamd
[slachtoffer] (ex-partner) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, met messen, in het gezicht en de hals en de arm en de buik en elders in het hoofd en het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 oktober 2012 in de gemeente Hengelo (O) een vrouw, genaamd [slachtoffer] (ex-partner) meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend:
-aan de ouders van die [slachtoffer] sms-berichten toegezonden met in die berichten de tekst
-zakelijk weergegeven- dat verdachte die [slachtoffer] wilde vermoorden/dood maken, en
-een brief bestemd voor die [slachtoffer] meegegeven met in die brief de tekst -zakelijk weergegeven- dat verdachte die [slachtoffer] wilde vermoorden/dood maken, welke bedreigingen ter kennis van die [slachtoffer] zijn gekomen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair in de eerste plaats en onder feit 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 57, 285 en 289 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair in de eerste plaats
het misdrijf: poging tot moord;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op basis van de zich in het dossier bevindende rapporten over verdachte primair geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Nu blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte bovendien sprake is van gevaar voor herhaling, is TBS met dwangverpleging de aangewezen maatregel. Naast oplegging van deze maatregel heeft de officier van justitie oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren gevorderd, met aftrek van het voorarrest.
Voor het geval de rechtbank niet tot oplegging van de gevorderde maatregel komt, acht de officier van justitie oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren op zijn plaats, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is naar voren gebracht dat er geen sprake kan zijn van oplegging van een straf of maatregel nu verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 24 oktober 2012 is verdachte na twee maanden detentie vrijgekomen uit het huis van bewaring te Almelo. Op 24 oktober 2012 heeft verdachte de (stief)vader van [slachtoffer] sms-berichten gestuurd waarin hij [slachtoffer] met de dood bedreigd. Ook heeft verdachte aan [slachtoffer] een dreigbrief gestuurd, waarin verdachte schrijft dat hij [slachtoffer] gaat vermoorden.
Later op die dag is verdachte, in weerwil van een hem door de rechter opgelegd contactverbod, de woning van die [slachtoffer] binnengedrongen en heeft hij, terwijl hij wist dat zijn kinderen daar ook aanwezig waren, zijn ex-partner geprobeerd van het leven te beroven door haar met twee verschillende messen in totaal elf keer te steken.
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij al langere tijd in angst leefde voor verdachte. [slachtoffer] wordt dagelijks door de littekens geconfronteerd met wat verdachte haar heeft aangedaan. Door de littekens in de hals en het gezicht voelt [slachtoffer] zich verminkt. De littekens op haar buik zijn zo groot en ernstig dat [slachtoffer] zich schaamt voor haar lichaam. Het ergste vindt [slachtoffer] dat verdachte bewust naar de woning toe is gegaan om haar met een mes neer te steken terwijl hij wist dat zijn kinderen thuis waren. [slachtoffer] beschrijft dat haar kinderen nog iedere dag angstig zijn. [slachtoffer] heeft angst voor de dag dat verdachte vrijkomt omdat ze bang is dat hij dan zijn karwei komt afmaken, zoals hij heeft aangekondigd. Het is in haar beleving dan ook nog niet afgelopen, maar uitstel van executie.
Door zijn handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer niet om het leven is gekomen, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Deze poging tot moord is een zeer ernstig feit dat grote gevolgen heeft voor het verdere leven van het slachtoffer en de kinderen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Als uitgangspunt voor de strafoplegging bij een poging tot moord zoekt de rechtbank aansluiting bij de straffen die plegen te worden opgelegd bij dit soort feiten.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte eerder wegens geweldsdelicten is veroordeeld en dat sprake is van speciale recidive waar het gaat om geweld in de partnerrelatie.
Voor wat betreft de eis van de officier tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank zal thans ingaan op de vraag of bij verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en zo ja, of er redenen zijn op grond waarvan de door de officier van justitie gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd.
Verdachte heeft vanaf zijn aanhouding geweigerd medewerking te verlenen aan gedragskundig onderzoek met betrekking tot de thans bewezenverklaarde feiten. Dit blijkt uit het pro justitia rapport, locatie Pieter Baan Centrum, opgemaakt op 28 maart 2013, door de psychiater E.A. Beld en door de psycholoog S. Labrijn. Beide deskundigen hebben gerapporteerd dat verdachte medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd.
Vooropgesteld moet worden dat in het kader van de vraag of een last tot terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 37a Sr moet worden gegeven, het aan de rechter is die over de feiten oordeelt om vast te stellen of bij de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechter laat zich daartoe ingevolge artikel 37a, derde lid, Sr waarin artikel 37, tweede lid, Sr van overeenkomstige toepassing is verklaard, een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines – waaronder een psychiater – die de betrokkene hebben onderzocht. De rechter heeft een eigen verantwoordelijkheid waar het betreft de vaststelling of bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechter is daarbij niet gebonden aan de door deskundigen ingevolge artikel 37, tweede lid, Sr uitgebrachte adviezen. Zonder vaststelling dat verdachte ten tijde van de feiten lijdende was aan gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijner geestvermogens ten tijde van de gepleegde feiten, kan geen terbeschikkingstelling worden opgelegd. Indien sprake is van een weigerende observandus, zoals in de onderhavige zaak, is ingevolge artikel 37a, derde lid Sr, waarbij bepaald is dat artikel 37, derde lid, Sr van overeenkomstige toepassing is, oplegging van TBS ook mogelijk zonder het in artikel 37, tweede lid, Sr bedoelde multidisciplinaire deskundigenadvies. De rechtbank zal zich in dat geval in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechtbank haar eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor zover de wet haar daartoe de ruimte geeft.
Voor de beantwoording van de vraag of bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten al dan niet een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, acht de rechtbank de volgende rapporten, over verdachte en de daaraan ontleende, hieronder zakelijk weergegeven, overwegingen en conclusies van belang:
- een persoonlijkheidsonderzoek van Forensisch Centrum Teylingereind, van 5 april 2000, opgemaakt door drs. C. Mos, orthopedagoog, dr. M. Meijer, kinder- en jeugdpsychiater en door drs. L.M. Dijkman, hoofd strafbureau, te Sassenheim, waaruit onder meer het navolgende blijkt:
“Betrokkene werd op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] geboren. Betrokkene bezocht aanvankelijk een reguliere basisschool, maar werd naar een school voor moeilijk lerende kinderen [school] overgeplaatst. Betrokkene ging niet graag naar school en vocht geregeld met andere kinderen. Betrokkene spijbelde veel. Volgens de moeder van betrokkene riep de zwangerschap van haar jongste kind veel agressie en woede op bij betrokkene. Hij zou zijn moeder geprobeerd hebben in de buik te trappen en bedreigde haar met de dood. Op 7-jarige leeftijd (1990 /1991) werd betrokkene uit huis geplaatst nadat moeder om hulp had gevraagd wegens betrokkene’s drukke en moeilijk hanteerbare gedrag. Nadat hij thuis teruggekeerd was, ging het redelijk goed tot zijn 10e jaar. Hierna luisterde hij niet meer naar zijn moeder. Tot zijn 13e jaar (1996) bleef betrokkene volgens moeder in de buurt, daarna ging hij steeds verder van huis weg. Op 7 januari 1997 pleegde betrokkene (13 jaar) in Hengelo een openlijk geweldpleging tegen goederen. Op 3 september 1997 werd betrokkene bij beschikking van de kinderrechter te Almelo onder toezicht gesteld (ots). Op 3 oktober 1997 maakte betrokkene zich in Hengelo schuldig aan bedreiging en mishandeling. Het slachtoffer, een leerkracht van betrokkene, verklaarde bij de politie in het proces-verbaal dat hij door betrokkene mishandeld was en door hem bedreigd was met de dood. Op 12 november 1997 pleegde hij in Hengelo een openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel tot gevolg, en tegen goederen. Betrokkene werd voor deze feiten veroordeeld.
Op 19 augustus 1998 werd de ots van betrokkene met ingang van 3 september 1998 met een jaar verlengd.
Op 29 januari 1999 werd bij beschikking van de rechtbank Almelo een machtiging verleend tot plaatsing in een residentiële jeugdhulpverleningsinstelling. Op 15 maart 1999 werd betrokkene geplaatst op De Beele, een orthopedagogisch behandelcentrum voor jongeren. Op 21 juli 1999 werd door de Stichting Jeugd en Gezin Overijssel een verzoekschrift machtiging gesloten plaatsing en machtiging gesloten crisisplaatsing ingediend. In het verzoekschrift stond onder andere dat betrokkene meerdere keren wegliep bij De Beele waarna hij door de politie werd aangehouden. Betrokkene weigerde mee te werken aan behandeling.
Betrokkene werd bij De Beele uitgeschreven en zij hadden, gedurende drie weken, een crisisplaats op Groot Emaus geregeld. Betrokkene was aangemeld voor een gesloten groep bij deze instelling. Op 9 september 1999 werd de Raad door betrokkene’s gezinsvoogd telefonisch benaderd waarin deze melding maakte van het feit dat hij betrokkene al twee keer onder politiebegeleiding naar Groot Emaus had laten brengen en dat betrokkene op dat moment weer was weggelopen.
Op 22 oktober 1999 werd betrokkene in Forensisch Centrum Teylingereind in Sassenheim geplaatst.”
En verder:
“In 2000 werd een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd door de medewerkers van Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, waar betrokkene met een ondertoezichtstelling was opgenomen op 22 oktober 1999. De rapporteurs concluderen in hun rapport, het volgende:
Betrokkene is een 16-jarige jongen van Turkse afkomst. Uit een in 2000 afgenomen testpsychologisch onderzoek werd het performale IQ geschat op 88, dit is een beneden gemiddeld niveau. De intelligentie van betrokkene werd als ‘laag’ geschat. Zijn ontwikkeling wordt gekenmerkt door zwakbegaafdheid wat betreft de cognitieve ontwikkeling. Als gevolg van zijn zwakbegaafde cognitieve mogelijkheden is er sprake van weinig zelfinzicht, weinig reflectie en overziet hij niet de gevolgen van zijn eigen gedrag.
Gedragsmatig valt uit de anamnese een groot aantal oppositionele en antisociale gedragingen af te leiden, zoals opstandig en driftig gedrag, prikkelbaarheid, vechten en intimideren, liegen, weglopen, spijbelen, regelmatige politiecontacten en ook het afdwingen van seksueel contact wordt in de rapportage genoemd. Er is sprake van een antisociale gedragsstoornis die in zijn uitingsvormen ernstiger wordt. Er lijkt sprake van een persoonlijkheidsstoornis in wording.
Betrokkene gaat op een primitieve wijze, namelijk egocentrisch, relaties aan. Wanneer hij zijn vader en moeder moet beschrijven doet hij dit geheel in termen van wat zij voor hem doen. Het lijkt of het enige wat er voor betrokkene toe doet is: zijn verlangens en behoeften. Frustratie van zijn verlangens wordt niet getolereerd; het geeft onlust. Daarin kan hij dwingend en manipulerend overkomen. Er is sprake van een sterke afweer: hij doet van alles om het beeld van zichzelf heel en mooi te houden, waarbij hij zichzelf overschat: op een dwingende manier probeert hij zijn al machtsgevoelens en -fantasieën in stand te houden. De prijs die hij daarvoor betaalt is wel isolement, een duidelijke realiteitsvertekening en wisselende stemmingen van extreme kleinheid en extreme grootheid. Negatieve eigenschappen en feiten worden geloochend. Betrokkene vertoont vele trekken van een verwend kind: enerzijds moet er direct voldaan worden aan zijn wensen en behoeften en kan hij hierin eisend en dwingend, soms manipulerend overkomen, anderzijds reageert hij sterk en soms agressief bij frustraties. De egofuncties, dat deel van de persoonlijkheid dat de persoon in staat stelt om met de realiteit van alledag om te gaan, is zwak ontwikkeld. Angst en depressieve gevoelens worden afgeweerd, maar spelen op de achtergrond wel degelijk een rol.
De prognose van zijn ontwikkeling is uiterst somber, wanneer betrokkene niet de duidelijkheid en structuur aangeboden krijgt die hij behoeft. Een terugplaatsing bij moeder is niet mogelijk, maar dient ook afgeraden te worden gezien de forse gedragsproblematiek. Een plaatsing bij vader dient in het geheel niet overwogen te worden. Bij reguliere hulpverleningsinstellingen zal betrokkene zeker weg gaan lopen. Een plaatsing in een instelling als Teylingereind, Den Engh of Rentray in het kader van de ots-maatregel, met een machtiging gesloten plaatsing is daarom noodzakelijk."
- de rapportage pro justitia van 2 april 2004, opgemaakt door D.F.J. Hoekstra, arts-gedragsdeskundige:
“Op 12 oktober 2001 op 18-jarige leeftijd verliet betrokkene Teylingereind. Op
12 januari 2002 maakte betrokkene zich in Enschede schuldig aan het binnendringen van een woning, vernieling en bedreiging van zijn toenmalige vriendin [getuige 7]. Op
11 januari 20012 had [getuige 7] de relatie beëindigd. Op 12 januari 2002 was betrokkene bij haar aan de deur verschenen. Hij had de deur ingetrapt en een ruit vernield en was haar woning binnengedrongen. Hij had haar bedreigd met onder andere de woorden: “Ik maak jou kapot net zoals je mij kapot hebt gemaakt”. Het slachtoffer verklaarde dat betrokkene erg jaloers zou zijn geweest.
Op 2 maart 2002 deed [getuige 7] aangifte tegen betrokkene wegens diefstal, vernieling, mishandeling en bedreiging. Ze verklaarde bij de politie dat betrokkene die dag een steen door de ruit van haar woonkamer had gegooid en een deur had ingetrapt. Hij was hierna haar woning binnengedrongen, had haar vastgegrepen en op de grond gegooid. Hij zou boven op haar zijn gaan zitten en haar mond hebben dichtgedrukt en gedreigd hebben haar te vermoorden. Op 5 maart 2002 werd door [getuige 7] bij de politie aangifte gedaan wegens vernieling door betrokkene.
Op 30 juni 2002 trad betrokkene in Turkije in het huwelijk met [naam 2].
Op 8 januari 2003 pleegde betrokkene een poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade, en maakte hij zich schuldig aan het bezit van harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen.”
En verder:
“Op 21 februari 2004 werd betrokkene verdacht van poging tot zware mishandeling van zijn ex-vriendin, [getuige 7], door haar tegen het hoofd te schoppen, met zijn vuist te slaan en aan de haren te trekken. Het misdrijf werd niet voltooid. Ook zou hij haar hebben bedreigd door tegen de buren te vertellen dat hij haar dood zou maken. In maart 2004 zou hij een andere ex-vriendin, genaamd [naam 3], met de dood en mishandeling hebben bedreigd.
Volgens de deskundige Hoekstra was betrokkene opgegroeid in verre van optimale omstandigheden; naar alle waarschijnlijkheid waren er min of meer grove pedagogische en affectieve tekortkomingen binnen het gezin van herkomst. Er werd geconcludeerd dat betrokkene een 20-jarige jongeman van Turkse origine was, die een niet al te intelligente indruk maakte. Verder genoot hij een zogenaamde Wajong-uitkering, wat mogelijk een rem kon leggen op het vinden en in stand houden van zinvolle dagvulling in de vrije maatschappij. Wellicht zou het mogelijk zijn om hem weer arbeidsgeschikt bevonden te krijgen, of hem in aanmerking te laten komen voor een sociale werkvoorziening. Wat betreft de ten laste gelegde feiten stelde betrokkene zich op als min of meer ontkennende verdachte. Daarom onthield de rapporteur Hoekstra zich in 2004 van het geven van een antwoord op de vraag naar zijn toerekeningsvatbaarheid dienaangaande.
Hoekstra schreef: "Bij de heer [verdachte] is sprake van een licht subnormale intelligentie en van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling ten gevolge van ernstige pedagogische en affectieve tekortkomingen in het gezin van herkomst."
- het pro justitia rapport, locatie Pieter Baan Centrum, opgemaakt op 28 maart 2013 door de psychiater E.A. Beld en door de psycholoog S. Labrijn:
“Op 14 maart 2007 kreeg de politie Twente een melding van [naam 4], ex-vriendin van betrokkene, dat betrokkene haar bedreigd had. Ze wilde geen aangifte doen, volgens haar verklaring omdat ze bang voor hem was.
In maart 2007 kreeg betrokkene een relatie met [slachtoffer]. Op 25 december 2008 werd uit die relatie een zoon [zoon] geboren.
Op 16 mei 2009 maakte betrokkene zich in Almelo schuldig aan tweemaal een poging tot zware mishandeling (het slachtoffer was een politieambtenaar), doorrijden na een aanrijding, niet voldoen aan een vordering door een ambtenaar en rijden zonder rijbewijs (vijf feiten), waarvoor hij later werd veroordeeld. Naar aanleiding van deze feiten werd onderstaand reclasseringsrapport opgesteld.
Op 28 mei 2010 werd uit betrokkene’s relatie met [slachtoffer] hun dochter [dochter] geboren.”
- het reclasseringsadvies, opgemaakt op 7 juni 2010 door reclasseringswerker
L.B.J. van der Kolk:
“Uit de rapportage blijkt dat betrokkene een zwaar verleden met zich meedraagt van huiselijk geweld (vader ten opzichte van moeder), grove affectieve en pedagogische verwaarlozing, internaatplaatsingen en een ondertoezichtstelling. Betrokkene is een man met beperkte verstandelijke vermogens. Hij heeft altijd al moeite gehad om zijn beperkingen te accepteren.”
- het pro justitia rapport, locatie Pieter Baan Centrum, opgemaakt op 28 maart 2013 door de psychiater E.A. Beld en door de psycholoog S. Labrijn:
“Uit ontvangen politiemutaties van de politie Twente blijkt dat in de periode van
3 maart 2011 tot en met 19 januari 2012, de politie een achttal meldingen ontving die betrekking hadden op ruzie en bedreiging van betrokkene naar zijn vriendin [slachtoffer].
Op 13 december 2011 kreeg de politie een melding van [slachtoffer] dat betrokkene haar bedreigd had. Toen de politie ter plaatse kwam vertelde [slachtoffer] dat betrokkene, toen ze met haar moeder thuiskwam, bij haar voor de deur stond. Betrokkene zou gezegd hebben dat hij de kinderen wilde en had gedreigd haar te vermoorden.
Van 7 maart 2012 tot 26 april 2012 was betrokkene gedetineerd in PI Hoogeveen. In de periode van 11 augustus 2012 tot en met 24 augustus 2012 maakte betrokkene zich schuldig aan belaging en bedreiging van zijn ex-partner [slachtoffer] (huiselijk geweld, twee feiten) en vernieling van auto's.
Uit ontvangen politiemutaties van de politie Twente blijkt dat in de periode van
14 augustus 2012 tot en met 16 oktober 2012 een zestal meldingen werd ontvangen over betrokkene die betrekking hadden op bedreigingen naar zijn ex-vriendin [slachtoffer].
Op 21 augustus 2012 kreeg de politie een melding van [slachtoffer] dat betrokkene haar bedreigd zou hebben. Toen de politie ter plaatse kwam vertelde ze dat betrokkene zonder haar toestemming de kinderen van het dagverblijf had opgehaald. Op 24 augustus 2012 ontving de politie een melding van [slachtoffer] dat betrokkene haar bedreigd had. Na zijn aanhouding op 24 augustus 2012 werd betrokkene op 28 augustus 2012 preventief gehecht in PI De Karelskamp te Almelo.
Op 19 september 2012 ontving de politie een melding van kinderdagverblijf '[kinderdagverblijf]', waar de kinderen van betrokkene verbleven, dat betrokkene die dag het kinderdagverblijf gebeld had dat hij vrij zou komen en dat hij verhaal zou komen halen.
Op 17 oktober 2012 werd betrokkene door de politierechter Almelo wegens voornoemde feiten veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens kreeg betrokkene gedurende de proeftijd een contactverbod opgelegd met zijn ex-vriendin [slachtoffer]”.
- het reclasseringsadvies, opgemaakt op 17 oktober 2012 door reclasseringswerker
W. Hutten:
“Uit het reclasseringsrapport blijkt dat betrokkene wordt verdacht van huiselijk geweld, namelijk belaging, bedreiging en vernieling gepleegd in de periode gelegen tussen
11 augustus 2012 en 24 augustus 2012. Betrokkene zou volgens de aangifte zijn ex-partner [slachtoffer] diverse malen hebben bestookt met bedreigende SMS-berichten. Voorts zou hij haar hebben opgezocht op het werk waarbij hij haar bedreigd zou hebben met de woorden: “Maak geen lawaai. Ik schiet je hier neer. Ik heb een wapen in mijn tasje”.
In het reclasseringsadvies staat dat betrokkene tijdens de relatie met [slachtoffer] de nodige bedreigingen en beledigingen naar haar uitte. Hij maakte haar geregeld uit voor "hoer" en zei dat zij "zijn eer droeg en haar kapot zou maken". Als betrokkene drugs gebruikt kan zijn achterdocht extreme vormen aannemen. “Dan kan hij bij wijze van spreken in de koelkast zoeken naar andere mannen”. Aangeefster durfde bijvoorbeeld niet met betrokkene langs een bouwplaats te lopen, want dan kreeg ze nadien de wind van voren als er opmerkingen werden gemaakt. Of haar broek was te strak of haar haar te blond. Deze voorbeelden doen vermoeden dat betrokkene een obsessief en jaloers karakter heeft.
Voor de reclassering is het onduidelijk op welk verstandelijk niveau betrokkene functioneert, betrokkene maakt tijdens het onderzoeksgesprek op verstandelijk gebied een beneden gemiddelde indruk. De reclassering heeft na onderhavig onderzoek ernstige zorgen omtrent het psychisch functioneren van betrokkene, gezien de verschillende onwaarheden die hij verkondigt heeft tijdens het onderzoeksgesprek. De reclassering ziet zich voor de vraag gesteld waar deze houding van betrokkene aan ten grondslag ligt. Betrokkene lijkt een eigen werkelijkheid te creëren, niet in overeenstemming met de realiteit.”
- het pro justitia rapport, locatie Pieter Baan Centrum, opgemaakt op 28 maart 2013 door de psychiater E.A. Beld en door de psycholoog S. Labrijn:
“Op 24 oktober 2012 werd de preventieve hechtenis van betrokkene opgeheven en werd hij uit P.I. Almelo, HvB “De Karelskamp” ontslagen. Eveneens hebben op 24 oktober 2012 de ten laste gelegde feiten 1 en 2 plaats gevonden.
Betrokkene maakt een naïeve, zwakbegaafde indruk. Hij is in staat (instrumentaal) contact aan te gaan met anderen, waarbij er weinig sprake was van wederkerig, diepergaand contact met anderen.
Uit de voorgeschiedenis van betrokkene doet vermoeden dat er veel misstanden waren zoals huiselijk geweld, forse affectieve en pedagogische verwaarlozing en onmacht. Betrokkene is in verschillende internaten geplaatst en er was sprake van een ondertoezichtstelling. Als kind is hij mogelijk getuige geweest van huiselijk geweld. Een dergelijke achtergrond kan leiden tot scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling in het algemeen en hechtingsproblematiek in het bijzonder.
In het milieuonderzoek komen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik naar voren.
Concluderend kan worden gesteld dat het bovenstaande aanleiding geeft om te veronderstellen dat de gedragsproblematiek in betrokkene zijn kinderjaren zich in de volwassenheid heeft gecontinueerd.
Betrokkene is voor zover bekend niet eerder behandeld.”
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, als bedoeld in artikel 37a Sr. Uit de hiervoor geciteerde rapporten, waaruit blijkt van huiselijk geweld binnen het gezin van herkomst, affectieve verwaarlozing, pedagogische verwaarlozing, een internaatverleden, een breed scala aan justitiële documentatie, beginnend op 13 jarige leeftijd en waarbij de laatste jaren de nadruk ligt op (partner)geweldsdelicten variërend van belaging, bedreiging en daadwerkelijk fysiek geweld. Verder werd door deskundigen de diagnose zwakbegaafdheid gesteld, alsook de diagnose van een antisociale gedragsstoornis. Verdachte is nimmer voor de antisociale gedragsstoornis behandeld, zodat het ervoor moet worden gehouden dat deze nog steeds bestaat. Ten aanzien van de zwakbegaafdheid geldt dat daarvoor geen behandeling bestaat, zodat deze ook thans nog aanwezig is. De antisociale gedragsstoornis kwalificeert als ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van artikel 37a Sr en de zwakbegaafdheid kwalificeert als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Het thans bewezenverklaarde feit 1 betreft een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Het thans bewezenverklaarde feit 2 betreft een misdrijf als omschreven in art. 285, eerste lid Sr.
Op grond van de bovengenoemde rapportages, de ernst van de begane feiten, de justitiële documentatie van verdachte en het onderzoek ter terechtzitting schat de rechtbank de kans op recidive hoog in. Uit de justitiële documentatie en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte zoals weergegeven in de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC), komt een telkens terugkerend patroon naar voren. Keer op keer nadat zijn ex-vriendinnen de relatie hebben beëindigd, bedreigt verdachte zijn ex-vriendinnen met de dood. Daarnaast schuwt verdachte fysiek geweld niet. Verdachte wordt veroordeeld, maar begint toch weer opnieuw. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte zijn gedrag na enkele blote detentie dit keer wel zal aanpassen. Verdachte heeft zich consequent beroepen op zijn zwijgrecht en heeft geen enkele compassie getoond met het slachtoffer en zijn kinderen, wiens moeder hij heeft proberen te vermoorden. Hij is tot op heden nooit bereid geweest om mee te werken aan behandelingen en heeft de laatste jaren ook steeds medewerking aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek geweigerd.
Uit een hiervoor aangehaald tapgesprek blijkt dat verdachte aan zijn moeder te kennen geeft net zo lang te zullen doorgaan tot [slachtoffer] dood is. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte aan dit dreigement geen uitvoering zal geven en acht een gedwongen behandeling noodzakelijk teneinde het herhalingsgevaar af te wenden.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van goederen vereisen daarom dat aan verdachte naast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling van overheidswege opgelegd wordt, waartoe de rechtbank dan ook zal overgaan. Omdat verdachte tot op heden iedere medewerking aan onderzoek en behandeling heeft geweigerd, is de maatregel van TBS met dwangverpleging het enige geëigende middel.
In verband met de duur van de maatregel stelt de rechtbank vast dat sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt hebben voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoel in artikel 38e Sr.
De rechtbank is van oordeel dat naast deze maatregel een gevangenisstraf voor een langere duur dan die door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats is, gelet op het zeer gewelddadig karakter van feit 1 en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, zoals hiervoor weergegeven. Nu verdachte op geen enkele wijze wil meewerken aan een behandeling ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevangenisstraf met het oog op een eerdere start van de behandeling te bekorten.
9. De schade van benadeelden
9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], verblijvende op een geheim adres, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 8.052,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- -
broek met bloedvlekken € 40,00;
- -
shirt met bloedvlekken € 30,00;
- -
hair-extensions € 300,00;
- -
ziekenhuisopname € 182,00;
- -
immateriële schade € 7.500,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 8.052,00, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 zijn toegebracht.
10. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo van
17 oktober 2012, ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaardelijke straf ten uitvoer moet worden gelegd. Verdachte heeft immers een algemene voorwaarde overtreden, door opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 37a en 37b Sr.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair in de eerste plaats en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair in de eerste plaats en onder feit 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:feit 1 primair in de eerste plaats het misdrijf: poging tot moord; feit 2 het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- -
verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair in de eerste plaats en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) jaren;
- -
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- -
veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], verblijvende op een geheim adres van een bedrag van € 8.052,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2012;
- -
veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- -
legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.052,00 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 75 dagen zal worden toegepast;
- -
bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/710512-12
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo, te weten twee (2) maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05KL 2012107840. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Elk bewijsmiddel is ook in zijn onderdelen slechts gebruikt voor het bewijs waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], van 29 oktober 2012, in onderling verband en in samenhang bezien met het verhoor van aangeefster van 9 november 2012, pagina’s 49, 50, 51, 61 en 62, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op woensdag 24 oktober 2012, heeft mijn ex [verdachte], geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats], geprobeerd om mij te vermoorden. Mijn ex [verdachte] heeft mij, met twee (2) messen, opzettelijk en met kracht, meerdere keren, in mijn lichaam gestoken. Ik zal u hier nader over verklaren:
Op 24 oktober 2012, omstreeks 18:40 uur, kwamen mijn twee jongste kinderen, met de taxi thuis. Mijn twee jongste kinderen waren bij mijn ex [verdachte] en zijn moeder geweest. De moeder van [verdachte] woont aan het [adres] te [woonplaats]. Ik zag dat het zusje van mijn ex [verdachte], genaamd [zus verdachte], ook in deze taxi zat. Mijn twee jongste kinderen waren, volgens afspraak met Jeugdzorg, bij mijn ex [verdachte] en zijn moeder geweest. [verdachte] mag absoluut niet bij mij in de buurt komen en daarom worden de kinderen met de taxi gehaald en weer thuis gebracht. Toen de kinderen thuis kwamen kreeg ik een brief van mijn ex [verdachte]. Ik las dat ik in deze brief werd bedreigd met de dood. Nadat ik de brief had gelezen, vouwde ik de brief op en legde ik de brief op het aanrecht in de keuken.
Op woensdag 24 oktober 2012 hoorde ik de deurbel gaan. Ik liep naar de hal en zag door het raam, welke zich naast de voordeur van mijn woning bevind, dat mijn ex [verdachte] voor de voordeur stond. Op dat moment was een vriendin van mij, genaamd [getuige 2], en mijn twee jongste kinderen, bij mij in de woning. Toen ik mijn ex [verdachte] voor de voordeur zag staan, schreeuwde ik naar mijn vriendin [getuige 2], dat ze naar de kinderen moest gaan. Ik schreeuwde vervolgens naar mijn ex [verdachte]: "je moet weg gaan". Direct hierna hoorde ik een harde klap en zag ik dat [verdachte] in mijn slaapkamer stond. Ik stond nog in de hal.
Ik zag dat hij op dat moment al een mes in zijn hand had. Hij begon gelijk naar mij te schelden:"Kankerhoer, ik maak je dood, je hebt mijn leven kapot gemaakt". Het mes dat [verdachte] in zijn hand had was een klein ijzeren mes, een soort vleesmes. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij, opzettelijk en met kracht, met het mes, meerdere keren, in mijn nek stak. Ik voelde dat [verdachte], mij, drie (3) keer met het mes in mijn nek stak. Ik zag en voelde dat het bloed uit mijn nek stroomde. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn haren vastpakte en me in de richting van de keuken trok. Ik zag, dat [verdachte] een keukenmes uit de keukenlade pakte. Ik zag dat [verdachte] een keukenmes, met zwart handvat en zilvergekleurd, gekarteld, lemmet, uit de keukenlade pakte. Ik zag en voelde dat [verdachte], mij, opzettelijk en met kracht, met dit keukenmes, meerdere keren in mijn buik, achter mijn linkeroor, in de linkerzijde van mijn gezicht en in mijn linker-elleboog stak. Ik voelde heel veel pijn. Ik zag en voelde dat het mes, toen [verdachte] me in mijn linkerarm stak, afbrak. Nadat het keukenmes afbrak in mijn arm, zag ik dat [verdachte], opnieuw naar de messenla van mijn keuken liep om, vermoedelijk, een nieuw mes te pakken. Op dat moment kon ik wegrennen. Ik liep via de voordeur, waarvan ik de knip omhoog moest doen, naar buiten. Ik ben vervolgens naar de woning van een buurvrouw van nummer [huisnummer], [straat 2], gerend. Deze buurvrouw heeft mij geholpen. Ik werd overgebracht, met de ambulance, naar het ziekenhuis te Enschede. [verdachte] heeft mij in totaal elf (11) keer, opzettelijk en met kracht, met twee (2) verschillende messen, gestoken en hij heeft hierbij mijn nier, lever en een rib in de buik geraakt. Ik ben in het ziekenhuis geopereerd en behandeld. [verdachte] had niet het recht om mijn woning binnen te dringen en om mij, opzettelijk en met kracht, meerdere keren, elf (11) keer, te steken met twee (2) verschillende messen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een geschrift aangeduid als “geneeskundige verklaring” van aangever [slachtoffer] inclusief foto’s van het letsel, van 25 oktober 2012, pagina 70 t/m 76, inhoudende zakelijk weergegeven:
- -
hoekige snijwond in voorzijde linker oorschelp (ca. 2,5 x 1 cm);
- -
snijwond achterkant linker oorschelp tot in nek (ca. 6 cm);
- -
s-vormige snijwond onder linker oog (ca. 3,5 cm);
- -
s-vormige snijwond op gelaat een kraswond (ca. 7,5 cm);
- -
slingerende kras-/snijwond van onder rechter oor tot kin (ca. 6,5 resp. 1cm);
- -
snijwond hals halverwege onder linker kaaklijn (ca. 1,5 cm) ;
- kras-/snijwond in de breedte onder rechter borst (ca. 7 cm. resp. 2 cm) ;
- snijwond onder kras-/snijwond schuin naar beneden toe verlopend (ca. 2,5 cm) ;
- snijwond opzij onder linker ribbenboog (ca. 6,5 cm) ;
- snijwond verlopend over midden bovenbuik tot en met de navel (operatie);
- snijwond voor-/binnenzijde linker elleboog (ca. 2 x 1 cm);
- krasverwonding linker elleboog, wisselend van diepte (ca. 12 cm);
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], van 27 november 2012, pagina 141, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 24 oktober 2012 was ik werkzaam als taxichauffeur. Om 17.30 uur kreeg ik de opdracht naar het adres [adres] te Hengelo te gaan.
Het was mij bekend dat het een rit in Hengelo zou zijn naar het adres [straat 2] te Hengelo.
Ik kwam daar aan en ik heb de zoon en dochter van de persoon in kwestie vervoerd en een zusje van deze persoon.
Ik heb daar kennisgemaakt met de persoon [verdachte]. Later hoorde ik dat hij als voornaam [verdachte] had.
Ik heb de twee kinderen een meisje en een jongen vervoerd naar de [straat 2] alsmede het zusje van deze [verdachte].
Tegen 19.50 uur kreeg ik van de centralist [naam 5] de opdracht te gaan naar de kapper aan de [straat 1] te Hengelo. Ik stopte en ik zag dat [verdachte] instapte. Hij zei dat hij naar de [straat 2] wilde en dat moest snel, snel. U vraagt in wat voor toestand hij was. Helemaal gestrest. Ik moest harder, harder en moest auto's inhalen. Hij was helemaal hyper. Ik moest stoppen op de kopse kant van de [straat 2], nabij de [straat 3]. Hij zou direct weerkomen. Ik heb daar gewacht. Hij, [verdachte] liep hardlopend naar de woning van de [straat 2]. Na een minuut of drie vier kwam hij terug. Ik zag [verdachte] op een bepaald moment via de achterkant terug bij de taxi kwam. Hij was heel relaxt. Ik moest hem naar het winkelcentrum [winkelcentrum] rijden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2], van 25 oktober 2012, pagina 103 en 104, inhoudende zakelijk weergegeven:
“Op 24 oktober 2012 was ik in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te Hengelo. Tegen 20.15 uur werd er bij haar aangebeld. Ik ging met de kinderen naar de kinderkamer. Ik hoorde [slachtoffer] hard praten met iemand, kennelijk de persoon, die had aangebeld. Ik hoorde haar zeggen dat hij weg moest gaan. Ik hoorde haar dat op een boze manier zeggen. Ik hoorde ook dat [slachtoffer] zei dat hij haar met rust moest laten. Uit haar woorden begreep ik dat haar ex-man voor de deur stond. Ik hoorde [slachtoffer] meerdere keren schreeuwen. Ik hoorde dat er een balkondeur aan de achterzijde van de woonkamer werd geopend naar buiten. Direct hierna zag ik die persoon, waarvan ik aanneem dat het de ex-man was, over het balkon klimmen.
[slachtoffer] had mij verteld dat haar ex-man sms-jes aan de moeder van [slachtoffer] had gestuurd, dat [slachtoffer] “er aan zou gaan”. Ik heb deze sms-jes ook gelezen. De moeder van [slachtoffer], genaamd [moeder slachtoffer] uit [plaats], had deze sms-jes naar [slachtoffer] doorgestuurd. Het waren dreigsms-jes. In die sms-jes stond dat [verdachte], [slachtoffer] wilde vermoorden. Ik kan me herinneren dat in één van de sms-jes van deze [verdachte] aan de moeder van [slachtoffer] stond: "Ik mijn kinderen kwijt, jij je dochter kwijt".
Ik kan u ook zeggen dat toen de kinderen thuis kwamen met de taxi op de 24e er een briefje was. In dit briefje stond dat hij haar wilde vermoorden. Dat briefje heeft [slachtoffer] mij laten lezen. Zij heeft het naast de kookplaat neergelegd in haar woning.”.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 8], van 26 oktober 2012, pagina 99 en 100, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Op woensdag 24 oktober 2012, omstreeks 20.15 uur, hoorde ik een vreselijk lawaai. Ik zag dat [slachtoffer] bebloed voor onze voordeur stond. Ik hoorde dat [slachtoffer], meerdere malen, zei: "mijn ex-man heeft me gestoken, mijn ex-man heeft me gestoken, hij is nog in huis, hij is nog in mijn huis".”.
6.
Het proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 1], van 8 januari 2013, pagina 4, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Op 24 oktober 2012 omstreeks 20:18 uur werd er gemeld dat er iemand was neergestoken aan de [adres] te Hengelo. Dit betreft een woning op de begane grond van een flat. Hier zijn woonachtig het nader te noemen slachtoffer [slachtoffer], met haar drie kinderen van 11, 3 en 2 jaar oud. Ter plaatse werd aangeefster [slachtoffer] voor de woning aan de [adres] aangetroffen. Zij bloedde hevig uit meerdere steekwonden in het gezicht, hals en buikstreek. Zij werd met spoed overgebracht naar het MST te Enschede. Aldaar werd zij direct geopereerd en in coma gehouden in verband met het opgelopen letsel. Van het letsel werden op 26 oktober 2012 foto’s gemaakt door de afdeling Forensisch opsporing van de politie Twente, samen met GGD-arts Soehout.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 9], van 24 oktober 2012, pagina 107, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Op woensdag 24 oktober 2012, omstreeks 13:45 uur kwamen de twee kinderen van [verdachte] bij mij thuis. Ze werden met de taxi gebracht. [verdachte] en [slachtoffer] hebben samen twee kinderen. [slachtoffer] heeft ook nog een kind uit een eerdere relatie. Afgelopen maandag werd ik gebeld door het bureau Jeugdzorg met de vraag of de kinderen woensdag bij mij thuis mochten komen. Ik heb dat toen goedgekeurd. [verdachte] mag niet naar het huis van de kinderen. Hij heeft een contactverbod. Toen de kinderen bij mij thuis waren, was [verdachte] ook bij mij thuis. Omstreeks 18:30 kwam de taxi de kinderen weer ophalen. De taxi heeft de kinderen van [verdachte] naar het huis van [slachtoffer] gebracht.”.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 10], van 1 november 2012, pagina 130, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Op 24 oktober 2012 zag ik tegen 22:30 uur dat [verdachte] aan kwam lopen. [verdachte] zei: “Ik heb een beetje ruzie gehad met mijn vriendin, mag ik hier slapen”. Ik heb gezegd, het spijt me, nee, hier mag je niet slapen. Hij vroeg toen naar [getuige 4]. Ik heb vervolgens [getuige 4] gebeld en die is gekomen, dat zal tegen 23:00 uur zijn geweest.”.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4], van 29 oktober 2012, pagina 122, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 24 oktober 2012 werd ik gebeld door mijn moeder [getuige 10], ze zei dat [verdachte] mij moest hebben. Ik ben vervolgens in de auto gestapt en naar mijn moeder huis gereden op [wijk]. [verdachte] vroeg of hij bij mij mocht slapen. Ik vond dit wel goed en heb [verdachte] meegenomen in mijn auto. Toen ik terug in huis kwam ben ik met hem gaan praten. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik heb haar vermoord, ze is dood, ik heb haar gestoken”.
Op 25 oktober 2012 ben ik met [verdachte] naar mijn zus, [getuige 3], gegaan.”.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3], van 26 oktober 2012, pagina 118, inhoudende zakelijk weergegeven:
“Op 25 oktober 2012 omstreeks 12:30 uur kwam [verdachte] met mijn zusje [getuige 4] bij mij aan de deur. [verdachte] huilde. [verdachte] zei dat hij ruzie had gehad met [slachtoffer]. Hij zei dat hij haar gestoken had en in elkaar had geslagen”.
Vervolgens zijn [verdachte], mijn zusje [getuige 4] en ik naar mijn andere zusje, [getuige 5] gegaan.”.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5], van 30 oktober 2012, pagina 124, inhoudende zakelijk weergegeven:
“Ik ben [getuige 5], roepnaam [getuige 5]. Ik ben een halfzus van [verdachte]. Op donderdag 25 oktober 2012 kwam mijn zusje [getuige 4] met [verdachte] aanrijden. Daar was ook mijn halfzus [getuige 3] bij. We hebben gepraat. [verdachte] zei: "Ik heb mijn vrouw gestoken". [verdachte] zei: "Ik heb haar in de buik en nek gestoken".”.
12.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 7], van 26 oktober 2012, pagina’s 128 en 129, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Donderdag 25 oktober 2012 heb ik contact gehad met de broer van [verdachte]. Zijn broer is [broer verdachte]. [broer verdachte] belde mij en vroeg of [verdachte] en zijn drie zussen, [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] bij mij thuis mochten komen. Ik zei dat dat goed was.
Omstreeks 22:00 à 22:30 uur kwam de politie bij mij binnen. [verdachte] werd aangehouden en meegenomen.”.
13.
Een geschrift, te weten een tapgesprek van 25 oktober 2012 tussen verdachte en zijn moeder.
Tijdstip: 25-10-12 12:20:20
Met nummer: [telefoonnummer 1]
Beller: [verdachte]
Gebelde: MOEDER
[verdachte]: Ja..eh..ik ga me niet aangeven hoor.
[moeder]: Wat dan.
[verdachte]: Ik ga dinges doen tot ik haar dood heb gemaakt..
[moeder]: Wat..
[verdachte]: Ik moet haar eerst vinden en daarna pas.
14.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, van verbalisanten [verbalisant 2] en
[verbalisant 3], van 26 oktober 2012, pagina 14, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 26 oktober 2012 te 00:40 uur, hielden wij, verbalisanten, op de locatie [adres] te [plaats] als verdachte aan:
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1983
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Geslacht : Man
Burgerservicenummer : [BSN]
Nationaliteiten : Nederlandse en Turkse
GBA-nummer : [GBA]
Na de aanhouding werd de kleding, spijkerbroek, jas en één paar schoenen van de verdachte in beslag genomen. Op deze kleding werd bloed aangetroffen. De kleding wordt nader onderzocht door het N.F.I.
15.
Het geschrift, te weten een rapport “DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte”, van ing. V.G. Costa, werkzaam voor het Nederlands Forensisch Instituut van 23 januari 2013:
Aan het referentiemonster wangslijmvlies RAAR9885NL van de verdachte [verdachte] is DNA-onderzoek verricht. Van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies RAAR9885NL is een DNA-profiel verkregen dat op 18 januari 2013 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen.
16.
Het geschrift, te weten een rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Hengelo op 24 oktober 2012”, van ing. J.L.W. Dieltjes, werkzaam voor het Nederlands Forensisch Instituut van 30 januari 2013:
Tabel 2 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN | Omschrijving |
AAEV9363NL | schoenen van de verdachte |
AAEV9364NL | Een jas van de verdachte |
Schoenen van de verdachte AAEV9363NL
De schoenen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn op beide schoenen meerdere bloedsporen aangetroffen. Een selectie van deze bloedsporen is bemonsterd en als volgt veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
-AAEV9363NL#01 (rechterzijde hak linkerschoen),
-AAEV9363NL#02 (rechterzijde hak rechterschoen),
-AAEV9363NL#03 (linkerzijde rechterschoen).
Een jas van de verdachte AAEV9364NL
De gehele jas is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn zowel op de voor- als achterzijde bloedsporen aangetroffen. Een selectie van deze bloedsporen is bemonsterd en als volgt veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
-AAEV9364NL#01 (buitenzijde rechtervoorpand),
-AAEV9364NL#02 (buitenzijde linker voorpand),
- AAEV9364NL#03 (achterzijde linker manchet).
Resultaten, interpretatie en conclusie
In tabel 4 staat vermeld van wie het bloed in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van bloed van de andere persoon van wie in deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. In de voorlaatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie of matchkans is van het DNA-profiel van het bloed in het desbetreffende sporenmateriaal. Ofwel, wat de kans is dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel.
Tabel 4 Resultaten interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
Schoenen van de verdachte AAEV9363NL | ||
Bloedsporen AAEV9363NL#01 en #02 | DNA-profielen van eert man verdachte [verdachte] | Kleiner dan 1 op 1 miljard |
Bloedspoor AAEV9363NL#03 | DNA-profiel van een vrouw slachtoffer [slachtoffer] | Kleiner dan 1 op 1 miljard |
Jas van de verdachte | ||
Bloedspoor AAEV9364NL#01 | DNA-mengprofiel van (minimaal) twee personen DNA-hoofdprofiel: Slachtoffer [slachtoffer] DNA-nevenprofiel: Verdachte [verdachte] | Kleiner dan 1 op 1 miljard Kleiner dan 1 op 1 miljard |
Bloedspoor AAEV9364NL#02 | DNA-profiel van een vrouw: Slachtoffer [slachtoffer] | Kleiner dan 1 op 1 miljard |
17.
Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 6], van 24 oktober 2012, pagina 85 en 87, inhoudende zakelijk weergegeven:
“ Ik ben de stiefvader van [slachtoffer]. Op 24 oktober 2012 kreeg ik rond 11.00 uur een sms van [verdachte]. [verdachte] stuurde me een sms met zijn mobiele telefoon met het nummer
[telefoonnummer 2]. [verdachte] stuurde een sms met de volgende tekst: "Jullie heb mijn gezin kapot gemaakt samen met je dochter, ik moet afspraak mijn kinderen op halen. jullie komen wel achter nu. nou zit ze met die kanker zwate, die vieze hoertje. bestel maar een kist voor je dochter. ik heet geen van lies. ik vermoord haar wel. jij komt vandaag wel achter of andere keer. ik pak jullie één voor één".
Vervolgens kreeg ik even later nog een berichtje met de volgende inhoud: " Jou kanker dochter heeft mijn kinderen afgepakt. de kinderen zijn nu bij mij nu. ze zijn zo groot geworden dat ik kapot ga. zweer op mijn kinderen een van deze dagen maak ik haar af en [naam 7] is niet gekomen. ik draai helemaal door. ik heb nu scheit nu. ik ga zo aan de deur. jij verlies je dochter. ik verlies mijn kinderen".”.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] inclusief een fotoblad, van 25 oktober 2012, pagina’s 80 t/m 82, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2012 hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Op machtiging van Officier van Justitie mr. L. van der Werff hebben wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4], de woning aan de [adres] te Hengelo betreden ter inbeslagname. In de woning zochten wij naar een handgeschreven dreigbrief. Wij hadden vernomen uit het onderzoek dat deze dreigbrief te vinden was aan de rechterkant van de kookplaat in de keuken van de woning. Wij troffen deze dreigbrief hier dan ook aan. De dreigbrief lag, gedeeltelijk zichtbaar en opgevouwen, achter een bestekbak. Wij hebben deze dreigbrief inbeslaggenomen.
19.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 29 november 2012, pagina 83, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 6 november 2012 werd er door [getuige 6] aan mij een groene wenskaart overhandigd. Deze wenskaart was volgens de getuige geschreven door [verdachte]. De kaart was gericht aan [slachtoffer]. De kaart is door mij in ontvangst genomen en zal voor nader onderzoek worden overhandigd aan de afdeling Forensische opsporing van de politie Twente.
20.
Het geschrift, te weten een rapport “vergelijkend handschriftonderzoek dreigbrief aan [slachtoffer]”, van drs. W.P.F. Fagel, werkzaam voor het Nederlands Forensisch Instituut van 30 januari 2013:
Verzocht is het handschrift van de dreigbrief [AAFH5274NL] te vergelijken met het handschrift op het kaartje [AAFH5273NL] ter beantwoording van de vraag of de dreigbrief door dezelfde persoon is geschreven als de tekst op het kaartje.
Tussen het betwiste handschrift en het referentiehandschrift zijn overwegend overeenkomsten waargenomen en geen verschillen van betekenis. Deze bevindingen liggen in de lijn der verwachting wanneer de dreigbrief (het betwiste handschrift) door dezelfde persoon is geschreven als de tekst op het kaartje (het volgens opgave door [verdachte] geproduceerde referentiehandschrift). De kans op het waarnemen van dezelfde mate van overeenkomst met het betwiste handschrift in het handschrift van een willekeurige andere persoon acht ik uiterst klein.
Conclusie
Voorafgaande aan het onderzoek waren de volgende hypothesen geformuleerd voor het betwiste handschrift (de tekst van de dreigbrief):
Hypothese 1: Het betwiste handschrift is door dezelfde persoon geproduceerd als het referentiehandschrift.
Hypothese 2: Het betwiste handschrift is geproduceerd door een willekeurige andere persoon dan de schrijver van het referentiehandschrift.
Ik acht de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is (de dreigbrief is door dezelfde persoon geschreven als de tekst op het kaartje) dan wanneer hypothese 2 juist is.