Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 3.29.10 Rangschikkingscriteria
Geldend
Geldend van 20-03-2023 tot 01-09-2027
- Bronpublicatie:
13-03-2023, Stcrt. 2023, 8430 (uitgifte: 15-03-2023, regelingnummer: WJZ/ 25789824)
- Inwerkingtreding
20-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2023, Stcrt. 2023, 8430 (uitgifte: 15-03-2023, regelingnummer: WJZ/ 25789824)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De Minister kent een aanvraag om subsidie een hoger aantal punten toe naarmate:
- a.
de regionale impact, uitgedrukt in procenten, groter is ten opzichte van de bestaande situatie, blijkend uit:
- 1°
de kwaliteit van de regiovisie, bedoeld in artikel 3.29.7, tweede lid;
- 2°
de ambities van de doelstellingen van het project qua bereik voor ondernemingen, werknemers, beroepsonderwijs, studenten en docenten ten opzichte van de nulmeting;
- b.
de samenwerking en het draagvlak geschikter is om de doelen van het project te kunnen behalen, blijkend uit:
- 1°
de samenstelling van het samenwerkingsverband en de overwegingen die hierbij een rol hebben gespeeld;
- 2°
het draagvlak voor het project bij interne en externe stakeholders;
- c.
de kwaliteit van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 3.29.7, vierde lid, groter is, door de inzichtelijkheid van de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het project, blijkend uit:
- 1°
het trackrecord van de verduurzaamde PPS;
- 2°
de wijze waarop de projectorganisatie is vormgegeven;
- 3°
de realiteitszin van doelstellingen en activiteitenplanning;
- 4°
dat op het niveau van het project aandacht is voor een onderzoekende en lerende organisatie;
- d.
de financiële middelen effectiever en efficiënter worden ingezet, waarbij uit de begroting, bedoeld in artikel 3.29.7, vijfde lid, blijkt dat het project op een zo kostenefficiënt mogelijke manier wordt uitgevoerd;
- e.
er voldoende aandacht is voor de verduurzaming van de activiteiten, blijkend uit de wijze waarop invulling is gegeven aan artikel 3.29.7, vierde lid, onderdeel d, en zesde lid, onderdeel e.
2.
De Minister kent per onderdeel van het eerste lid ten minste één en ten hoogste tien punten toe. De Minister wijst een aanvraag af als niet elk onderdeel ten minste zes punten toegekend heeft gekregen.
3.
De Minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate in totaal meer punten aan de aanvraag zijn toegekend.
4.
De criteria, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgewerkt in een beoordelingskader, dat als bijlage 3.29.1 bij deze regeling is gevoegd.