Einde inhoudsopgave
Wet medezeggenschap op scholen
Artikel 25 Geldigheidsduur bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad en bijzondere bevoegdheden ingevolge toepassing artikel 24, tweede en derde lid
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
30-11-2006, Stb. 2006, 658 (uitgifte: 19-12-2006, kamerstukken: 30414)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2006, Stb. 2006, 689 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Medezeggenschap
1.
De geldigheidsduur van de instelling van een bovenbestuurlijke gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, bedraagt ten hoogste twee jaren. De in de eerste volzin bedoelde termijn kan telkens met ten hoogste twee jaren worden verlengd indien alle gemeenschappelijke medezeggenschapsraden daarmee instemmen dan wel bij ontbreken van een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad alle medezeggenschapsraden.
2.
De geldigheidsduur van advies- en instemmingsbevoegdheden die ingevolge de toepassing van artikel 24, tweede en derde lid, in het medezeggenschapsreglement zijn opgenomen, bedraagt ten hoogste twee jaren. De in de eerste volzin bedoelde termijn kan telkens worden verlengd met ten hoogste twee jaren, indien ten minste twee derden van het aantal leden van de medezeggenschapsraad daartoe besluiten ten aanzien van alle of een aantal van de in de eerste volzin bedoelde bevoegdheden.