HR 12 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6878.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 03-12-2019, nr. 02-820099-13
ECLI:NL:RBZWB:2019:5382
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
03-12-2019
- Zaaknummer
02-820099-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2019:5382, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03‑12‑2019; (Op tegenspraak)
ECLI:NL:RBZWB:2019:4694, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25‑10‑2019; (Op tegenspraak)
ECLI:NL:RBZWB:2015:6715, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15‑10‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑12‑2019
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/820099-13
VI-zaaknummer: 99/000618-37
beslissing op de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling
In de zaak van de officier van justitie tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te Pompestichting, 6532 CN Nijmegen, Weg door Jonkerbos 53.
1. De voorgeschiedenis
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2015 onder het hierboven genoemde parketnummer is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest voor diverse zedenfeiten.
Betrokkene is bij beslissing van 13 oktober 2017 en feitelijk op 17 oktober 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend betrof 730 dagen en liep af op 27 oktober 2019.
Betrokkene is voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een aantal bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden, waaronder een contactverbod, een locatieverbod, een locatiegebod en een meldplicht. Betrokkene moet zich tevens ambulant laten behandelen en hij zal moeten verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voorts moet betrokkene medewerking verlenen aan en een actieve inspanning verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding, meewerken aan verdiepingsonderzoek bij een forensische polikliniek, teneinde een behandelplan op te stellen, zich onthouden van gedragingen binnen internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, daaronder uitdrukkelijk begrepen internetomgevingen waarvan verondersteld mag worden dat kinderpornografisch materiaal als ‘bijvangst’ kan worden verkregen, medewerking verlenen aan het controleren van zijn sociale media accounts en gegevensdragers door de reclassering en/of de politie, een open, gemotiveerde en meewerkende houding tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling en ten slotte moet hij openheid van zaken tonen ten aanzien van zijn financiële situatie. Bij Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018 zijn de bijzondere voorwaarden locatieverbod en locatiegebod gewijzigd.
Bij beslissing van de rechtbank van 25 oktober 2019 is de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 60 dagen verlengd. Hieraan zijn de voorwaarden verbonden als vermeld in het Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018. De periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend, loopt af op 26 december 2019.
2. De procesgang
Het dossier bevat de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 oktober 2015;
- het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 14 november 2019;
- de vordering van de officier van justitie van 31 oktober 2019 tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 305 dagen;
- de overige stukken.
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 19 november 2019.
Ter zitting zijn de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, betrokkene en zijn raadsman mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden gehoord. Tevens zijn de deskundigen [naam 1] en [naam 2] , medewerkers Reclassering Nederland, gehoord.
3. Het advies van de reclassering
De reclassering heeft in haar advies van 14 november 2019 geadviseerd de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen, gezien het feit dat door [naam 3] , de huidige behandelaar van betrokkene, het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Er wordt verwacht dat dit risico door middel van behandeling, te weten psychotherapie, verlaagd kan worden. Behandeling in een gedwongen kader is daarbij gewenst.
Tevens adviseert de reclassering het locatieverbod als voorwaarde te laten vervallen.
Ter zitting is hieraan door de deskundigen toegevoegd dat het voortzetten van de behandeling in een vrijwillig kader, gezien het hoge recidiverisico, niet afdoende is. Om het recidiverisico te verlagen, is ongeveer een jaar behandeling nodig.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie blijft bij zijn vordering tot verlenging van de proeftijd met 305 dagen. Tevens heeft hij geen bezwaar tegen het laten vervallen van de voorwaarde inhoudende het locatieverbod.
5. Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat een verlenging van de proeftijd op grond van artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en met artikel 2, eerste lid van het vierde protocol van het EVRM. De inbreuk op deze rechten is niet gerechtvaardigd, omdat niet wordt voldaan aan de in deze artikelen genoemde criteria voor rechtvaardiging. De vordering moet daarom worden afgewezen.
Wanneer wordt besloten de vordering toe te wijzen, verzoekt de verdediging de voorwaarde inhoudende het locatieverbod te laten vervallen.
6. Het oordeel van de rechtbank
Artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is gewijzigd bij Wet van 25 november 2015, Stb. 2015, 460 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten. Sinds de inwerkingtreding van deze wet per 1 januari 2018 voorziet artikel 15c lid 3 Sr onder meer in de mogelijkheid van een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met telkens ten hoogste twee jaren, indien aan de in dit artikellid genoemde voorwaarden is voldaan. Op het gewijzigde artikel 15c lid 3 Sr is geen overgangsrecht van toepassing.
De rechtbank toetst in deze zaak aan artikel 8 EVRM en aan artikel 2, eerste lid van het vierde protocol van het EVRM. De vraag die centraal staat is of inbreuk op deze artikelen gerechtvaardigd is. De inbreuk moet 'in accordance with the law' en 'necessary in a democratic society' zijn ten behoeve van 'legitimate aims'. Er moet dus worden beoordeeld of de inbreuk gebaseerd is op een wetsbepaling, de inbreuk een legitiem doel dient en de inbreuk als noodzakelijk kan worden beschouwd in een democratische samenleving. Om te beoordelen of in het onderhavige geval een eventuele inbreuk rechtmatig plaats zal vinden zal de rechtbank beoordelen of aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Met betrekking tot de vraag of de inbreuk plaatsvindt 'in accordance with the law' stelt de rechtbank het volgende vast. Op grond van artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter op vordering van het openbaar ministerie de proeftijd telkens met ten hoogste twee jaren verlengen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat betrokkene wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is.
De rechtbank stelt derhalve vast dat de inbreuk op het recht op privacy door middel van het verlengen van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling op een wettelijke grondslag berust. Voorts overweegt de rechtbank dat een ieder van deze wettelijke regeling in voldoende mate kennis heeft kunnen nemen (het vereiste van “accessability”) en dat daarin met voldoende precisie wordt aangegeven welke juridische consequenties een bepaalde gedraging kan hebben (“foreseeability”), en dus onder welke omstandigheden inbreuk kan worden gemaakt op het recht op privacy. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wettelijke regeling voldoet aan de uit het EVRM voortvloeiende vereisten van toegankelijkheid en voorzienbaarheid.
Voorzover de raadsman heeft betoogd dat voor de veroordeelde op het moment van het wijzen van het vonnis in 2015 niet te voorzien was dat door een wetswijziging de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met een langere periode kan worden verlengd dan oorspronkelijk bij vonnis was bepaald, overweegt de rechtbank dat zij in haar beslissing van 25 oktober 2019 reeds heeft bepaald dat de wetswijziging van artikel 15c lid 3 Sr en de onmiddellijke toepassing daarvan geen strijd oplevert met het legaliteitsbeginsel dat is vervat in artikel 1 Sr en artikel 7 EVRM en dat dit niet anders is bij een vordering tot verlenging voor een langere periode. Dit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet de voorzienbaarheid waar artikel 8 EVRM op doelt.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de inbreuk op de privacy in het onderhavige geval 'in accordance with the law' is.
Met betrekking tot de vraag of de inbreuk een 'legitimate aim' heeft, stelt de rechtbank vast dat een verlenging van de proeftijd tot doel heeft het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of goede zeden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, te weten van (toekomstige) slachtoffers. Het door [naam 3] als hoog ingeschatte recidiverisico van betrokkene kan door middel van behandeling worden verlaagd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inbreuk op het recht op privacy in het onderhavige geval een legitiem doel heeft.
Behalve dat een inbreuk op het recht op privacy 'in accordance with the law' moet zijn en de inbreuk een 'legitimate aim' moet hebben, moet de inbreuk ook nog 'necessary in a democratic society' zijn. Omdat het recidiverisico op dit moment als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat inbreuk op de privacy als noodzakelijk kan worden beschouwd in een democratische samenleving.
Samenvattend acht de rechtbank het verlengen van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in het onderhavige geval niet in strijd met artikel 8 EVRM en met artikel 2, eerste lid van het vierde protocol van het EVRM.
De rechtbank toetst tevens aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De eisen van proportionaliteit brengen met zich mee dat de inbreuk die door het opleggen van bijzondere voorwaarden en het toezicht worden gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer, bewegingsvrijheid en persoonlijke vrijheid moet voortvloeien uit de ernst van het gepleegde strafbare feit en de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank overweegt hiertoe dat er sprake is van veroordeling van ernstige feiten, namelijk verkrachting, meermalen gepleegd, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd en een afbeelding en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd. Betrokkene heeft hier een gevangenisstraf voor opgelegd gekregen van zes jaren. Tevens overweegt de rechtbank dat het recidiverisico door [naam 3] als hoog wordt ingeschat. Dit recidiverisico kan worden verlaagd door middel van de inmiddels gestarte behandeling. [naam 3] ziet onvoldoende aanleiding om de behandeling in een vrijwillig kader voort te zetten, maar vindt voortzetting in een gedwongen kader gewenst.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de inbreuk die wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, bewegingsvrijheid en persoonlijke vrijheid van betrokkene niet in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit wanneer deze wordt afgezet tegen bovenstaande feiten.
Ter onderbouwing van de vordering is concreet aangegeven waartoe verlenging van de proeftijd nog nodig is. Er ligt daarnaast een concreet plan van aanpak. Van de noodzaak tot verlenging is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen.
De rechtbank stelt vast dat het aanvullen, wijzigen of opheffen van voorwaarden een bevoegdheid is die op grond van artikel 15a zevende lid Wetboek van Strafrecht aan het Openbaar Ministerie toekomt.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met een periode van 305 dagen toe;
- verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 305 dagen;
- verbindt daaraan de voorwaarden als vermeld in het Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.A. van Voorthuizen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier drs. T. Swint en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2019.
Uitspraak 25‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Vordering verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling. Artikel 15c lid 3 Sr. Verlenging niet in strijd met artikel & EVRM.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/820099-13
VI-zaaknummer: 99/000618-37
beslissing op de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te Pompestichting, 6532 CN Nijmegen, Weg door Jonkerbos 53.
1. De voorgeschiedenis
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2015 onder het hierboven genoemde parketnummer is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
Betrokkene is bij beslissing d.d. 13 oktober 2017 en feitelijk op 17 oktober 2017, voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend betreft 730 dagen en loopt af op 27 oktober 2019.
Betrokkene is voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een aantal bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden, waaronder een contactverbod, een locatieverbod, een locatiegebod en een meldplicht. Betrokkene dient zich tevens ambulant te laten behandelen en hij zal moeten verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voorts dient betrokkene medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding, mee te werken aan verdiepingsonderzoek bij een forensische polikliniek, teneinde een behandelplan op te stellen, zich te onthouden van gedragingen binnen internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, daaronder uitdrukkelijk begrepen internetomgevingen waarvan verondersteld mag worden dat kinderpornografisch materiaal als ‘bijvangst’ kan worden verkregen, medewerking te verlenen aan het controleren van zijn sociale media accounts en gegevensdragers door de reclassering en/of de politie, een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling en ten slotte dient hij openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie. Bij Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018 zijn de bijzondere voorwaarden locatieverbod en locatiegebod gewijzigd.
2. De stukken
Het dossier bevat de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 15 oktober 2015;
- het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 18 juli 2019;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 21 augustus 2019 tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen;
- het proces-verbaal van de zitting d.d. 8 oktober 2019;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 11 oktober 2019 tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 60 dagen;
- de overige stukken.
3. De procesgang
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 22 oktober 2019.
Ter zitting is de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk gehoord.
Betrokkene en mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden, zijn ook ter zitting gehoord.
De officier van justitie heeft op 21 augustus 2019 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen. Ter zitting van 8 oktober 2019 is de behandeling van deze vordering aangehouden tot 19 november 2019, teneinde de reclassering, met nader verkregen informatie van Kairos, een aanvullende rapportage op te laten stellen, en zodat de rechtbank nadien een beslissing op de vordering kan nemen.
De officier van justitie heeft op 10 oktober 2019 een bericht van de Centrale Voorziening v.i. ontvangen, inhoudende dat het indienen en in behandeling zijn van een vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling geen schorsende werking heeft. Dit zou betekenen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling op 27 oktober 2019 van rechtswege afloopt. Van belang is om vóór die datum een beslissing aangaande de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te nemen.
De officier van justitie heeft in deze omstandigheden aanleiding gezien de rechtbank te verzoeken vóór 27 oktober 2019 te beslissen op de vordering tot verlenging van de proeftijd, waarbij hij die vordering thans beperkt voor een periode van 60 dagen. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien een nadere zitting te bepalen.
Na heropening van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op vandaag.
4. Het advies van de reclassering
De reclassering heeft in haar advies van 18 juli 2019 geadviseerd de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen voor minimaal één jaar. Ter zitting van 8 oktober 2019 heeft de reclassering, met de informatie die toen voorlag, geadviseerd de proeftijd te verlengen voor de duur van één jaar.
5. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie blijft bij zijn vordering tot verlenging van de proeftijd met 60 dagen.
6. Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, met ECLI-nummer ECLI:NL:RBNNE:2019:4316 dat een verlenging van de proeftijd op grond van artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht in strijd is met het legaliteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), nu daarmee de opgelegde straf voor betrokkene in ongunstige zin wordt aangepast. De vordering moet daarom worden afgewezen.
7. Het oordeel van de rechtbank
Artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd bij Wet van 25 november 2015, Stb. 2015, 460 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten. Sinds de inwerkingtreding van deze wet per 1 januari 2018 voorziet artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht onder meer in de mogelijkheid van een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met telkens ten hoogste twee jaren, indien aan in dit artikellid genoemde voorwaarden is voldaan. Op het gewijzigde artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht is geen overgangsrecht van toepassing.
Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht (legaliteitsbeginsel) van toepassing is op wijzigingen in het sanctierecht en in de strafbaarstelling. In beginsel is dit artikel niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf.1.
De rechtbank toetst in deze zaak ook aan artikel 7 EVRM. De vraag die centraal staat bij de beantwoording van de vraag naar de toepassing van art. 7 EVRM is of er sprake is van een strafoplegging of strafexecutie. In het eerste geval is art. 7 EVRM wel, in het tweede geval niet van toepassing. Aan de orde in de uitspraak van 21 oktober 2013 van het EHRM2.is de vraag naar de toepassing van het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel, in het bijzonder wat betreft het element daarvan dat geen zwaardere straf mag worden opgelegd dan de straf die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Het EHRM oordeelde in die zaak dat van deze situatie sprake was, nu de feitelijk uit te zitten gevangenisstraf substantieel werd verlengd, tengevolge van een na een strafoplegging door nieuwe jurisprudentie ingegeven gewijzigde datum van invrijheidstelling.3.
In deze zaak is daar geen sprake van. De feitelijk uit te zitten detentieperiode wordt door de eventuele verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet verlengd. Dat een eventuele verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zich meebrengt dat betrokkene zich gedurende een langere periode dan die hij bij oplegging van zijn straf had kunnen voorzien moet houden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden doet hier niet aan af. Dit aspect ziet naar het oordeel van de rechtbank niet op de strafoplegging, die in de basis onveranderd blijft, maar op de strafexecutie. Op deze situatie is art. 7 EVRM naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing.
De rechtbank heeft bij haar oordeel tevens betrokken het oordeel van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens in de zaak Hogben tegen het Verenigd Koninkrijk.4.
Toepassing van artikel 15c, derde lid, Sr brengt als zodanig dus geen wijziging in de aard en de maximale duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen straf. Daarom kan niet worden gezegd dat een onmiddellijke toepassing van deze bepaling in strijd is met het legaliteitsbeginsel dat is vervat in artikel 1 Sr en in artikel 7 EVRM. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Hoewel de vordering van de officier van justitie nu strikt genomen ziet op verlenging van de proeftijd voor de duur van 60 dagen, is de beantwoording van de vraag of verlenging van de proeftijd in het geval van betrokkene strijdig is met artikel 7 EVRM niet anders bij een vordering tot verlenging voor een langere periode dan nu door de officier van justitie wordt gevorderd, in die zin dat ook verlenging met die langere periode geen strijd oplevert met artikel 7 EVRM.
Gelet op het voorgaande, waaronder het advies van de reclassering, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op het artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing.
De rechtbank
- wijst de vordering van 22 oktober 2019 van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met een periode van 60 dagen toe;
- verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 60 dagen;
- verbindt daaraan de voorwaarden als vermeld in het Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018;
- heropent het onderzoek en schorst het onderzoek tot 19 november 2019 te 14.30 uur;
- geeft opdracht aan de officier van justitie tot oproeping van betrokkene, de raadsman en [naam 1] en [naam 2] , medewerkers van Reclassering Nederland tegen voormeld tijdstip.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.A. van Voorthuizen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Huwae en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2019.
Mr. Nomes is niet in de gelegenheid deze beslissing te ondertekenen.
Uitspraak 15‑10‑2015
Inhoudsindicatie
gevangenisstraf voor verkrachting en ontucht met minderjarige meisjes door recidivist
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/820099-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
voorheen wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting [verblijfplaats]
raadsvrouw mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2015, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is op 1 mei 2014 gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en op 1 oktober 2015 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg (telkens) door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte geestelijk en/of fysiek
overwicht had op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en/of
daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven):"toe
dan..." en/of "als je het niet doet dan..." en/of de deur van de ruimte waar
verdachte en die [slachtoffer 1] zich bevonden heeft afgesloten en/of (aldus) voor die
[slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren
[geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1]
geduwd/gebracht;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren
[geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten van de vagina en/of de borst(en) van die [slachtoffer 1]
en/of het door die [slachtoffer 1] laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, (telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis
in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft
meegenomen in afgezonderde ruimtes (auto, slaapkamer), en/of die [slachtoffer 2] bij het
hoofd en/of de schouders heeft beetgepakt en/of heeft vastgehouden en/of die [slachtoffer 2]
dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): “of je doet liet nog een
keer of je raakt alles kwijt” en/of “vorige keer heb ik alles gefilmd dus als je nu niet
meewerkt zet ik het op het internet en laat ik iedereen zien wat voor slet je bent.” en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het in de mond van die [slachtoffer 2]
duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong en/of het door die [slachtoffer 2] laten
aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het door verdachte likken van de
vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)den) hierin
dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft
meegenomen in afgezonderde ruimtes (auto, slaapkamer),en/of het hoofd en/of
schouders van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vast heeft gehouden en/of die [slachtoffer 2]
dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) : “of je doet liet nog een
keer of je raakt alles kwijt” en/of “vorige keer heb ik alles gefilmd dus als je nu niet
meewerkt zet ik het op het internet en laat ik iedereen zien wat voor slet je
bent.”;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn
penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of (met) zijn tong tussen de schaamlippen
van die [slachtoffer 2] gelikt/gebracht en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2] ) , die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het door
die [slachtoffer 2] laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het likken van de
vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes,
tong in de mond van die [slachtoffer 2] ;
8.
hij op of omstreeks 15 mei 2013 te Vlissingen, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten van haar gezicht en/of haren en/of benen
en/of schaamstreek en/of het trachten te leggen van de hand van die [slachtoffer 3]
op zijn, verdachtes, penis en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte geestelijk
en lichamelijk overwicht had op die [slachtoffer 3] en/of ondanks de protesten van
die [slachtoffer 3] onverhoeds het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft betast
en/of de handen van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 3]
heeft meegevoerd naar zijn, verdachtes, slaapkamer;
9.
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2013 tot en met 14 september
2013 te Amsterdam door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] ,
hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 4]
naar een hotelkamer heeft gebracht en/of vervolgens de deur van die kamer
heeft afgesloten en/of die [slachtoffer 4] op het bed heeft geduwd en/of die [slachtoffer 4] heeft
geslagen en/of die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd (zakelijk
weergegeven): "ik doe je kinderen wat." en/of (aldus) voor die [slachtoffer 4] een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
10.
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2013 tot en met 30 oktober
2013, althans op 30 oktober 2013, te Vlissingen, in elk geval in Nederland,
één afbeelding en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een computer en/of een
harde schijf, bevattende een afbeelding en/of videobestanden van seksuele
gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding en/of videobestanden een
persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden
bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit heeft gehad,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2013 tot en met 30 oktober 2013, althans
op 30 oktober 2013, te Vlissingen, in elk geval in Nederland, 209 afbeeldingen, althans
een groot aantal afbeeldingen en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een computer
en/of een harde schijf) , bevattende (een) afbeelding(en) en/of videobestanden van
seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding en/of videobestanden een
persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden
bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit heeft gehad,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- - het vaginaal penetreren (met een dildo) door zichzelf, van het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt
en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en)
nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en)
gekleed en/of opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in
(erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/zijn/hun leeftijd
past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna)
door de het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden
van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht
worden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Feit 1, 2 en 3 (aangeefster [slachtoffer 1] )
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Aangeefster [slachtoffer 1] is consistent in haar verklaringen en deze verklaringen vinden bevestiging in andere bronnen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verklaringen van aangeefster zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs dienen. Zij zijn niet gedetailleerd en op punten inconsistent. Bovendien is de aangifte gedaan nadat een verbalisant contact met haar heeft opgenomen waarbij haar is meegedeeld dat er een onderzoek naar verdachte liep en dat dit haar laatste kans was om aangifte te doen. Daar komt bij dat de door aangeefster gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1]1., heeft op 5 september 2013 aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door verdachte in de anderhalf jaar dat zij bij hem woonde aan de [adres 1] in Middelburg2.. Zij heeft samengevat het volgende verklaard. De eerste nacht dat zij bij verdachte sliep kwam hij ’s nachts naar haar kamer en vroeg of zij op zijn kamer kwam slapen. Zijn dochter [dochter verdachte] lag dan ook in bed, maar zij sliep. Hij was films aan het kijken en zij moest alles bij hem nadoen.3.Hij liet een mes zien en zei tegen haar dat wanneer zij het niet zou doen dan …4.Hij zat aan haar vagina en zij moest aan zijn penis zitten: hem pijpen en aftrekken tot hij klaar kwam5.. Dit gebeurde meer dan drie keer per week, soms iedere dag6.. Het gebeurde niet alleen op zijn slaapkamer, maar ook in de badkamer en op het toilet. Verdachte deed het nooit als er iemand bij was. Als er iemand thuis was draaide hij de deur op slot.7.De laatste keer was toen zij al verhuisd waren naar de [adres 2] in Middelburg. Zij was toen ongeveer twaalf jaar oud.8.Hij heeft nooit met zijn vingers tussen haar schaamlippen gezeten en ook nooit zijn penis in haar vagina gebracht. Aangeefster heeft haar verklaring op 7 juli 2014 bij de rechter-commissaris in grote lijnen herhaald9..
Uit onderzoek is gebleken dat aangeefster van 17 september 2004 tot en met 21 september 2005 in de gemeentelijke basisadministratie heeft ingeschreven gestaan op het toenmalige adres van verdachte10..
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij het op enig moment ook tegen haar stiefvader heeft verteld en dat zij haar verhaal heeft gedaan bij haar huisarts in Bruinisse. Door forensisch geneeskundige J. Vrencken is hieromtrent schriftelijke informatie ingewonnen bij de betreffende huisarts. De letterlijke informatie -zoals genoteerd in het medisch dossier omtrent aangeefster- die door de huisarts is verstrekt luidt als volgt: ‘het heeft langer dan twee jaar geduurd, vaak meer dan wekelijks, hij zat met zijn vingers aan en in haar vagina, zij moest hem pijpen, het mes lag er naast, hij liet haar eerst pornofilmpjes zien, zij moest dat dan bij hem doen, zij mocht niets zeggen’. Voorts geeft de huisarts aan: ‘aangeefster heeft nog steeds moeite mensen te vertrouwen. Ook op school zijn er problemen. Ze heeft bij Jeugdzorg, Ithaka en Maatschappelijk werk gelopen. Begin 2012 wilde ze alles weer vergeten. Ook haar seksuele ontwikkeling is er ernstig door geschaad. Dat ze nu jong zwanger is, heeft ook daarmee te maken. Echter juist door de zwangerschap heeft ze het oude zeer weer opgepakt. Nog steeds is ze erg bang dat hij haar weer komt bedreigen en kwaad doen, zoals hij haar toen steeds heeft voorgehouden. Maar toch wil ze nu zelf een verklaring afleggen’11..
Aangeefster heeft tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat zij aanvankelijk wekelijks en later maandelijks over de gebeurtenissen heeft gesproken met haar huisarts [naam] vanaf dat zij 12 jaar was. Via de huisarts is zij terecht gekomen bij Ithaka.12.De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande van uit dat de informatie zoals deze door de huisarts is verstrekt aan dr. Vrencken, tot stand is gekomen op basis van hetgeen aangeefster zelf tegen hem heeft verteld.
De stiefvader van aangeefster, [getuige 2] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster hem uit het niets vertelde dat zij verdachte moest pijpen en dat hij dingen bij haar deed13.. Ze vertelde hem ook dat zij heel bang was en zei: ‘Dan komt hij mij vermoorden’. Ze vertelde hem ook nog over een mes.
[naam moeder] , de moeder van aangeefster, heeft verklaard dat zij met haar kinderen bij verdachte is gaan wonen toen [slachtoffer 1] acht of negen jaar was14.. Zij heeft anderhalf jaar bij hem gewoond15.. Verdachte was goed met computers en gebruikte deze voor pornofilms en -foto’s. In zijn woning stonden wel honderden dvd’s en schijven daarmee.16.Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij daaraan toegevoegd dat verdachte regelmatig porno bekeek. De dochter van verdachte sliep vaak bij haar vader in bed als zij daar was. [slachtoffer 1] sliep daar dan ook bij in bed.17.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verklaring van aangeefster steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal. De door aangeefster geschetste concrete context vindt bevestiging in de verklaringen van haar moeder, haar stiefvader en in de informatie van haar huisarts. Dat er aanwijzingen zijn dat verdachte veel met seksualiteit bezig was blijkt ook uit het rapport van het Pieter Baan Centrum waarin staat dat er bij verdachte aanwijzingen zijn voor hyperseksualiteit. Het dossier bevat derhalve voldoende wettig bewijs. De rechtbank acht dit bewijs ook overtuigend. Hoewel de verklaringen van aangeefster op enkele punten verschillen acht de rechtbank deze verschillen niet zodanig dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De rechtbank houdt er in dit kader rekening mee dat zij pas drie jaar na de gebeurtenissen daarover heeft verteld, maar niet in detail, dat zij in eerste instantie geen aangifte wilde doen en dat zij pas 4 jaar daarna uitgebreid over de feiten heeft verklaard tegenover de politie, zodat het zo kan zijn geweest dat haar herinnering op bepaalde punten door het tijdsverloop enigszins is aangetast.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Feit 4, 5, 6 en 7 (aangeefster [slachtoffer 2] )
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] zijn betrouwbaar en consistent met hetgeen zij tegen getuigen en de politie heeft verteld. Deze worden ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en door de Whatsapp berichten van verdachte aan [slachtoffer 2] . Verdachte heeft hierover geen uitleg willen geven.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. De verklaringen van aangeefster zijn op veel punten inconsistent en ongeloofwaardig waardoor ze onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen dienen. Bovendien worden ze niet ondersteund door een tweede onafhankelijk bewijsmiddel.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2]18., heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte. Zij heeft samengevat het volgende verklaard. Aangeefster heeft haar telefoonnummer aan verdachte gegeven, omdat hij goedkoop sigaretten kon kopen. Op 4 maart 2013 heeft zij hem een Whatsapp bericht gestuurd dat zij sigaretten wilde. Zij hebben afgesproken bij de apotheek. Verdachte had toen sigaretten bij zich en aangeefster hoefde er niets voor te betalen. Zij is vervolgens bij hem in de auto gestapt en zij zijn naar de Oesterdam gereden.19.Hij zei dat zij het erg leuk konden hebben samen en pakte haar achter bij haar hoofd vast. Hij legde zijn hand in haar nek zodat haar hoofd niet weg kon en zoende haar.20.Tijdens het tongzoenen wreef en streelde verdachte met zijn hand over haar vagina21.. Zij probeerde zich los te wrikken maar dat lukte niet. Toen hij stopte met zoenen pakte hij haar hand en wreef daarmee over zijn penis. Vervolgens deed hij zijn broek open, haalde zijn penis eruit, pakte haar hand en legde deze om zijn penis met zijn hand erover heen en maakte heen en weer gaande bewegingen.22.De volgende dag heeft zij hem gewhatsappt dat zij het niet meer wilde. Zij heeft toch met hem afgesproken omdat hij zei dat hij het tegen iedereen zou vertellen en dat zij dan de schuld zou krijgen. Zij schaamde zich en was bang dat hij haar iets zou aandoen en dat niemand haar zou geloven.23.Aangeefster is weer met hem naar de Oesterdam gereden om alles uit te praten. Bij de Oesterdam aangekomen zei verdachte tegen haar ‘als je nou nog een keer met me doet, dan ben je van me af’ en zij zou elke dag iets van zich moeten laten horen. Als zij het niet deed zou hij alles aan iedereen vertellen. Zij voelde zich voor het blok gezet en heeft er toen voor gekozen om het nog een keer te laten gebeuren. Verdachte heeft haar gevingerd en zij moest hem aftrekken en pijpen.24.Ook heeft hij met zijn tong over haar vagina gelikt25.. Op
21 maart 2013 begon hij te appen dat hij naar de vader van haar vriend zou gaan om alles te vertellen. Op 22 maart 2013 heeft zij wederom met hem afgesproken en zijn zij naar zijn huis gereden. Daar aangekomen zijn zij naar boven gegaan.26.Zij moest op bed gaan liggen en verdachte trok ineens haar broek en onderbroek naar beneden27.. Hij zei tegen haar ‘vorige keer heb ik alles gefilmd dus als je nu niet meewerkt zet ik het op het internet en laat ik iedereen zien wat voor slet je bent’. Verdachte heeft zijn vingers in haar vagina gebracht en vervolgens moest zij hem aftrekken en pijpen.28.Zij heeft een paar dagen later alles aan haar zus, broer en moeder en vader verteld, omdat verdachte weer had gedreigd alles bekend te maken.
De toenmalige vriendin van verdachte, [getuige 1] , heeft bij de politie verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij met [slachtoffer 2] naar de Oesterdam was gereden, dat zij daar hadden gepraat, maar dat er verder niets was gebeurd. Verdachte heeft gezegd dat dit niet verstandig was en probeerde er een draai aan te geven, maar zij voelde dat zijn verhaal niet klopte.29.
De vader van de vriend van aangeefster heeft haar telefoon op 3 april 2013 afgegeven op het politiebureau. Vervolgens is de telefoon voor onderzoek overgedragen aan personeel van het Bureau Digitale Expertise. Op deze telefoon zijn op 4 april 2013 Whatsappberichten aangetroffen tussen verdachte en aangeefster van 27, 28 en 29 maart 201330.. Hieruit komt kort samengevat naar voren dat verdachte met aangeefster wil afspreken, dat hij een filmpje heeft gemaakt, dat hij dit in haar bijzijn zal verwijderen en dat als zij het aan iemand vertelt het filmpje automatisch online gaat. Uit de inhoud van de Whatsappberichten volgt dat de filmpjes zien op het lichaam van aangeefster en dat verdachte stiekem haar gefilmd heeft.31.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verklaring van aangeefster steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal en derhalve betrouwbaar is en als uitgangspunt voor de bewezenverklaring kan dienen. De door aangeefster geschetste concrete context vindt bevestiging in de verklaring van getuige [getuige 1] en de Whatsapp- berichten. Het dossier bevat derhalve voldoende wettig bewijs. De rechtbank acht dit bewijs ook overtuigend. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen geven. Hoewel de verklaringen van aangeefster bij de politie en de rechter-commissaris op enkele punten verschillen acht de rechtbank deze verschillen niet zodanig dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De rechtbank houdt er in dit kader rekening mee dat zij pas anderhalf dan wel ruim twee jaar na haar aangifte door de rechter-commissaris is gehoord, terwijl zij in de tussentijd EDMR therapie heeft ondergaan, zodat het zo kan zijn geweest dat haar herinnering op bepaalde punten door het tijdsverloop enigszins is aangetast.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het onder 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Feit 8 (aangeefster [slachtoffer 3] )
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte en de zich in het dossier bevindende communicatie tussen verdachte en aangeefster. De gedragingen van verdachte zijn - in hun samenhang en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien - onmiskenbaar als seksuele handelingen en in de gegeven omstandigheden als strijdig met de sociaal-ethische norm aan te merken en ook als zodanig door aangeefster ervaren. Hij heeft aangeefster door manipulaties en het vertrouwen dat hij bij aangeefster genoot in een situatie gebracht waarin zij in feite tegen haar wil deze ontuchtige handelingen heeft moeten dulden.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu er geen bewijs is dat verdachte haar in de schaamstreek heeft aangeraakt. Aangeefster heeft bij de rechter-commissaris verklaard ‘er is eigenlijk niets gebeurd’. Verder heeft zij verklaard dat toen zij haar grenzen duidelijk maakte, verdachte is gestopt.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 15 mei 2013 naar verdachte is gegaan om over het starten van een internetbedrijf te praten. Al vrij snel probeerde hij haar te zoenen en streelde hij haar over haar been tot aan haar lies. Vervolgens nam hij haar mee naar zijn slaapkamer, streelde hij haar haren en benen en probeerde hij haar hand op zijn geslachtsdeel te leggen. Aangeefster heeft haar hand teruggetrokken en gezegd dat zij dit niet wilde. Vervolgens is zij weggegaan.
Zij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er feitelijk niets is gebeurd en zij twijfelt of zij het aanranden kan noemen. Zij heeft echter van haar schoonmoeder vernomen dat de politie bezig was met een zaak tegen verdachte en zij wilde dat de politie haar verhaal ook bij het onderzoek zou betrekken.
Reeds gelet op de verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris acht de rechtbank niet bewezen dat aangeefster gedwongen werd tot het dulden dat verdachte haar gezicht, haren, benen en schaamstreek betastte door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. De rechtbank zal verdachte dan ook van feit 8 vrijspreken.
4.4
Feit 9 (aangeefster [slachtoffer 4] )
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster [slachtoffer 4] . Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte, beeldmateriaal en Whatsappgesprekken in onderlinge samenhang bezien met de modus operandi van verdachte.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu er geen bewijs voorhanden is dat de seksuele handelingen gedwongen hebben plaats gevonden. Zij heeft daarbij gewezen op het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] met betrekking tot de filmbeelden van rond 14 september 2013 waarop aangeefster is te zien alsook de vrijwillige contacten die aangeefster na de vermeende verkrachting nog heeft gehad met verdachte.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangeefster heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat zij op uitnodiging van verdachte met hem een middag naar Amsterdam is geweest om te shoppen. Hoewel zij het aanvankelijk niet wilde, is zij ’s avonds met hem naar een hotelkamer gegaan. Daar aangekomen vond verdachte dat hij genoeg geld aan haar had uitgegeven en dat het nu zijn beurt was om te genieten. Zij heeft gegild en van zich afgetrapt, maar uiteindelijk heeft er tegen haar wil seksuele gemeenschap tussen hen beiden plaatsgevonden, aldus aangeefster.
Tijdens het onderzoek zijn afbeeldingen met datum 14 september 2013 aangetroffen waarop aangeefster is te zien die seksuele handelingen verricht met verdachte. Bovendien is gebleken dat verdachte op 14 september 2013 een hotelkamer in Amsterdam heeft geboekt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat aangeefster en verdachte op die datum in Amsterdam zijn geweest en dat er die dag seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden.
Er is in het dossier geen materiaal aangetroffen dat steun biedt voor de verklaring van de aangeefster. Wel is naast bovengenoemde afbeeldingen beeldmateriaal aangetroffen waaruit blijkt dat aangeefster ook na de vermeende verkrachting nog seksueel contact heeft gehad met verdachte. Dit wordt echter ten stelligste ontkend door haar. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daardoor twijfel of de seksuele gemeenschap in het hotel in Amsterdam onder dwang dan wel vrijwillig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht derhalve het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal om die reden verdachte van dit feit vrijspreken.
4.5
Feit 10 (kinderporno)
4.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen zoals omschreven in de tenlastelegging in bezit heeft gehad. De onder het eerste cumulatief ten laste gelegde afbeelding is aangetroffen op de telefoon van verdachte. Een daarvoor opgeleide rechercheur heeft de onder het tweede cumulatief ten laste gelegde afbeeldingen bekeken en is tot de conclusie gekomen dat het afbeeldingen betreffen die aan de criteria voor kinderporno voldoen. Het gaat om meisjes die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van dit feit. Ten aanzien van de eerste cumulatief ten laste gelegde afbeelding is niet bekend geworden de wijze waarop deze is aangetroffen, de locatie op de computer en de manier waarop is opgeslagen. Daarnaast is zij van mening dat de afbeelding niet als kinderporno kan worden gekwalificeerd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het tweede cumulatief ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat het om commerciële pornoafbeeldingen gaat en dat de daarop afgebeelde meisjes/vrouwen niet minderjarig zijn.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 30 oktober 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan [adres] . Daarbij is onder andere een telefoon aangetroffen en in beslag genomen.32.Uit onderzoek is gebleken dat op deze telefoon één afbeelding is aangetroffen die als kinderpornografisch kan worden gekwalificeerd. De creatiedatum van deze afbeelding is 27 oktober 2013.33.
Tijdens voornoemde doorzoeking is ook een systeemkast met daarin verschillende harde schijven aangetroffen en in beslag genomen. Deze goederen behoren in eigendom toe aan verdachte.34.In totaal zijn daarop 209 afbeeldingen aangetroffen die volgens de ‘Tannercriteria’ kinderpornografisch zijn35.. Bovengenoemde afbeeldingen zijn door een gecertificeerde zedenrechercheur beschreven36.. Op grond van de beschrijving van de zedenrechercheur komt de rechtbank tot het oordeel dat de afbeeldingen een kinderpornografisch karakter hebben.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangetroffen afbeelding op de telefoon van verdachte alsook de afbeeldingen op de computer geen kinderpornografische afbeeldingen zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer en baseert zich voor wat betreft de op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeelding op de beschrijving van deze afbeelding door de zedenrechercheur en haar eigen waarneming ter terechtzitting. Op de afbeelding is een kind met ontbloot bovenlijf te zien. Zij kijkt naar een stijve penis. Dit levert een seksuele gedraging op en de rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat deze afbeelding kinderpornografisch is.
Voor wat betreft de op de computer van verdachte aangetroffen afbeeldingen overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge de heersende leer in de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis hoeft de werkelijke leeftijd van de persoon op de afbeelding niet bewezen te worden. Desondanks zijn de afbeeldingen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht in een poging de werkelijke leeftijd van de meisjes op de afbeeldingen te achterhalen. Het NFI heeft na onderzoek geen uitsluitsel kunnen geven over de werkelijke leeftijd van de meisjes op de afbeeldingen. Derhalve kan niet worden vastgesteld of de personen op de afbeeldingen de leeftijd van achttien jaar wel of niet hebben bereikt. Het gaat bij de strafbaarstelling van kinderporno echter om de bescherming tegen schade aan kinderen in het algemeen. De indruk van de leeftijd die een afbeelding van een kind oproept is daarbij belangrijker dan die werkelijke leeftijd. Deze uitleg past ook bij de strekking van de wet, namelijk zoveel mogelijk de seksuele uitbuiting van kinderen tegen te gaan. De afbeeldingen zijn bekeken door een gecertificeerde zedenrechercheur en hij heeft geoordeeld dat het kinderpornografische afbeeldingen betreft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van strafbare kinderporno.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg (telkens) door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte geestelijk en/of fysiek
overwicht had op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en/of
daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven):"toe
dan..." en/of "als je het niet doet dan..." en/of de deur van de ruimte waar
verdachte en die [slachtoffer 1] zich bevonden heeft afgesloten en/of (aldus) voor die
[slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren
[geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1]
geduwd/gebracht;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 21 september 2005 te Middelburg, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren
[geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten van de vagina en/of de borst(en) van die [slachtoffer 1]
en/of het door die [slachtoffer 1] laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, (telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis
in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft
meegenomen in afgezonderde ruimtes (auto, slaapkamer), en/of die [slachtoffer 2] bij het
hoofd en/of de schouders heeft beetgepakt en/of heeft vastgehouden en/of die [slachtoffer 2]
dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): “of je doet liet nog een
keer of je raakt alles kwijt” en/of “vorige keer heb ik alles gefilmd dus als je nu niet
meewerkt zet ik het op het internet en laat ik iedereen zien wat voor slet je bent.” en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het in de mond van die [slachtoffer 2]
duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong en/of het door die [slachtoffer 2] laten
aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het door verdachte likken van de
vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)den) hierin
dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft
meegenomen in afgezonderde ruimtes (auto, slaapkamer),en/of het hoofd en/of
schouders van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vast heeft gehouden en/of die [slachtoffer 2]
dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) : “of je doet liet nog een
keer of je raakt alles kwijt” en/of “vorige keer heb ik alles gefilmd dus als je nu niet
meewerkt zet ik het op het internet en laat ik iedereen zien wat voor slet je
bent.”;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn
penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of (met) zijn tong tussen de schaamlippen
van die [slachtoffer 2] gelikt/gebracht en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013
tot en met 22 maart 2013, althans op 22 maart 2013 te Tholen en/of Vlissingen, althans
in Nederland, telkens met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het door
die [slachtoffer 2] laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het likken van de
vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes,
tong in de mond van die [slachtoffer 2] ;
10.
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2013 tot en met 30 oktober
2013, althans op 30 oktober 2013, te Vlissingen, in elk geval in Nederland,
één afbeelding en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een computer en/of een
harde schijf, bevattende een afbeelding en/of videobestanden van seksuele
gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding en/of videobestanden een
persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden
bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit heeft gehad,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2013 tot en met 30 oktober 2013, althans
op 30 oktober 2013, te Vlissingen, in elk geval in Nederland, 209 afbeeldingen, althans
een groot aantal afbeeldingen en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een computer
en/of een harde schijf) , bevattende (een) afbeelding(en) en/of videobestanden van
seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding en/of videobestanden een
persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden
bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit heeft gehad,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het vaginaal penetreren (met een dildo) door zichzelf, van het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt
en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en)
nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en)
gekleed en/of opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in
(erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/zijn/hun leeftijd
past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna)
door de het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden
van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht
worden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat de deskundigen aangeven dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, met samenloop ten aanzien van de feiten met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en met de omstandigheid dat de feiten ten aanzien van [slachtoffer 1] oudere feiten betreffen. Bovendien heeft verdachte de feiten gepleegd terwijl hij minder dan vijf jaar daarvoor was veroordeeld voor soortgelijke feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integraal vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] alsook het plegen van ontuchtige handelingen met haar. Aangeefster was toen in de leeftijdsperiode van acht tot tien jaar oud, terwijl verdachte eind dertig was. De handelingen vonden meerdere keren per week plaats in de woning van verdachte, waar het slachtoffer samen met haar moeder en broer verbleef. Verdachte -een neef van haar moeder- bedreigde haar ook.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een aantal weken schuldig gemaakt aan verkrachting en het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] . Zij was toen veertien jaar oud.
Door aldus te handelen heeft hij misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aldus in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van jonge meisjes. Ten aanzien van het misbruik van slachtoffer [slachtoffer 1] geldt nog dat zij deels aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Verdachte was familie en ving haar, haar moeder en broer op nadat zij uit een gewelddadige thuissituatie waren gevlucht. Hij heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in hem was gesteld. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaringen hebben beide slachtoffers veel last ondervonden van hetgeen verdachte hen heeft aangedaan en de ervaring leert dat jeugdige slachtoffers van ontucht ook op latere leeftijd nog ernstige nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Tot slot heeft verdachte kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. Het bezit van kinderporno is buitengewoon verwerpelijk, omdat bij de vervaardiging van kinderpornografische afbeeldingen kinderen veelvuldig seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het behoeft geen betoog dat kinderen die seksuele handelingen dienen te verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat en waardoor zij ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de personen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en/of verspreiden, maar ook degenen die de afbeeldingen downloaden en opslaan, zoals verdachte. Verdachte moet dan ook mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij door kinderporno te downloaden heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 14 september 2015 in 2010 is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank houdt er rekening mee dat een deel van de bewezenverklaarde strafbare feiten voor de veroordeling in 2010 hebben plaatsgevonden. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw soortgelijke ernstige strafbare feiten te plegen.
Verdachte is van 3 februari tot en met 21 maart 2014 in het kader van onderhavige zaak ter observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) geplaatst. Blijkens de Rapportage Pro Justitia van 11 april 2014 van de deskundigen S. Went, psychiater, en S. Labrijn, psycholoog, heeft verdachte zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Ondanks de (blijvende) weigering van verdachte verkregen de rapporterende deskundigen veel informatie over verdachte vanuit het milieurapport, het strafdossier, politiemutaties en eerdere rapportages. Bovendien heeft hij veel van zichzelf laten zien op de afdeling en aan de individuele onderzoekers. Op basis hiervan concluderen de deskundigen dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Hij is egocentrisch gericht op bevrediging van eigen behoeften, waarvoor hij de ander inzet en instrumenteel kan gebruiken. Hij kan om zijn zin te krijgen manipulatief, dwingend en dreigend zijn. Hoewel er aanwijzingen zijn voor een seksuele stoornis is deze niet te diagnosticeren vanwege de weigering van verdachte mee te werken aan het onderzoek. Aannemelijk is dat de persoonlijkheidsproblematiek ertoe leidt dat verdachte op egocentrische wijze streeft naar lustbeleving en behoeftebevrediging, ook als daartoe grensoverschrijdend, maatschappelijk niet geaccepteerd gedrag voor nodig is. De deskundigen achten verdachte (tenminste) enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Door de weigering van verdachte mee te werken aan het onderzoek hebben de deskundigen de vervolgvragen naar doorwerking en recidivegevaar niet kunnen beantwoorden en hebben zij zich onthouden van een strafadvies.
De rechtbank neemt de conclusies omtrent de door de deskundigen vastgestelde diagnose en toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten over. Zij beschouwt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar en zal daarmee rekening houden bij de op te leggen straf.
Door de weigering van verdachte medewerking te verlenen aan het opmaken van een voorlichtingsrapportage door het PBC en door zijn zwijgen, heeft de rechtbank nauwelijks tot geen inzicht verkregen in de mogelijke motieven dan wel oorzaken die ten grondslag hebben gelegen aan het handelen van verdachte. Zij kan daarmee dan ook geen rekening houden en voor de bepaling van de op te leggen straf slechts afgaan op de ernst van de feiten en de indruk die zij ter terechtzitting en op grond van het dossier van verdachte heeft gekregen, hetgeen hiervoor uitvoerig aan de orde is gekomen.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu zij niet bewezen heeft geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] en verkrachting van[slachtoffer 4] . Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en dat (mede) gelet op de persoon van verdachte, is de rechtbank echter van oordeel dat geen andere straf op zijn plaats is dan een substantiële gevangenisstraf. Zij ziet mede in de omstandigheden waaronder verdachte de feiten heeft gepleegd alsook het feit dat hij kort nadat hij was veroordeeld zich wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten, aanleiding om aan de bescherming van de maatschappij een zwaar gewicht toe te kennen bij het bepalen van de strafmaat. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van zes jaar dient te worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7. De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert ten aanzien van feit 1, 2 en 3 een schadevergoeding van € 10.000,00 wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 7.500,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert ten aanzien van feit 4, 5, 6, en 7 een schadevergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.500,00 een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van uitspraak van dit vonnis.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert ten aanzien van feit 9 een schadevergoeding van
€ 5.000,00 voor immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8. Het beslag
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle voorwerpen op de beslaglijst mogen worden teruggegeven aan verdachte met uitzondering van de eigen gebouwde computer (G290660), de laptop (G290642) en drie externe harde schijven (G290648, G290656 en G290662). Deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer conform artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht nu daarop onder andere door verdachte zelf gemaakt beeldmateriaal van seksuele handelingen met meerdere vrouwen staat, welke vrouwen zelf uitdrukkelijk hebben verzocht om vernietiging van het beeldmateriaal dat verdachte van hen heeft gemaakt.
De verdediging heeft verzocht alle in beslag genomen goederen terug te geven aan verdachte, omdat niet aannemelijk is dat met behulp van deze goederen strafbare feiten zijn gepleegd.
Hoewel het ongecontroleerde bezit van een computer en/of harde schijf op zichzelf niet in strijd is met de wet of het algemeen belang, is de rechtbank van oordeel dat in casu teruggave van deze voorwerpen aan verdachte in strijd is met het algemeen belang, omdat daarmee mogelijk de privacy van de gefilmde vrouwen kan worden geschonden. Immers, op voornoemde voorwerpen is onder andere door verdachte gemaakt beeldmateriaal opgeslagen van seksuele handelingen met diverse vrouwen. De vrouwen waarvan de politie de identiteit heeft kunnen achterhalen, hebben nadat zij hiermee waren geconfronteerd, verklaard te willen dat dit beeldmateriaal wordt vernietigd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte om zijn zin te krijgen dreigt opgenomen beeldmateriaal openbaar te maken. Gelet op de persoon van verdachte kan de rechtbank niet uitsluiten dat hij op enig moment ook daadwerkelijk het woord bij de daad zal voegen. De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven computer, laptop en drie externe harde schijven dienen dan ook te worden onttrokken aan het verkeer.
9. De wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.6 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 4, telkens: Verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 3 en 7, telkens: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 5: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;feit 6: Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 10: Een afbeelding en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet
heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heet doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de datum van deze uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] (feit 4, 5, 6 en 7), € 2.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten: een computer (G290660), een portable computer (G290642), twee geheugenkaarten (G290648 en G290656) en Fujitsu computertoebehoren (G290662);
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een cd-rom (G290646), computertoebehoren (G290658, G290659, G290664 en G290654), documenten (G290657, G290661, G290641, G290643, G290664, G290645 en G290655), drukwerk (G290640), een doos (G290663) en een telefoonkaart (G290653).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Borm, voorzitter, mr. K.M. de Jager en mr. I.M. Josten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 oktober 2015.
Mr. R.A. Borm is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑10‑2015
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met registratienummer PL193E-2014022896 Z van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, divisie recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 416 (hierna te noemen eindproces-verbaal 1) of van het BOB dossier Korspel met dossiernummer 193E13004 van de regiopolitie Zeeland, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 458 (hierna te noemen eindproces-verbaal 2).Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 67 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 68, vijfde, zesde, zevende en achtste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 68, laatste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 71, laatste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 69, derde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 70, tweede alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 71, negende en tiende alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 69, laatste alinea, en 70, eerste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] op 7 juli 2014 door de rechter-commissaris.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 51 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het geschrift, te weten een letselbeschrijving van de Ggd, pagina 79 en 80 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] op 7 juli 2014 door de rechter-commissaris.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 9 oktober 2014 door de rechter-commissaris.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 3] , pagina 57,vijfde en elfde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 3] , pagina 59, laatste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 3] , pagina 59, achtste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] op 7 juli 2014 door de rechter-commissaris.
Het geschrift, te weten een akte van geboorte van de gemeente Bergen op Zoom, pagina 93 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 97, vijfde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 97, zesde en tiende alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 98, dertiende en veertiende alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 99, vijfde, zevende en twaalfde alinea, en 100, vierde en vijfde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 102, zevende, achtste en elfde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 103, derde, zesde, zevende en negende alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 115, een na laatste alinea en 116, vierde alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 109, derde, vierde en tiende alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 110, zesde en achtste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 111, tweede en derde alinea, en 112, vierde en achtste alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 1] , pagina 138, tweede alinea van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal nr. 13-1080-001, pagina 123-125 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het geschrift, te weten de uitgeschreven Whatsappberichten, pagina 127 tot en met 134 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris met als bijlage een lijst van inbeslaggenomen goederen alsook het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, pagina 1 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
Het proces-verbaal onderzoek digitale bestanden, pagina 405 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
Het proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris met als bijlage een lijst van inbeslaggenomen goederen alsook het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, pagina 6 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
Het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, pagina 427 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
Het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, pagina 424 en 428 van voornoemd eindproces-verbaal 2.