NJFS 2020/34
Mogelijkheid per 1 januari 2018 van verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling niet in strijd met legaliteitsbeginsel.
Rb. Zeeland-West-Brabant 25-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4694
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
25 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Zuijdweg, G.H. Nomes, J.A. van Voorthuizen
- Zaaknummer
02-820099-13
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBZWB:2019:5382, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03‑12‑2019
ECLI:NL:RBZWB:2019:4694, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25‑10‑2019
ECLI:NL:RBZWB:2015:6715, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15‑10‑2015
- Wetingang
Essentie
Legaliteitsbeginsel. Voorwaardelijke invrijheidstelling. De mogelijkheid per 1 januari 2018 van verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in art. 15c lid 3 Sr brengt als zodanig geen wijziging in de aard en de maximale duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen straf. Daarom kan niet worden gezegd dat een onmiddellijke toepassing van art. 15c lid 3 (nieuw) Sr in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Volgt verlenging van de proeftijd.
Partij(en)
Beslissing op de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak van de officier van justitie tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.