Einde inhoudsopgave
Besluit basisregistratie personen
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Redactionele toelichting
Onderdeel e is nog niet in werking getreden.
- Bronpublicatie:
10-07-2023, Stb. 2023, 256 (uitgifte: 12-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2024, Stb. 2024, 39 (uitgifte: 27-02-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
De volgende bestuursorganen zijn wat betreft de genoemde taken bevoegd om Onze Minister een verzoek als bedoeld in artikel 2.68, eerste lid, van de wet of een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, onderdeel a, van de wet te doen:
- a.
de volgende organen binnen de Belastingdienst:
- 1°
de directeur, de inspecteur en de ontvanger, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 en artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet, wat betreft:
- —
de heffing van rijksbelastingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van andere heffingen, premies of bijdragen van het Rijk voor zover bij of krachtens de wet opgedragen;
- —
de invordering van belastingen, andere heffingen van het Rijk en tegemoetkomingen op grond van de Invorderingswet 1990;
- —
de heffing en invordering van invoerrechten en accijnzen op grond van de Algemene douanewet;
- —
de toepassing van de Algemene douanewet met betrekking tot de taken, voortvloeiende uit het bepaalde in artikel 1:1 van de Algemene douanewet;
- 2°
de Belastingdienst/Toeslagen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, wat betreft de uitkering en terugvordering van tegemoetkomingen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
- b.
de Sociale Verzekeringsbank wat betreft de taken op grond van hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met uitzondering van de taken op grond van artikel 35 van die wet ten aanzien van verzekerden en bij de verzekerden behorende personen in de verzekerdenadministratie;
- c.
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wat betreft de taken op grond van hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met uitzondering van de taken op grond van artikel 33 van die wet;
- d.
het CAK wat betreft de taken op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet;
- e.
nog niet in werking;
- f.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken wat betreft:
- 1°
de taken omtrent personen die in Nederland voorrechten en immuniteiten genieten op grond van het op 18 april 1961 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer met twee protocollen (Trb. 1962, 101), het op 24 april 1963 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen, met twee protocollen (Trb. 1965, 40), zetelovereenkomsten met in Nederland gevestigde internationale organisaties, Europese regelgeving of volkenrechtelijk gebruik; en
- 2°
de taken betreffende de aanvraag, verstrekking en uitreiking van nationale paspoorten, nooddocumenten, tweede paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten op grond van onderscheidenlijk de artikelen 26, 40 en 42 van de Paspoortwet;
- g.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid wat betreft de taken op grond van artikel 14, eerste tot en met vierde lid, en artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdelen d en e, van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
- h.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wat betreft de taken op grond van artikel 3.19 van de Wet studiefinanciering 2000.