Einde inhoudsopgave
Algemene douanewet
Artikel 1:3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
19-02-2020, Stb. 2020, 83 (uitgifte: 09-03-2020, kamerstukken: 35054)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
In aanvulling op de begripsbepalingen van het Douanewetboek van de Unie, de krachtens dat wetboek vastgestelde Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie, Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie en andere bindende EU-rechtshandelingen wordt verstaan onder:
- a.
Douanewetboek van de Unie: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
- b.
Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
- ba.
Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
- bb.
Verordening liquide middelen:Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PbEU 2018, L 284);
- c.
inspecteur of ontvanger: functionaris die met de toepassing van deze wet is belast en als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiën, in voorkomend geval, in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, is aangewezen;
- d.
douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten of douane of douanediensten: de inspecteur of ontvanger;
- e.
goederen: alle zaken die kunnen worden ingedeeld in het douanetarief;
- f.
rechten bij invoer: zowel rechten bij invoer als invoerrechten;
- g.
verzoeker: aanvrager, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;
- h.
Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;
- i.
Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES-eilanden;
- j.
Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk;
- k.
BES-eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet van 7 juli 2010 tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire en tussen Sint Maarten en Saba (Stb. 2010, 342), het buiten de territoriale zee van de BES-eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied.
2.
Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid, onder c, kan de aanwijzing tot inspecteur dan wel ontvanger worden beperkt tot een bepaalde locatie dan wel taak en kunnen bevoegdheden worden uitgezonderd.
3.
Wanneer de regeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een aanwijzing betreft van een functionaris die niet ressorteert onder de rijksbelastingdienst, is in elk geval uitgezonderd:
- a.
indien het een aanwijzing betreft ter zake van taken in het kader van de Erfgoedwet of de Wet vervoer over zee, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:30, 1:36 en 1:37;
- b.
indien het een aanwijzing betreft ter zake van andere taken dan bedoeld in onderdeel a, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:26, 1:28, 1:30, 1:36 en 1:37;
- c.
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 1:23, indien de plaats een woning betreft.
4.
Het derde lid, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing indien het betreft een controle ter zake van de Kernenergiewet, de Prijzennoodwet, de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de Waarborgwet 2019, de Destructiewet, de Wet dieren, de Wet tot behoud van cultuurbezit, de Omgevingswet, de Wet vervoer over zee, de Wet zeevarenden, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Warenwet en de Wet milieubeheer.
5.
Onze Minister van Financiën sluit met Onze Ministers wie het mede aangaat convenanten aangaande de kwantitatieve en kwalitatieve inzet van de functionarissen die ressorteren onder de rijksbelastingdienst met betrekking tot de douanecontrole van het bepaalde bij of krachtens een bindende EU-rechtshandeling of ander wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij deze wet. Onze Minister van Financiën plaatst deze convenanten in de Staatscourant.
6.
Hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen is bepaald ten aanzien van de rechten bij invoer, is van overeenkomstige toepassing op de rechten bij uitvoer, tenzij anders is bepaald.
7.
Indien in het Douanewetboek van de Unie, de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie of de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie bevoegdheden zijn opgedragen aan de lidstaten worden die bevoegdheden uitgeoefend door de inspecteur onderscheidenlijk de ontvanger. Hiervan kan worden afgeweken bij of krachtens deze wet.
8.
Onze Minister van Financiën is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).