Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:105 [Bekendmaking, wijziging en intrekking verklaring van geen bezwaar]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
07-12-2022, Stb. 2023, 57 (uitgifte: 21-02-2023, kamerstukken: 36131)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2023, Stb. 2024, 11 (uitgifte: 30-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Van de door haar verleende verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, wordt door de Nederlandsche Bank aan de financiële onderneming waarin de gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verworven of vergroot mededeling gedaan. Indien de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, tweede volzin, is ingediend bij de Autoriteit Financiële Markten, zendt de Nederlandsche Bank de verleende verklaring van geen bezwaar aan de Autoriteit Financiële Markten. De Autoriteit Financiële Markten deelt de verleende verklaring van geen bezwaar mede aan de betrokken financiële onderneming.
2.
Van de afgifte van een verklaring van geen bezwaar wordt door de Nederlandsche Bank mededeling gedaan in de Staatscourant, tenzij de publicatie zou leiden of zou kunnen leiden tot onevenredige bevoordeling of benadeling van belanghebbenden.
3.
Onverminderd de artikelen 1:104, 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 1:106a, kan de Nederlandsche Bank de verklaring van geen bezwaar geheel of gedeeltelijk intrekken:
- a.
indien aan de houder een nieuwe verklaring van geen bezwaar wordt verleend die betrekking heeft of mede betrekking heeft op handelingen waarvoor de in te trekken verklaring van geen bezwaar was verleend;
- b.
indien de houder van een verklaring van geen bezwaar niet de gedragslijn volgt die de Nederlandsche Bank op grond van artikel 1:75 aan die houder heeft voorgeschreven; of
- c.
indien de aanvrager de verwerving of vergroting niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 1:106e, heeft voltooid.
4.
Onverminderd de artikelen 1:104, 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 1:106a, kan de Nederlandsche Bank aan een verklaring van geen bezwaar nadere beperkingen stellen dan wel daaraan nadere voorschriften verbinden of de verklaring van geen bezwaar intrekken indien zich met betrekking tot de handeling waarvoor de verklaring van geen bezwaar is verleend omstandigheden voordoen of feiten bekend worden die, indien zij zich ten tijde van de verlening van de verklaring van geen bezwaar zouden hebben voorgedaan of bekend zouden zijn geweest, aanleiding zouden hebben gegeven tot het stellen van deze beperkingen, het verbinden van deze voorschriften of het niet verlenen van de verklaring van geen bezwaar.
5.
De Nederlandsche Bank of de Europese Centrale Bank deelt de wijziging of de intrekking van een verklaring van geen bezwaar mede aan de betrokken financiële onderneming.
6.
Van de wijziging of de intrekking van een verklaring van geen bezwaar wordt door de Nederlandsche Bank mededeling gedaan in de Staatscourant, tenzij de publicatie zou leiden of zou kunnen leiden tot onevenredige bevoordeling of benadeling van belanghebbenden.
7.
Indien een verklaring van geen bezwaar is verleend voor een gekwalificeerde deelneming in een bank, niet zijnde de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, stelt de Nederlandsche Bank in afwijking van het derde en vierde lid geen besluit als bedoeld in het derde en vierde lid, maar een ontwerpbesluit op van die strekking.
8.
Het eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instemming als bedoeld in artikel 3:103a, derde lid, met dien verstande dat voor ‘verklaring van geen bezwaar’ steeds wordt gelezen ‘besluit tot instemming’.