NJ 2014/30
Schuld in de zin van roekeloosheid cfm. art. 6 jo. 175 lid 2 WVW 1994.
HR 03-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1554, m.nt. N. Keijzer (Snelheidswedstrijd)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/05232
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
N. Keijzer
- Roepnaam
Snelheidswedstrijd
- JCDI
JCDI:ADS97011:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1554, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1539, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑04‑2013
- Wetingang
Art. 6, 175 WVW 1994; art. 359 lid 1 en 3 Sr
Essentie
Om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van roekeloosheid in de zin van art. 175, tweede lid, WVW 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960. Blijkens de bewijsvoering heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het samenstel van gedragingen van verdachte, eruit bestaande dat verdachte, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.