Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 10-07-2003
- Bronpublicatie:
18-06-2003, PbEU 2003, L 165 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/61/EG)
- Inwerkingtreding
10-07-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2003, PbEU 2003, L 165 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/61/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van pootaardappelen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:
- —
in derde landen geoogste pootaardappelen,
- —
voor biologische landbouw geschikte pootaardappelen,
- —
pootaardappelen die in de handel worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.
2.
Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor de pootaardappelen bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
3.
De Commissie treft volgens de procedure van artikel 25, lid 2, de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 25, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.
4.
De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.
De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.
5.
De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.
6.
De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.
7.
De Commissie kan volgens de procedure van artikel 25, lid 2, het in de handel brengen van pootaardappelen die in een bepaald gebied van de Gemeenschap zijn geoogst, geheel of gedeeltelijk verbieden indien de nateelt van monsters die officieel zijn genomen uit basispootgoed of gecertificeerd pootgoed dat in dat gebied is geoogst en dat bij een of meer communautaire tests en proeven is geteeld, drie jaar na elkaar duidelijk afwijkt van de in bijlage I, punt 1, onder c), punt 2, onder c), en de punten 3 en 4 genoemde minimumvoorwaarden.
8.
Alle krachtens lid 7 genomen maatregelen worden door de Commissie ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het in het betrokken gebied van de Gemeenschap geoogste basispootgoed en gecertificeerde pootgoed voortaan aan de in lid 7 bedoelde minimumvoorwaarden zullen voldoen.