De beschikking van 27 januari 2023 is overgelegd als prod. 14 bij het overgelegde procesdossier.
HR, 22-09-2023, nr. 23/01808
ECLI:NL:HR:2023:1277
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-09-2023
- Zaaknummer
23/01808
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1277, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑09‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:680, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2023:680, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑07‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1277, Gevolgd
- Vindplaatsen
RvdW 2023/904
JGz 2023/62 met annotatie van Redactie
FJR 2024/6.9
Uitspraak 22‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Wvggz. Wijziging zorgmachtiging (art. 8:12 Wvggz); aanvullende medische verklaring.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/01808
Datum 22 september 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT DEN HAAG,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/644426 / FA RK 23-1919 van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 22 september 2023.
Conclusie 10‑07‑2023
Inhoudsindicatie
Wvggz. Wijziging zorgmachtiging (art. 8:12 lid 5 Wvggz); aanvullende medische verklaring. HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1357.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/01808
Zitting 10 juli 2023
CONCLUSIE
B.J. Drijber
In de zaak van
[betrokkene] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
Officier van Justitie Den Haag,
niet verschenen.
Deze Wvggz-zaak heeft betrekking op een verzoek tot wijziging van een bestaande zorgmachtiging op de voet van 8:12 lid 5 Wvggz. Het middel klaagt dat onjuist is het oordeel van de rechtbank dat de medische verklaring waarop de initiële zorgmachtiging is gebaseerd, mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Het middel komt verder op tegen het oordeel dat de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is omdat het ziektebeeld van betrokkene niet is veranderd. Het middel klaagt tot slot dat de psychiater in de aanvullende medische verklaring niets heeft vermeld over het huidige ziektebeeld/toestandsbeeld van betrokkene. Mijns inziens miskent het middel dat een aanvullende medische verklaring van een onafhankelijk psychiater is overgelegd met betrekking tot de verzochte aanvullende vormen van verplichte zorg.
1. Feiten en procesverloop
1.1
Bij beschikking van 27 januari 20231.heeft de rechtbank Den Haag ten aanzien van verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) een zorgmachtiging verleend voor het tijdvak tot en met 27 juli 2023, voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen; en
- opnemen in een accommodatie.
1.2
Betrokkene verbleef op 27 januari 2023 in een accommodatie van [de verblijfplaats] ( [locatie] , [afdeling] ). Op grond van de zorgmachtiging is de opname in deze accommodatie voortgezet.
1.3
Op 13 maart 2023 heeft de zorgverantwoordelijke, [de zorgverantwoordelijke] , besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg waarin de op 27 januari 2023 verleende zorgmachtiging niet voorziet (art. 8:11 Wvggz).2.Het betrof de volgende twee vormen van verplichte zorg: (i) insluiten (separatie) en (ii) uitoefenen van toezicht op betrokkene door middel van cameramonitoring. De zorgverantwoordelijke was van oordeel dat deze vormen van verplichte zorg nodig waren ter afwending van een noodsituatie, gelet op (a) ernstig nadeel, (b) de veiligheid binnen de accommodatie of andere locatie waar de zorg of verplichte zorg wordt verleend, en (c) de voorkoming van strafbare feiten. De zorgverantwoordelijke heeft de volgende toelichting gegeven:
“U heeft ruiten in de woonkamer ingegooid met stoelen, wij hebben u hierna zo nodig medicatie gegeven en één op één begeleiding echter deed u nogmaals een poging om een ruit in te gooien, dit konden wij niet op een andere manier afwenden dan een time-out in de separeer.”
1.4
Omdat zij van oordeel was dat de tijdelijke verplichte zorg zou moeten worden voortgezet na de wettelijk toegestane maximumperiode van drie dagen (art. 8:12 lid 1 Wvggz), heeft de zorgverantwoordelijke op 15 maart 2023 bij de geneesheer-directeur een aanvraag3.ingediend tot wijziging van de zorgmachtiging (art. 8:12 lid 3 Wvggz). De aanvraag vermeldt onder meer:
“(…) De reden dat ik verwacht dat de verplichte zorg moet worden voortgezet is: betrokkene heeft
twee dagen op rij hetzelfde gedrag laten zien en kan hier geen afspraken over maken.
Ik vraag in dit licht aan om in de zorgmachtiging de volgende onderdelen te wijzigen, dan wel het
volgende toe te voegen: (…)
Insluiten (…)
Betrokkene heeft meerdere malen ruiten op de afdeling ingegooid, 1 op 1 begeleiding en noodmedicatie blijkt dan niet voldoende om dit gedrag te doorbreken en separatie is dan noodzakelijk. (…)
Uitoefenen van toezicht op betrokkene, door middel van: Cameramonitoring (…).”
1.5
De geneesheer-directeur, [de geneesheer-directeur] , heeft de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging onderschreven en heeft op 15 maart 2023 een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging ingediend bij de officier van justitie (art. 8:12 lid 3 Wvggz).4.
1.6
Eveneens op 15 maart 2023 heeft [de onafhankelijke psychiater] een aanvullende medische verklaring opgesteld.5.
1.7
Op 16 maart 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) verzocht om de zorgmachtiging van 27 januari 2023 op de volgende onderdelen te wijzigen/aan te vullen:6.
“Insluiten, voor de resterende duur van de zorgmachtiging.
Uitoefenen van toezicht op betrokkene, voor de resterende duur van de zorgmachtiging.”
1.8
Blijkens de bestreden beschikking (onder het kopje ‘Procesverloop’) waren bij het verzoekschrift van 16 maart 2023 de volgende stukken gevoegd:
(i) de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 13 maart 2023 (genoemd onder 1.3)
(ii) de aanvraag van de zorgverantwoordelijke van 15 maart 2023 (genoemd onder 1.4)
(iii) het verzoek van de geneesheer-directeur aan de officier van justitie (genoemd onder 1.5), en
(iv) een aanvullende medische verklaring van 15 maart 2023 (genoemd onder 1.6)
1.9
Bij de zitting op 21 maart 2023 waren aanwezig betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en [de arts] , arts, verbonden aan de instelling waar betrokkene verblijft.
1.10
Bij mondelinge uitspraak van 21 maart 2023, schriftelijk uitgewerkt in een op 13 april 2023 ondertekende beschikking, heeft de rechtbank de ten aanzien van betrokkene verleende zorgmachtiging van 27 januari 2023 gewijzigd overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie en bepaald dat deze machtiging geldt tot en met 27 juli 2023.
1.11
Ter zitting had de advocaat van betrokkene verzocht het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging af te wijzen.7.Voor zover in cassatie van belang, voerde zij daartoe primair aan dat er geen nieuwe of geactualiseerde medische verklaring is bijgevoegd in de stukken en dat een aanvulling op de medische verklaring onvoldoende is. De rechtbank heeft dit verweer als volgt verworpen (onderstreping toegevoegd):8.
“(…) Anders dan de advocaat betoogt, is de rechtbank van oordeel dat een volledig nieuwe medische verklaring niet in alle gevallen noodzakelijk is. Het kan ook gaan om een onafhankelijk medisch oordeel in aanvulling op een eerder afgegeven medische verklaring, dat zich specifiek richt op de noodzaak voor aanvullende verplichte zorg. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In het door de advocaat van betrokkene genoemde arrest9.heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“Het voorgaande brengt mee dat bij een verzoekschrift tot wijziging van een zorgmachtiging – naast de in art, 8:12 lid 3 Wvggz vermelde stukken – de bestaande zorgmachtiging en de stukken die daaraan ten grondslag hebben gelegen dienen te worden overgelegd, voorzien van een actualisering daarvan met het oog op de vormen van verplichte zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Dit betekent dat ook een aanvullende medische verklaring nodig is van een psychiater die voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden, tenzij de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is en mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Aldus is gewaarborgd dat de rechter ten aanzien van de aanvullend verzochte vormen van verplichte zorg kan beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid als bedoeld in de art. 2:2, 3:3 en 3:4, onder b-e, Wvggz (vgl. art. 6:4 lid 1 Wvggz).”
In dit geval zijn de stukken die ten grondslag lagen aan de bestaande zorgmachtiging alsmede een aanvulling op de medische verklaring bij het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging gevoegd. De medische verklaring waarop de zorgmachtiging is gebaseerd is van 4 januari 2023. Deze verklaring heeft mede betrekking op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank nog actueel, omdat het ziektebeeld van betrokkene sindsdien niet is veranderd. Daarbij zit bij de stukken een aanvulling op de medische verklaring van 15 maart 2023. Hieruit blijkt dat betrokkene door de onafhankelijk psychiater is bezocht in de accommodatie en dat die zich op de hoogte heeft gesteld van het huidige toestandsbeeld van betrokkene. Uit deze verklaring valt af te leiden dat het niet is uit te sluiten dat betrokkene de komende tijd nog vaker gesepareerd of afgezonderd moet worden. De conclusie is daarom dat de aanvullende vormen van verplichte zorg proportioneel en noodzakelijk zijn. Met deze stukken beschikt de rechtbank over de gegevens die op grond van de wet noodzakelijk zijn om de toewijsbaarheid van het verzoek te kunnen beoordelen. De rechtbank zal het verzoek daarom inhoudelijk beoordelen.”
1.12
De rechtbank heeft vervolgens overwogen:
“Voor betrokkene is op 27 januari 2023 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet langer volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie, als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
Betrokkene heeft twee dagen op rij geagiteerd en agressief gedrag laten zien, waarbij er geen afspraken met hem gemaakt konden worden. Betrokkene heeft ruiten van de accommodatie ingegooid. Eén-op-één begeleiding en noodmedicatie bleek niet voldoende om het gedrag van betrokkene te doorbreken en daarom is hij gesepareerd voor een time-out.
Om deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
Gebleken is dat deze vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging, ook na verloop van drie dagen moeten kunnen worden voortgezet. Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vormen van verplichte zorg.
Gebleken is echter dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen voor de duur van de zorgmachtiging, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.”
1.13
Namens betrokkene is op 8 mei 2023 − tijdig − beroep in cassatie ingesteld. De officier van justitie heeft geen verweer gevoerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
Het middel bevat één onderdeel, dat is gericht tegen de hiervoor in 1.11 weergegeven (onderstreepte) overwegingen. Geklaagd wordt dat deze overwegingen onjuist zijn, althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd. Het onderdeel omvat vier subonderdelen.
2.2
Subonderdeel 1.1 komt op tegen de overweging dat de medische verklaring van 4 januari 2023, waarop de zorgmachtiging van 27 januari 2023 is gebaseerd, mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Het subonderdeel klaagt dat deze overweging onjuist en onbegrijpelijk is, nu de twee vormen van verplichte zorg waar het in het wijzigingsverzoek om gaat, ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht’, niet worden vermeld in de medische verklaring van 4 januari 2023.
2.3
Art. 8:12 Wvggz bevat een regeling voor het wijzigen van een zorgmachtiging, indien ter afwending van een noodsituatie tijdelijk verplichte zorg wordt verleend waarin die machtiging niet voorziet. Over deze regeling heeft de Hoge Raad in de reeds genoemde beschikking van 24 september 202110.het volgende overwogen (onderstreping toegevoegd):
“3.2 (…) Uit de wetsgeschiedenis volgt dat, indien een wijziging van een zorgmachtiging nodig is, de voorbereidingsprocedure van hoofdstuk 5 van de Wvggz dient te worden gevolgd. De procedure kan wel sneller worden doorlopen. Zo zal een eigen plan van aanpak in een dergelijke situatie niet aan de orde zijn. Ook zijn het zorgplan en de zorgkaart al aanwezig en kan een wijziging daarvan snel worden voorbereid.11.
3.3
Het voorgaande brengt mee dat bij een verzoekschrift tot wijziging van een zorgmachtiging – naast de in art. 8:12 lid 3 Wvggz vermelde stukken – de bestaande zorgmachtiging en de stukken die daaraan ten grondslag hebben gelegen dienen te worden overgelegd, voorzien van een actualisering daarvan met het oog op de vormen van verplichte zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Dit betekent dat ook een aanvullende medische verklaring nodig is van een psychiater die voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden, tenzij de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is en mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van zorg waarop het wijzigingsverzoek ziet. Aldus is gewaarborgd dat de rechter ten aanzien van de aanvullend verzochte vormen van verplichte zorg kan beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid als bedoeld in de art. 2:2, 3:3 en 3:4, onder b-e, Wvggz (vgl. art. 6:4 lid 1 Wvggz).
Opmerking verdient nog dat het in art. 8:12 lid 3 Wvggz bedoelde advies van de geneesheer-directeur kan worden aangemerkt als ‘de bevindingen van de geneesheer-directeur’ als bedoeld
in art. 5:17 lid 3, onder e, Wvggz.”
Ten tijde van het wijzigingsverzoek dient dus een actuele medische verklaring beschikbaar te zijn omdat anders de rechter niet in staat is te oordelen over de proportionaliteit, de subsidiariteit en de doelmatigheid van de aanvullende vormen van verplichte zorg.12.
2.4
J. de Jong schrijft over deze uitspraak onder meer (onderstreping toegevoegd):
“De redenering van de Hoge Raad (…) is geheel navolgbaar: wanneer aanvullende zorgvormen worden verzocht, dan zullen de zorgverantwoordelijke, de onafhankelijk psychiater en de geneesheer-directeur op grond van de actuele situatie (inzake de psychische toestand, het veroorzaakte ernstig nadeel, en algemene uitgangspunten als proportionaliteit, subsidiariteit en ultimum remedium, doelmatigheid en veiligheid) de nodige informatie moeten verschaffen. De medische verklaring vormt hierbij denkelijk de meest essentiële factor. Niet voor niets volgt de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.15 het cassatiemiddel waar het gaat om de vereisten van art. 5 EVRM, door het EHRM uitgewerkt tot noodzakelijke uitgangspunten als de aanwezigheid van een ‘true mental disorder’, vastgesteld op basis van ‘objective medical expertise’, om bij personen ‘of unsound mind’ in geval van gedwongen opname te kunnen spreken van ‘rightful detention’.
Tegelijk maakt de uitspraak duidelijk dat ook voor aanvullende verplichte zorgvormen die niet op opname zien, voornoemde aanvullende documentatie noodzakelijk is. De beide aangehaalde conclusies13. beklemtonen dat het daarbij niet per se hoeft te gaan om een volledige medische verklaring zoals initieel afgegeven. Het kan – schriftelijk of zelfs mondeling ter zitting – gaan om een onafhankelijk medisch oordeel dat zich specifiek richt op de noodzaak voor aanvullende verplichte zorg. En zo kan ook het ‘advies van de geneesheer-directeur’ zich specifiek op de verzochte aanvulling(-en) richten (en zodoende doorgaan voor de ‘bevindingen van geneesheer-directeur’ zoals deze bij de initiële aanvraag worden aangeleverd), mits (…) de rechtbank dan wel alle oorspronkelijke stukken bij haar beoordeling betrekt.”
2.5
Uit genoemde beschikking van 24 september 2021 volgt dat, (slechts) indien (i) de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is en (ii) deze mede betrekking heeft op de aanvullende vormen van het wijzigingsverzoek, niet een aanvullende medische verklaring hoeft te worden overgelegd.
2.6
De twee aanvullende vormen van verplichte zorg die in deze zaak worden genoemd in het verzoekschrift tot wijziging van de zorgmachtiging van 27 januari 2023 – ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht’ – , zijn niet aangekruist/vermeld in de medische verklaring van 4 januari 2023 die aan die zorgmachtiging ten grondslag lag.14.De klacht is in zoverre terecht voorgesteld. De rechtbank heeft evenwel direct aansluitend overwogen dat bij het verzoekschrift (tot wijziging van de zorgmachtiging) een aanvullende medische verklaring van 15 maart 2023 is gevoegd (zie hiervoor 1.6). In deze verklaring staat het volgende:
“Ik heb mij op 15-03-2023 op de hoogte gesteld van het huidige toestandsbeeld van bovengenoemde betrokkene en ik heb betrokkene bezocht op de [afdeling] in [locatie] .
Zorgverantwoordelijke geeft aan dat betrokkene op 13 en 14 maart 2023 is gesepareerd en afgezonderd daarbij was de camera in de separeer aan nadat hij meerdere malen ruiten op de afdeling heeft ingegooid, 1 op 1 begeleiding en noodmedicatie bleken niet voldoende om dit gedrag te doorbreken. Het is niet uit te sluiten dat betrokkene de komende tijd nog vaker gesepareerd of afgezonderd moet worden.
In gesprek geeft betrokkene aan dat hij boos geworden is omdat hij [van de] arts niet naar buiten mag. Hij weet nog dat hij ramen heeft ingegooid, met een vuist tegen glas geslagen. Betrokkene snapt niet waarom hij gesepareerd werd, separeerruimte heeft hij negatief ervaren. Volgens hem zouden mensen met hem komen praten.
Bij psychiatrisch onderzoek valt het op dat betrokkene geen ziekte-besef en -inzicht heeft. Hij ontkent feiten, bijvoorbeeld, middelengebruik, overziet gevolgen van eigen gedrag niet. Met momenten is betrokkene niet te verstaan wegens binnen mond praten.
Onderstaande vormen van zorg zijn proportioneel en nodig:
• Insluiting
• Uitoefening van toezicht”
2.7
Aangezien er een aanvullende (actuele) medische verklaring van een onafhankelijke psychiater is overgelegd, kan het subonderdeel bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
2.8
Subonderdeel 1.2 is, als ik het goed zie, gericht tegen het oordeel dat de medische verklaring van 4 januari 2023 nog actueel is, omdat het ziektebeeld van betrokkene sindsdien niet is veranderd. Het subonderdeel stelt dat bij het wijzigingsverzoek van 16 maart 2023 een zorgplan van 14 maart 2023 is overgelegd dat “volledig gelijk” is aan het zorgplan van 29 december 2022 dat is overgelegd bij het verzoek dat heeft geleid tot de zorgmachtiging van 27 januari 2023, “behalve met betrekking tot de twee vormen van verplichte zorg”. Het subonderdeel citeert vervolgens passages uit het zorgplan van 14 maart 2023 die betrekking hebben op ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’. Aan het slot van het subonderdeel staat het volgende:
“Alles is dus verder hetzelfde. Het doel van de opname was (…) klinische diagnostiek en daaraan verbonden indicatie voor behandeling. Wat die diagnostiek tussen 29 december 2022 en 14 maart 2023 heeft opgeleverd blijkt uit dit zorgplan niet, nu de tekst verder geheel hetzelfde is.”
2.9
Ik lees in het subonderdeel geen (kenbare) klacht die voldoet aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld. Het subonderdeel dient reeds daarom te falen. Daarnaast dient het subonderdeel te falen op de grond dat bij het verzoekschrift van 16 maart 2023 een recente aanvullende medische verklaring van een onafhankelijke psychiater is overgelegd (zo juist geciteerd). In die verklaring geeft de psychiater aan dat zij zich op de hoogte heeft gesteld “van het huidige toestandsbeeld” van betrokkene. De psychiater gaat vervolgens in op de genoemde twee aanvullende vormen van verplichte zorg.
2.10
Ik sluit mij aan bij de hiervoor in 2.4 weergegeven opvatting van J. de Jong dat een volledige medische verklaring niet noodzakelijk is in het kader van een verzoek tot aanvulling of wijziging van een eerder verleende zorgmachtiging: een onafhankelijk medisch oordeel dat zich specifiek richt op de noodzaak voor de verzochte aanvullende verplichte zorg, volstaat. Vaststaat dat een dergelijk oordeel voorhanden was ten tijde van de zitting.
2.11
Indien er na het eerste psychiatrisch onderzoek veranderingen zijn opgetreden in het ziekte- beeld/toestandsbeeld van de betrokken patiënt, dan dient daarvan door de onafhankelijke psychiater uiteraard melding te worden gemaakt in de aanvullende medische verklaring. Aangezien de psychiater in de aanvullende medische verklaring van 15 maart 2023 niet nader is ingegaan op het ziektebeeld van betrokkene kan er naar mijn mening vanuit worden gegaan dat zij na het door haar gedane onderzoek van oordeel was dat in het ziekte- beeld/toestandsbeeld van betrokkene na 4 januari 2023 geen wijziging is opgetreden. De inhoud van de verklaring van de ter zitting aanwezige arts [de arts] geeft evenmin een aanknopingspunt voor het standpunt dat er in de twee maanden na het eerste onderzoek een wijziging is opgetreden in het ziektebeeld/toestandsbeeld van betrokkene. Op de hiervoor – deels ten overvloede – vermelde gronden faalt het subonderdeel.
2.12
Subonderdeel 1.3 is, als ik het goed zie, gericht tegen het oordeel dat uit de aanvullende medische verklaring van 15 maart 2023 blijkt dat de psychiater zich op de hoogte heeft gesteld van het huidige toestandsbeeld van betrokkene. Het subonderdeel geeft eerst, deels geparafraseerd, weer wat de psychiater heeft opgeschreven in die verklaring. Het subonderdeel stelt vervolgens dat de psychiater niet aangeeft wat er naar haar mening met betrokkene aan de hand is. Het subonderdeel stelt in dat verband dat het psychiatrisch onderzoek wat betreft de beschrijving niet verder gaat dan dat betrokkene geen ziekte-besef en ziekte-inzicht heeft, maar dat uit de verklaring niet blijkt wat dat psychiatrisch ziektebeeld is. Daarnaast, zo vervolgt het subonderdeel, vermeldt de aanvullende medische verklaring niet welke eerdere medische verklaring wordt aangevuld. Het subonderdeel stelt dat de psychiater over het huidige toestandsbeeld van betrokkene eigenlijk niets zegt.
2.13
In de door haar opgestelde aanvullende medische verklaring geeft de psychiater aan (i) dat zij zich op de hoogte heeft gesteld van het huidige toestandsbeeld van betrokkene en (ii) dat zij betrokkene heeft bezocht op de afdeling waar hij verblijft. Het subonderdeel betoogt in de kern dat in een aanvullende medische verklaring steeds moet worden vermeld wat het ziektebeeld/toestandsbeeld van de betrokken patiënt is op het moment van onderzoek. Ik meen dat dit betoog als te ver strekkend dient te worden verworpen. Uitsluitend als uit het onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het kader van het wijzigingsverzoek is gebleken dat in het eerder beschreven ziektebeeld/toestandsbeeld veranderingen zijn opgetreden, dient daarvan door de (opvolgend) onafhankelijk psychiater melding te worden gemaakt in de aanvullende medische verklaring. Zoals hiervoor weergegeven was dat klaarblijkelijk niet aan de orde. Aldus stond het de psychiater vrij om zich in de aanvullende medische verklaring toe te spitsen op de noodzaak voor aanvullende verplichte zorg. De klacht faalt.
2.14
Subonderdeel 1.4 stelt dat de rechtbank uitsluitend heeft geoordeeld dat de aanvullende vormen van verplichte zorg proportioneel en noodzakelijk zijn, en dat de beschikking niets vermeldt over de subsidiariteit en de doelmatigheid van deze vormen van verplichte zorg. In het subonderdeel staat vervolgens de volgende passage:
“Zoals in de verklaring van de psychiater van 15 maart 2023 staat heeft verzoeker begrepen dat er mensen met hem zouden komen praten. Kennelijk is dat niet gebeurd. Hij snapte kennelijk niet waarom hij gesepareerd werd en heeft de separeerruimte als negatief ervaren. Waarom is er niet beoordeeld wat er feitelijk met hem aan de hand was. Als hij daar voor diagnostiek kwam, kan men zich afvragen wat daaraan gedaan is.
Uit de stukken blijkt niet wanneer alles gebeurd is. De arts heeft ter zitting van 21 maart 2023 wel verteld wat er dan zou zijn gebeurd maar hoe een en ander in het kader moet worden geplaatst blijkt feitelijk niet. Naar de mening van verzoeker heeft dan ook zijn advocaat terecht afwijzing van het verzoek bepleit omdat er feitelijk geen nieuwe of geactualiseerde medische verklaring was bijgevoegd bij de stukken, de aanvulling onvoldoende was en verzoeker gelet op de tweemaal separatie gedurende eenmaal twee uur en eenmaal vier uur niet begrijpt dat hij zijn vrijheden niet terugkrijgt als hij dit gedrag niet weer vertoont.”
2.15
Naar mijn mening bevat het subonderdeel geen kenbare klacht die voldoet aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld. Voor zover het subonderdeel klaagt dat de rechtbank niet zou hebben geoordeeld over de vraag of is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en doelmatigheid, mist die klacht feitelijke grondslag. Juist is dat de rechtbank in de door het onderdeel bestreden passage heeft geoordeeld dat de conclusie is dat de aanvullende vormen van verplichte zorg “proportioneel en noodzakelijk zijn”. Uit de opvolgende overwegingen, hiervoor in 1.12 weergegeven, blijkt echter duidelijk dat de rechtbank van oordeel is dat voorts is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en doelmatigheid. Die overwegingen, waaronder het oordeel dat met de voorgestelde wijziging “is voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz”, worden in cassatie niet bestreden. Het subonderdeel faalt.
2.16
Nu geen van de voorgestelde klachten slaagt, dient het cassatieberoep te worden verworpen. De zaak leent zich mijns inziens voor afdoening met toepassing van art. 81 RO.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑07‑2023
De beslissing van de zorgverantwoordelijke is overgelegd als prod. 6.
De aanvraag van 15 maart 2023 bevindt zich achter het verzoek van de geneesheer-directeur aan de officier van justitie tot het indienen van een verzoekschrift tot wijziging van de bestaande zorgmachtiging (prod. 5).
Zie het slot van de als prod. 5 overgelegde aanvraag.
De aanvullende medische verklaring is overgelegd als prod. 8.
Het verzoekschrift van de officier van justitie met bijlagen is overgelegd als prod. 3.
Het proces-verbaal van de zitting is overgelegd als prod. 20.
Zie blz. 2 en 3 van de bestreden beschikking.
De advocaat had een beroep gedaan op HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1357, NJ 2021/385, m.nt. J. Legemaate, JGz 2021/79, m.nt. J.J. de Jong.
HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1357, NJ 2021/385, m.nt. J. Legemaate, JGz 2021/79, m.nt. J.J. de Jong. Zie nadien, onder verwijzing naar deze uitspraak: HR 18 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:390, JGz 2022/19, m.nt. J.J. de Jong.
De Hoge Raad verwijst naar Kamerstukken II 2015/16, 32 399, nr. 25, blz. 182.
Aldus Legemaate in zijn NJ-noot, onder 4
De Jong verwijst naar de conclusie van plv. P-G Langemeijer voor HR 19 februari 2021, NJ 2021/162, m.nt. J. Legemaate en de conclusie van A-G Snijders voor de beschikking van 24 september 2021.
De medische verklaring van 4 januari 2023 is overgelegd als prod. 7. Zie voor de verzochte vormen van verplichte zorg rubriek 7.g.