Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek van omzetbelasting 2020
5.2.7 Afnemer bij reizen met openbaar vervoer
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2020
- Bronpublicatie:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Inwerkingtreding
15-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Één van de voorwaarden om btw in aftrek te kunnen brengen, is dat de ondernemer die de btw in aftrek wenst te brengen de afnemer is van de overeengekomen prestatie. Daarvoor is steeds noodzakelijk dat de ondernemer de rechtsbetrekking is aangegaan met degene die de desbetreffende prestatie verricht en beschikt over een factuur die voldoet aan de wettelijke vereisten.
Bij reizen met openbaar vervoer (hierna: OV-reizen) komt er blijkens de algemene voorwaarden een vervoersovereenkomst tot stand tussen de vervoerder (bijv. de NS) en de reiziger die wordt vervoerd. Dit is ook het geval als een werknemer OV-reizen maakt in het kader van de onderneming van zijn werkgever en daarbij voor de betaling aan de vervoerder gebruik maakt van een door de werkgever ter beschikking gestelde OV-chipkaart. De kosten van het vervoer komen dan voor rekening van de ondernemer (de werkgever).
Dit is anders in de situatie waarin een werknemer een bedrijfsauto gebruikt voor reizen in het kader van de onderneming van zijn werkgever en namens de werkgever brandstof/energie afneemt. In dat geval is de werkgever afnemer van de brandstof/energie. Ik acht het niet wenselijk dat in de hiervoor bedoelde gevallen het reizen met het openbaar vervoer anders wordt behandeld dan het reizen met een bedrijfsauto. Om die reden keur ik op grond van artikel 63 van de AWR het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de ondernemer (de werkgever) wordt aangemerkt als de afnemer van de vervoersprestatie voor de OV-reizen die zijn werknemers maken in het kader van de onderneming met gebruik van OV-chipkaarten die door de ondernemer zijn aangeschaft/verkregen en aan de werknemers ter beschikking zijn gesteld. Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.
Voorwaarden
- –
De ondernemer kan aantonen dat de werknemer deze OV-reizen maakt in het kader van diens onderneming. Woon-werkverkeer wordt daaronder niet begrepen; en
- –
De ondernemer beschikt over een (periodieke) afrekening van de vervoerder waaruit blijkt dat de ondernemer de kosten rechtstreeks betaalt aan de vervoerder voor het gebruik door zijn werknemers van een OV-chipkaart voor de OV-reizen.
Om misverstanden te voorkomen wordt opgemerkt dat het vorenstaande niet alleen geldt voor werknemers maar ook voor eventuele uitzendkrachten die door de ondernemer worden ingehuurd. Deze goedkeuring geldt vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit. Op het verleden wordt niet teruggekomen.