Hof Den Haag, 03-05-2013, nr. BK-12/00688, nr. BK-12/00689
ECLI:NL:GHDHA:2013:1482, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
03-05-2013
- Zaaknummer
BK-12/00688
BK-12/00689
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:1482, Uitspraak, Hof Den Haag, 03‑05‑2013; (Hoger beroep)
Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2012:BX4042
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3210, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
NTFR 2015/368 met annotatie van E.H. van den Elsen
NTFR 2013/1865 met annotatie van Drs. C. Verweij
Uitspraak 03‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Verwijzingszaak HR 10 augustus 2012, nr. 11/00468. Rondleidingen door stadion. Het verlaagde tarief is van toepassing op de tours en de arrangementen voor het deel dat betrekking heeft op de tours.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
nummers BK-12/00688 en 12/00689
meervoudige kamer
Uitspraak van 3 mei 2013
in het geding tussen:
de commanditaire vennootschap [X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (voorheen: rechtbank Haarlem) van 23 december 2008, nummers AWB 08/1388 en AWB 08/1389, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen, en beschikkingen inzake heffingsrente.
Naheffingsaanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg
1.1. Belanghebbende zijn twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2002 (naheffingsaanslag I) van € 91.199 en over het tijdvak 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2005 (naheffingsaanslag II) van € 243.588 , welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd tot € 88.009 en € 222.280. Bij gelijktijdig genomen beschikkingen zijn boeten opgelegd van € 20.036 en € 6.602 alsmede is heffingsrente berekend van € 16.390 en € 24.302. Deze zijn bij de uitspraken op het bezwaar verminderd tot respectievelijk € 2.593, € 4.238, € 14.163 en € 22.286
1.2. De rechtbank heeft het beroep betreffende naheffingsaanslag I ongegrond verklaard, het beroep betreffende naheffingsaanslag II gegrond verklaard, de daarop betrekking hebbende uitspraak van de Inspecteur vernietigd en naheffingsaanslag II verminderd tot € 240.179 (dit moet zijn € 218.871). Omtrent de heffingsrente en de boete met betrekking tot deze naheffingsaanslag vermeldt het dictum niets. Voorts is de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 966 en is hem gelast belanghebbende het betaalde griffierecht van € 285 te vergoeden.
Geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Dat Hof heeft bij uitspraak van 16 december 2010 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslagen verminderd tot € 19.513 respectievelijk € 26.588, de boetebeschikkingen vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 644 en de Inspecteur gelast belanghebbende het betaalde griffierecht van € 433 te vergoeden.
2.2. Bij arrest van 10 augustus 2012, nr. 11/00468, heeft de Hoge Raad het door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd, en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (het verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brieven van 16 oktober 2012 en 6 december 2012 en de Inspecteur bij brieven van 12 september 2012 en 4 december 2012. Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, kunnen kennis nemen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 maart 2012, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.
Verwijzingsopdracht
3.
In het verwijzingsarrest is overwogen:
”(…)
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Belanghebbende exploiteert een multifunctioneel gebouwencomplex (hierna: [B]), bestaande uit een stadion (hierna: het stadion) met daarbij behorende voorzieningen. In [B] is ook een museum gehuisvest, te weten het museum van de voetbalclub [A] (hierna: het museum respectievelijk de voetbalclub).
3.1.2.
Belanghebbende verhuurt het stadion aan derden voor het houden van sportwedstrijden en daarnaast incidenteel voor optreden door uitvoerend kunstenaars. Voorts verzorgt belanghebbende tegen vergoeding rondleidingen in [B], de zogenoemde [a-tours] (hierna: de tours). De tours vinden plaats op tijden waarop in het stadion geen evenementen plaatsvinden.
3.1.3.
In de onderwerpelijke tijdvakken bestonden de tours uit een rondleiding door [B] en een bezoek aan het museum. Tijdens de rondleiding bezochten de deelnemers onder begeleiding van een gids de tribune, het voetbalveld, de perskamer en de controlekamer. De gids vertelde diverse wetenswaardigheden over de voetbalclub, het stadion en de popconcerten. Er bestonden diverse varianten van de tour, bijvoorbeeld een op kinderen gerichte tour en een op middelbare scholieren gerichte tour. Afhankelijk van het soort tour duurde de rondleiding één á twee uur. Na afloop van de tour konden de deelnemers onbeperkt en zonder gids het museum bezoeken. Het museum geeft een overzicht van de geschiedenis van de voetbalclub. In de onderhavige tijdvakken was het niet mogelijk het museum zonder deelname aan de tours te bezoeken.
3.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de tours kunnen worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen in de zin van post b.14, letter g, van tabel I, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), zodat de voor de tours ontvangen vergoedingen op de voet van artikel 9, lid 2, letter a, van de Wet zijn onderworpen aan het verlaagde tarief van zes percent. Daartoe heeft het Hof overwogen dat post b.14 een ruim toepassingsgebied heeft, aangezien blijkens de parlementaire geschiedenis de wetgever heeft beoogd diverse vormen van vrijetijdsbesteding onder het verlaagde tarief te brengen, naast andere vormen van recreatie zoals het bijwonen van een sportwedstrijd. Daaraan doet niet af, aldus het Hof, dat de wetgever om hem moverende redenen een aantal separate onderdelen in post b.14 van tabel I heeft opgenomen. Tegen die achtergrond en gelet op de omstandigheid dat de evenementen die in [B] plaatsvinden alle gericht zijn op recreatie dan wel vermaak in de ruimste zin des woords, is het Hof van oordeel dat [B] kan worden aangemerkt als een primair voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening, en voorts dat ook de tours zelf vermaak en recreatie vormen.
3.3.
Voor zover het middel zich richt met rechtsklachten tegen dit oordeel, slaagt het. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever de toepassing van het verlaagde tarief als uitzondering op de hoofdregel heeft willen beperken tot specifieke vormen van vermaak en recreatie die worden omschreven in post b.14 van tabel I bij de Wet. Dit betekent dat de toepassing van het verlaagde tarief dient te worden beperkt tot voorzieningen die als zodanig worden vermeld in post b.14 van tabel I bij de Wet.
Het oordeel van het Hof dat voor het aanmerken van een gebouwencomplex als een primair voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening in de zin van post b.14, letter g, van tabel I bij de Wet, voldoende is dat de evenementen die daarin plaatsvinden alle gericht zijn op recreatie dan wel vermaak in de ruimste zin des woords, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De aan het slot van letter g van post b.14 bedoelde voorzieningen zijn beperkt tot primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen die wat inrichting betreft op één lijn kunnen worden gesteld met attractieparken, speel- en siertuinen. Een voorziening als [B] is echter primair en permanent ingericht voor het houden van in de letters d en f van post b.14 van tabel I bij de Wet vermelde muziekuitvoeringen en sportwedstrijden. Het middel slaagt derhalve in zoverre.
3.4.
Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor de door het Hof onbehandeld gelaten stellingen. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
(…)”
Vaststaande feiten
Gegeven de stukken van het geding, waaronder het verwijzingsarrest en de door het Gerechtshof Amsterdam vastgestelde feiten, alsmede het ter zitting verhandelde, is als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
4.1. Belanghebbende exploiteert een multifunctioneel gebouwencomplex ([B]), bestaande uit een stadion (het stadion) met daarbij behorende voorzieningen. In [B] is ook een museum gehuisvest, te weten het museum van de voetbalclub [A] (het museum respectievelijk de voetbalclub).
4.2. Belanghebbende is voor haar activiteiten ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet).
4.3. Belanghebbende verhuurt het stadion aan derden voor het houden van sportwedstrijden en voor optredens door uitvoerende kunstenaars. Voorts verzorgt belanghebbende tegen vergoeding rondleidingen in [B], de zogenoemde [a-tours] (de tours). De tours vinden plaats op tijden dat in het stadion geen evenementen plaatsvinden.
4.4. In de onderwerpelijke tijdvakken bestaan de tours uit een rondleiding door [B], gevolgd door een bezoek aan het museum. Tijdens de rondleiding bezoeken de deelnemers onder begeleiding van een gids, de tribune, het voetbalveld, de perskamer en de controlekamer. De gids vertelt diverse wetenswaardigheden over de voetbalclub, het stadion en de popconcerten. Van de tours bestaan diverse varianten, waaronder een op kinderen gerichte tour en een op middelbare scholieren gerichte tour. Afhankelijk van het soort tour duurt de rondleiding één tot twee uur. Na afloop van de tour kunnen de deelnemers onbeperkt en zonder de gids het museum bezoeken. Sommige tours vereisen actieve deelname: een estafette, een brancardrace en spijkerslaan. De [b-tour] wordt afgesloten met een toggle-afdaling. Het museum geeft onder meer een overzicht van de geschiedenis van de voetbalclub. In de onderhavige tijdvakken is het niet mogelijk het museum zonder deelname aan de tours te bezoeken.
4.5. In de onderhavige tijdvakken betalen bezoekers bij de entree voor de tour één bedrag. Zij krijgen dan toegang tot de tour in [B] en het museum.
4.6. De Inspecteur heeft in 2006 bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd. In het opgemaakte rapport, gedateerd 19 april 2007, is onder meer opgenomen:
”4.2 Tarief rondleidingen
Het Stadion verzorgt diverse rondleidingen door het Stadion sinds 1996. Hierbij wordt door een gids een rondleiding gegeven. (...)
De duur van de rondleiding is circa 1 uur. Per dag houdt [B] op bepaalde tijdstippen een aantal van de rondleidingen door het Stadion. Met een gids maakt men een rondleiding door het Stadion. Bezocht wordt o.a. het hoogste stoeltje, persruimte, commandokamer en er wordt een foto gemaakt op de grasmat. De foto is niet inbegrepen in de kaartprijs. Tijdens de rondleiding vertelt de gids allerlei wetenswaardigheden en feiten over het Stadion, [A] en de popconcerten. Na afloop van de rondleiding, dit is na circa 1 uur, mag men het [museum] bezoeken. De gids opent de deur van het museum en neemt vervolgens afscheid. Het [museum] dient via de achteringang verlaten te worden, waardoor de bezoeker in de [fan shop] komt. In het [museum] is de bezoeker vervolgens vrij om rond te kijken. Tijdens de door mij bezochte rondleiding hadden de overige deelnemers het [museum] na circa 10 tot 15 minuten weer verlaten. (…) Het Stadion heeft over de ontvangsten van (...) genoemde rondleidingen 6% omzetbelasting afgedragen (6/106*ontvangen vergoeding voor entreekaarten). (…)
[B] heeft (...) voor de rondleidingen ten onrechte het verlaagde tarief toegepast.”
Geschil na verwijzing en standpunten van partijen
5.1. Na verwijzing houdt partijen het antwoord op de vraag verdeeld of het verlaagde tarief van toepassing is op de tours en de arrangementen voor het deel dat betrekking heeft op de tours. Tussen partijen is niet in geschil dat ter zake van het deel van de arrangementen dat geen betrekking heeft op de tours het verlaagde tarief van toepassing is. De overige correcties zijn niet in geschil .
5.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
6.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. In het geval het gelijk is aan de zijde van belanghebbende, is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag I en de naheffingsaanslag II zoals deze luiden na de uitspraak op bezwaar dienen te worden verminderd met respectievelijk € 68.496 en € 195.692. De boeten moeten zo heeft de Inspecteur ter zitting van het Gerechtshof Amsterdam verklaard - vervallen
6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank, behoudens dat de boeten komen te vervallen.
Beoordeling van het beroep na verwijzing
7.1. Vast staat dat het verlenen van de hier aan de orde zijnde toegang enkel geschiedt wanneer geen ander gebruik van [B] plaatsheeft. Deze prestatie is naar ’s Hofs oordeel te beschouwen als een dienst te weten het verlenen van toegang tot een openbaar museum of verzameling als bedoeld in onderdeel c van post b.14 van Tabel I. Naar algemeen spraakgebruik is een museum een ruimte waarin een duurzaam samenhangende collectie goederen is uitgestald, waarover het publiek wordt geïnformeerd voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen. [B] moet in dit verband worden beschouwd als een multifunctioneel gebouw. Op het moment dat [B], waarin ook een voor met name voetballiefhebbers belangrijke collectie specifieke goederen is opgenomen en uitgestald, wordt bezocht door het voor de tours betalende publiek verandert het karakter van het gebouw tijdelijk. De primaire en permanente inrichting krijgt gedurende die openstelling een volledig andere functie en betekenis voor de bezoeker. De bijzondere bouwkenmerken, de (technische) bezienswaardigheden en de betekenis voor de voetbalsport maken dan dat het geheel als een museum in hier bedoelde zin moet worden aangemerkt.
7.2. Het voorgaande betekent dat het gelijk is aan de zijde van belanghebbende en dat moet worden beslist als volgt.
Proceskosten, griffierecht en immateriële schade
8.1. Het Hof acht termen aanwezig een partij te veroordelen in de na verwijzing gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op €1.888 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand [(2 punten à € 472 (hoger beroep)) + (2 punten à € 472 (beroep na verwijzing))] x 1 (gewicht van de zaak). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
8.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling bij het Hof Amsterdam gestorte griffierecht van € 433 te worden vergoed.
8.3. Voor zover belanghebbende beoogt te verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, moet het verzoek worden afgewezen, omdat de redelijke termijn sedert het verwijzingsarrest niet is overschreden. Wat betreft de voorafgaande procedure kan een zodanig verzoek niet eerst in deze fase van de procedure worden gedaan, omdat de verwijzingsopdracht daartoe geen ruimte biedt.
Beslissing
Het Gerechtshof
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze de proceskosten en het griffierecht betreft;
- -
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- -
vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2002 tot € 19.513 en de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2005 tot € 26.588;
- -
vernietigt de boetebeschikkingen;
- -
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.888.
- -
gelast de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 433 te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. J.T. Sanders, W.M.G. Visser en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Janssen. De beslissing is op 3 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- -
de naam en het adres van de indiener;
- -
de dagtekening;
- -
de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- -
de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.