Einde inhoudsopgave
Aanvullingswet natuur Omgevingswet
Artikel 2.5 (populatiebeheer en jacht)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
08-07-2020, Stb. 2020, 310 (uitgifte: 04-09-2020, kamerstukken: 34985)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Besluiten tot goedkeuring van faunabeheerplannen als bedoeld in artikel 3.12, zevende lid, van de Wet natuurbescherming die onherroepelijk zijn, gelden als besluiten tot goedkeuring als bedoeld in de regels, gesteld op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Omgevingswet.
2.
3.
Valkeniersakten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van de Wet natuurbescherming die onherroepelijk zijn, gelden als omgevingsvergunningen voor een valkeniersactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder g, van de Omgevingswet.
4.
Erkenningen van jachtexamens als bedoeld in artikel 3.28, tweede lid, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, examens voor het gebruik van jachtvogels als bedoeld in artikel 3.30, tweede lid, van de Wet natuurbescherming en examens voor het gebruik van eendenkooien als bedoeld in artikel 3.30, derde lid, van de Wet natuurbescherming die onherroepelijk zijn, gelden als erkenningen als bedoeld in de regels, gesteld op grond van artikel 4.3, in samenhang met artikel 4.32, van de Omgevingswet.
5.
Vergunningen en ontheffingen, verleend krachtens de Vogelwet 1936, de Jachtwet, artikel 25 van de Natuurbeschermingswet of de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten blijven van kracht voor de tijd dat zij zijn verleend. De artikelen 5.39 en 5.40 van de Omgevingswet zijn van overeenkomstige toepassing.
6.
Een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit wordt niet geweigerd als de aanvrager niet met gunstig gevolg een jachtexamen heeft afgelegd, als hem in de periode van 1 januari 1977 tot en met 31 maart 2002 een jachtakte als bedoeld in de Jachtwet is uitgereikt of als hem in de periode van 1 april 2002 tot en met 30 september 2004 een jachtakte als bedoeld in de Flora- en faunawet is uitgereikt onder het met gunstig gevolg behalen van een krachtens de Jachtwet erkend jachtexamen.