Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.6.4
5.6.4 Zelfstandige waarde van de interviewstudie en vervolgonderzoek
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS595520:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In onderzoek van Langer & Doherty, over de terughoudendheid van rechters bij het Joegoslavië-tribunaal om hun case managementbevoegdheden aan te wenden, wordt mede als mogelijke verklaring gezien dat rechters vinden dat zij te weinig informatie hebben om efficiënt te kunnen ingrijpen. Rechterlijke interventies kunnen op zichzelf tot meer tijd en kosten leiden en kunnen vanwege het informatiegebrek leiden tot inaccurate en/of oneerlijke beslissingen. Langer & Doherty 2011, p. 60-61. Zie nationaal ook Giesen 2006, p. 104-105; Barendrecht & Klijn (red.) 2004, p. 59-60.
Jacobs 2010.
Jacobs 2010, p. 41.
'De goede procesorde in beeld', waarbij ik mede-auteur was. Zie Barendrecht e.a. 2011.
Zie ook McMorrow, Gardina & Ricciardone 2004. Op informele prikkels wordt in § 8.7.1.2 nog ingegaan.
Let op: in die studie is een andere definitie en operationalisering gehanteerd van verstorend gedrag, zie Barendrecht e.a. 2011, p. 18 e.v.
Barendrecht e.a. 2011, p. 104.
Zie hierover ook § 9.4.1.
De interviewresultaten hebben niet alleen een instrumentele waarde om tot beantwoording van de hoofdvraag van dit dissertatieonderzoek te komen, maar ze voegen ook op zichzelf reeds kennis toe, bijvoorbeeld aan de bestaande literatuur over procesgedrag. Waar Van der Wiel (2004) en Lindijer (2006) in hun dissertaties vooral aan de hand van de wet en casuïstiek lieten zien welk verstorend gedrag mogelijk is, is in dit onderzoek het oogpunt van de rechter toegevoegd en een beeld verkregen van de frequentie en overlast van de verschillende gedragingen.
Het beeld van terughoudendheid van rechters met kostenconsequenties past in een ruimer beeld van rechterlijke terughoudendheid in het sanctioneren van procespartijen.1 Zo deed Jacobs recent een onderzoek naar handhaving van de substantiëringsplicht.2 Daarin kwam naar voren dat de advocaten tegenover die plicht een positievere houding innemen als de rechterlijke macht strenger optreedt bij de handhaving van die plicht. Jacobs stelt dan ook dat 'het gebrek aan sanctionering door de Nederlandse rechters een sterk negatieve invloed heeft op de in beginsel erg positieve houding van de advocatuur ten opzichte van de substantiëringsplicht'.3 Omdat de sancties niet zijn gespecificeerd, is onduidelijk in hoeverre de kostenveroordeling als sanctie wordt toegepast in vergelijking met andere remedies. Vast staat in ieder geval dat de terughoudendheid met kostensancties die uit deze interviewstudie blijkt, lijkt op de terughoudendheid met het handhaven van de substantiëringsplicht die in Jacobs' onderzoek naar voren komt. De vraag rijst of de positieve relatie tussen de houding van de advocatuur en de mate van handhaving ook geldt voor ander verstorend procesgedrag dan de niet-nakoming van de substantiëringsplicht.
Uit de interviews komt naar voren dat rechters naast kostenconsequenties nog andere remedies hebben om verstorend procesgedrag te voorkomen, met name ook informele instrumenten vanuit hun regierol. Daarnaar is een vanuit de Raad voor de Rechtspraak geïnitieerd nader onderzoek verricht.4 Door observaties van zittingen en het gebruik van vragenlijsten voor rechters, advocaten en partijen is gepoogd een breder beeld te krijgen van de wijze waarop rechters instrumenten inzetten om partijgedrag in goede banen te leiden. Ook uit dat onderzoek blijkt dat rechters terughoudend zijn met formele sancties en vaak liever kiezen voor informele oplossingen, zoals een leespauze of een (non-)verbale terechtwijzing ter zitting.5 Wat in die studie verder opvalt, is dat observanten, partijen en advocaten meer ' procesverstorende gedragingen' 6 rapporteren dan de rechters in diezelfde zaken waarnemen.7 Dit kan er mogelijk op wijzen dat ook de in de onderhavige interviewstudie door rechters gerapporteerde frequentie van verstorend procesgedrag lager is dan wat door andere procesdeelnemers of neutrale waarnemers zou zijn gemeld.
Nader onderzoek naar de rol en visie van advocaten (en eventueel partijen) zou daarom ook interessant zijn. Enerzijds is er in dit onderzoek veel begrip voor de rol van de advocaat. De rechters beseffen dat de advocaat zit ingeklemd tussen de rechter en de cliënt. De advocaat kan volgens hen vaak niet weten welke kant de rechter met de zaak op wil. En van de cliënt weet de advocaat soms niet of die hem wel eerlijk heeft voorgelicht en alle relevante informatie heeft verstrekt. In die zin willen rechters niet te streng zijn. Anderzijds wordt er tamelijk veel kritiek geuit op ' een bepaalde groep advocaten' die slordig en inhoudelijk onbekwaam is en die vertragende procestactieken toepast. Wellicht heeft dit dubbele beeld ook te maken met de samenstelling van de groep geïnterviewden. Het gaat om elf ex-advocaten die uiteindelijk rechter zijn geworden en zichzelf waarschijnlijk niet tot die ' bepaalde groep' slechte advocaten rekenden. Het zou interessant zijn om ook de mening van advocaten (van allerlei niveaus) op dit punt te mogen horen. Ook zou het interessant zijn om te weten waarom advocaten niet vaak om kostenconsequenties jegens de wederpartij vragen; is dat omdat ze denken dat het zinloos is of speelt een professionele aardigheidscultuur een rol?8