NJ 2010, 119
‘Ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ als bedoeld in art. 343 Sr volgt niet uit de bewijsmiddelen.
HR 16-02-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4797
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 februari 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
08/02171
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
BK4797
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK4797, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑02‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK4797, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑11‑2009
- Wetingang
Sr art. 343
Essentie
(Zie ook HR 9 februari 2010, NJ 2010, 104; red.)
Voorop moet worden gesteld dat de in art. 343 Sr gebezigde bewoordingen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ tot uitdrukking brengen dat de verdachte het opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.