Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
4.1.3 Eén verzekerde lijfrente; geheel voldoet niet; soms premieaftrek
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Een niet kwalificerende lijfrente; splitsbaar in twee (of meer) kwalificerende; premieaftrek
Het komt voor dat in een polis een lijfrente is vormgegeven, dus geen combinatie van diverse lijfrentevormen. Als geheel beoordeeld, voldoet deze lijfrente echter niet aan een van de omschreven lijfrentevormen van artikel 3.125 Wet IB 2001. In dergelijke gevallen kan toch de totale premie voor aftrek in aanmerking komen als de lijfrente geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrentevormen die ieder voor zich wel kwalificeren. Als een of beide premiegedeelten uitkomen boven het maximaal aftrekbare bedrag voor de desbetreffende lijfrentevorm is uitsluitend het excedent niet aftrekbaar.
Voorbeeld
Verzekerd is een lijfrente die ingaat in het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 5 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30.000 per jaar. Daarna € 20.000 per jaar.
Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van — behoudens indexering — gelijke jaarbedragen. Omdat de lijfrente fiscaal kan worden onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10.000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20.000 per jaar, is deze lijfrente als geheel aan te merken als een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 Wet IB 2001.
Een als geheel niet kwalificerende lijfrente; niet splitsbaar in twee (of meer) kwalificerende lijfrentevormen; geen premieaftrek
Het komt voor dat een verzekerde lijfrente (dus geen combinatie van afzonderlijk omschreven lijfrentevormen) niet geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrenten die ieder voor zich voldoen aan de wettelijke voorwaarden. Het is dan niet mogelijk de totale premie te splitsen in een gedeelte dat in aftrek kan komen — omdat een van de te onderscheiden lijfrentevormen wel zou voldoen — en een gedeelte dat niet voor aftrek in aanmerking kan komen. In dergelijke gevallen komt de totale premie niet voor aftrek in aanmerking.
Voorbeeld
Verzekerd is een lijfrente die ingaat in het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 3 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30.000 per jaar. Daarna € 20.000 per jaar.
Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van — behoudens indexering — gelijke jaarbedragen. De lijfrente wordt fiscaal niet onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10.000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20.000 per jaar. Deze lijfrente is als geheel niet aan te merken als een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 Wet IB 2001.