Derdenbeslag
Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/7.3.2.1:7.3.2.1 Zes kernregels
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/7.3.2.1
7.3.2.1 Zes kernregels
Documentgegevens:
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS393344:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
448. In § 7.2.2 zijn de belangrijkste regels van de oude regeling inzake cumulatief derdenbeslag weergegeven. Deze regels wijken, zoals ook reeds in § 7.2.1 is opgemerkt, in een aantal opzichten vrij fundamenteel af van de kernregels die voor de huidige regeling van cumulatief derdenbeslag gelden. Deze nieuwe kernregels zullen hierna eerst samengevat worden weergegeven, waarna zij in § 73.2.2 elk afzonderlijk nader zullen worden toegelicht.
Voor een goed begrip van een en ander wordt hier nog eens de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever in herinnering gebracht, dat een derdenbeslag in beginsel op een eenvoudige, efficiënte en weinig kostbare wijze moet kunnen worden afgewikkeld. Dat betekent onder meer dat de derde-beslagene zijn Verklaring moet kunnen afleggen - volgens de MvT Inv.1 - 'zonder dat hij zich van juridische bijstand behoeft te voorzien', en dat hij met name niet
'de dupe kan worden van conflicten tussen verschillende beslagleggers als hij aan de deurwaarder van één van hen heeft betaald'
(vgl. ook art. 478 lid 2). Deze uitgangspunten lijken te veronderstellen dat eventuele conflicten tussen verschillende beslagleggers, zo veel mogelijk, aan de hand van duidelijke en hanteerbare regels en criteria zouden kunnen worden opgelost. Het is dan ook merkwaardig te moeten constateren dat door de wetgever geen poging is gedaan deze regels op een overzichtelijke en heldere wijze te omschrijven. Ook de literatuur laat ons hier enigszins in de steek.
Met de volgende zes kernregels (hierna 'regels') kan deze leemte, zo veel mogelijk, worden opgevuld:
(A) Tot op het tijdstip dat de derde-beslagene de door het beslag getroffen vorderingen of zaken aan de deurwaarder heeft betaald of afgegeven, kunnen andere schuldeisers eveneens op deze vorderingen of zaken derdenbeslag leggen.
(B) Met betrekking tot elk derdenbeslag dient steeds te worden nagegaan of het eventueel eerder in beslag genomen goed2, op het tijdstip van elk afzonderlijk gelegd beslag nog tot het vermogen van de schuldenaar behoort en of er (ook) andere goederen door getroffen zijn.
(C) De derde zal dan ook met betrekking tot élk onder hem gelegd beslag aan elke beslaglegger op de voet van de art. 476b een afzonderlijke schriftelijke Verklaring moeten afleggen.
(D) Elke beslaglegger heeft derhalve steeds en zelfstandig de bevoegdheid op grond van het door hém gelegde derdenbeslag en de met name jegens hém afgelegde Verklaring, een van de procedures als bedoeld in art. 477a (lid 1, 2 of 4) tegen de derde te beginnen.
(E) Wanneer er onder de derde meerdere beslagen zijn gelegd, dient hij hetgeen hij moet uitkeren in beginsel onder zich te houden, totdat duidelijk is wat en hoeveel hij aan de gezamenlijke beslagleggers moet uitkeren, en aan welke deurwaarder hij dit moet doen. Daarbij maakt het in beginsel geen verschil of het om executoriale of conservatoire beslagen gaat.
(F) Zodra de derde het door hem verschuldigde aan de deurwaarder die het oudste beslag heeft gelegd heeft betaald of afgegeven, is dáármee de executie van het betreffende goed geëindigd, waarna nog alleen verdeling van de betaalde geldsommen (resp. de opbrengst van afgegeven zaken of andere goederen) tussen de verschillende beslagleggers zal moeten plaatsvinden.
Aan de hand van deze kernregels zullen, zoals in § 73.1 reeds is opgemerkt, de meeste problemen die zich bij cumulatieve en met name botsende derdenbeslagen voordoen, kunnen worden opgelost. Deze regels zullen in § 73.2.2 nader worden bezien en toegelicht, waarbij ook steeds zal worden aangegeven waarin de betreffende regel zijn grondslag vindt, en daarmee ook afwijkt van het oude derdenbeslagrecht.