RAV 2016/71
Bestuurdersaansprakelijkheid. Stuiting verjaring. Heeft het hof, door zijn oordeel te baseren op stuiting waarop geen uitdrukkelijk beroep was gedaan, in strijd met art. 24 Rv gehandeld en is het (daarmee) buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden?
HR 15-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:663
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 april 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakel, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/00213
- Conclusie
A-G mr. L.A.D. Keus
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924303:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:663, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2413, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2014
- Wetingang
Art. 24 Rv
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Verjaring. Stuiting. Grenzen rechtsstrijd.
Heeft het hof, door zijn oordeel te baseren op stuiting waarop geen uitdrukkelijk beroep was gedaan, in strijd met art. 24 Rv gehandeld en is het (daarmee) buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden?
Samenvatting
X is enig bestuurder van een stichting (A). A is enig aandeelhouder van een B.V. (B). Op 13 december 1999 betaalt Y – die op dat moment met X een affectieve relatie heeft – een bedrag van ƒ 100.000 aan A. Betaling vindt plaats op een bankrekening van B. Ongeveer twee jaar later (23 november 2001) wordt (alsnog) een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.