V-N Vandaag 2024/1218
Bij box 3-heffing geen rekening houden met inflatie
HR 06-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:813
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 juni 2024
- Zaaknummer
23/00771
23/00989
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:756, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑06‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2024
ECLI:NL:HR:2024:813, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑06‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1191, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑12‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:1221, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑12‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:1192, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑12‑2023
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat bij de bepaling van het werkelijke rendement voor de box 3-heffing het nominale rendement als grondslag dient. Daarbij wijst de Hoge Raad er op dat in het stelsel van de Wet IB 2001 niet direct rekening wordt gehouden met de invloed van inflatie.
Samenvatting
X ontvangt een aanslag IB/PVV 2019 met een box 3-heffing van € 5315. X is het hier niet mee eens, omdat het werkelijk rendement slechts € 1533 bedraagt. Naar aanleiding van het tijdens de hogerberoepsprocedure gewezen Kerst-arrest (Hoge Raad, 24 december 2021, nr. 21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, V-N 2022/2.3) vermindert de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.