Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 8 bis Specifieke vereisten voor vergunningverlening aan kredietinstellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten verplichten de in artikel 4, lid 1, punt 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde ondernemingen die reeds een vergunning hebben verkregen overeenkomstig titel II van Richtlijn 2014/65/EU, ertoe overeenkomstig artikel 8 een vergunningaanvraag in te dienen, uiterlijk op de dag waarop een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:
- a)
het gemiddelde van de maandelijkse totale activa, berekend over een periode van twaalf opeenvolgende maanden, is gelijk aan of bedraagt meer dan 30 miljard EUR, of
- b)
het gemiddelde van de maandelijkse totale activa, berekend over een periode van twaalf opeenvolgende maanden bedraagt minder dan 30 miljard EUR, en de onderneming maakt deel uit van een groep waarin de totale waarde van de geconsolideerde activa van alle in de Unie gevestigde ondernemingen in de groep, met inbegrip van al hun in derde landen gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen, die elk afzonderlijk minder dan 30 miljard EUR aan totale activa bezitten en die een van de in bijlage I, deel A, punten 3 en 6, bij Richtlijn 2014/65/EU bedoelde activiteiten verrichten, minstens 30 miljard EUR bedraagt, beide berekend als gemiddelde over een periode van twaalf opeenvolgende maanden.
2.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen mogen de in artikel 4, lid 1, punt 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde activiteiten blijven uitoefenen totdat zij de in lid 1 van dit artikel bedoelde vergunning verkrijgen.
3.
In afwijking van lid 1 van dit artikel dienen de in artikel 4, lid 1, punt 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde ondernemingen die op 24 december 2019 activiteiten verrichten als beleggingsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend, uiterlijk op 27 december 2020 een vergunningsaanvraag in overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn.
3 bis.
In afwijking van lid 1 van dit artikel kan de bevoegde autoriteit, op basis van de overeenkomstig dat lid ontvangen aanvraag en de overeenkomstig artikel 95 bis van Richtlijn 2014/65/EU ontvangen informatie, na ontvangst van een aanvraag van een in lid 1 van dit artikel bedoelde onderneming, voor die onderneming ontheffing verlenen van het vereiste om overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn een vergunning als kredietinstelling aan te vragen.
Na ontvangst van een verzoek om ontheffing stelt de bevoegde autoriteit de EBA daarvan in kennis. De EBA brengt binnen een maand na de kennisgeving door de bevoegde autoriteit advies uit over het verzoek om ontheffing. De bevoegde autoriteit neemt een besluit over het verzoek om ontheffing, rekening houdend met het advies van de EBA en ten minste de volgende elementen:
- a)
indien de onderneming deel uitmaakt van een groep, de organisatiestructuur van die groep, de boekingspraktijken die gangbaar zijn binnen de groep en de toewijzing van activa aan de groepsentiteiten;
- b)
de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten die de onderneming verricht in de lidstaat waar zij is gevestigd en in de Unie als geheel;
- c)
het belang en het systeemrisico van de activiteiten die de onderneming verricht in de lidstaat waar zij is gevestigd en in de Unie als geheel.
Indien het besluit van de bevoegde autoriteit afwijkt van het advies van de EBA, vermeldt de bevoegde autoriteit de redenen daarvoor.
De bevoegde autoriteit stelt de betrokken onderneming en de EBA in kennis van haar besluit. De EBA maakt het besluit samen met haar advies bekend op haar website.
De bevoegde autoriteit herbeoordeelt haar besluit om de drie jaar.
4.
Indien de bevoegde autoriteit, nadat zij de in artikel 95 bis van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde informatie heeft ontvangen, bepaalt dat aan een onderneming een vergunning als kredietinstelling moet worden verleend overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn, stelt zij de onderneming en de in artikel 4, lid 1, punt 26, van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde bevoegde autoriteit daarvan in kennis en neemt zij de vergunningsprocedure vanaf de datum van deze kennisgeving over.
5.
In het geval van een hervergunning garandeert de bevoegde autoriteit die de vergunning verleent, dat de procedure zo gestroomlijnd mogelijk is en dat rekening wordt gehouden met de informatie van bestaande vergunningen.
6.
EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:
- a)
de informatie die door de onderneming in de vergunningaanvraag aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt, met inbegrip van het in artikel 10 bedoelde programma van werkzaamheden;
- b)
de methode voor de berekening van de in lid 1 bedoelde drempels.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze richtlijn aan te vullen door de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 26 december 2020 bij de Commissie in.
7.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de elementen die de bevoegde autoriteit in overweging moet nemen bij haar besluit over het al dan niet verlenen van een ontheffing overeenkomstig lid 3 bis, met name rekening houdend met de materialiteit van het tegenpartijkredietrisico waaraan een onderneming is blootgesteld.
De EBA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 januari 2026 in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
8.
Uiterlijk op 31 december 2028 dient de EBA bij de Commissie een verslag in over het gebruik van de in lid 3 bis van dit artikel bedoelde ontheffing en over de toepassing van artikel 4, lid 1, punt 1), b), iii), van Verordening (EU) nr. 575/2013.