NJB 2013/2415
Begrip ‘levensgezel’ in art. 304 Sr: in casu is oordeel dat aangeefster als ‘levensgezel’ in de zin van art. 304 Sr kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende inhouden omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en de aangeefster. A-G: anders
HR 29-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:1075
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/05456
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1075, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1090, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑04‑2012
- Wetingang
(Sr art. 304)
Essentie
Begrip ‘levensgezel’ in art. 304 Sr: in casu is oordeel dat aangeefster als ‘levensgezel’ in de zin van art. 304 Sr kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende inhouden omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en de aangeefster. A-G: anders
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is onder meer veroordeeld omdat hij – kort gezegd – (feit 1) ‘opzettelijk mishandelend een persoon te weten [betrokkene 1], zijn levensgezel, met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden’. Deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.