Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/190
190 Erkennen of niet (voldoende) betwisten
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691891:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Erkennen is een vorm van niet-betwisten (Sterk 1989). De partij die een feit erkent is aan die verklaring – ook in een latere instantie – gebonden. Herroeping van een gerechtelijke erkentenis is slechts mogelijk indien aannemelijk is dat zij door dwaling of niet in vrijheid is afgelegd (art. 154 lid 2 Rv). De partij die aanvankelijk bepaalde feiten had erkend heeft stelplicht ter zake.
Of en wanneer sprake is van een referte zal in dit onderzoek niet nader worden behandeld.
Indien inhoudelijk sprake is van samenhang tussen het bevrijdend verweer en een eis in reconventie, kan een grondslagverweer in de eis in reconventie tevens gelden als een reactie op het bevrijdend verweer in de conventie. In een dergelijke situatie kan geen sprake zijn van een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het bevrijdend verweer van eiser; zeker indien verweerder deze inhoudelijke samenhang heeft onderkend.
Van der Wiel 2004/248.
Wanneer eiser de rechtsopvolger onder algemene titel is van verweerder’s schuldeiser en om die reden weinig relevante bescheiden tot zijn beschikking heeft, zal de rechter in beginsel oordelen dat zulks voor risico van de rechtsopvolger komt.
Hof ’s-Hertogenbosch 18 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3848.
Zeker wanneer bij eiser bepaalde feiten als bekend moeten worden verondersteld.
In zijn conclusie randnr. 8 en 9 vóór HR 12 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9114, JOL 2002/222, JWB 2002/146 en Huydecoper 2002, p. 212 linker kolom. Zie ook de conclusie van A-G R.H. de Bock, randnr. 3.10 en 3.29 vóór HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:305, RvdW 2017/308 (motorblok).
Een erkenning van de feiten zoals door verweerder gesteld in zijn bevrijdend verweer leidt tot het vaststaan van die feiten (art. 154 Rv);1 in dat geval zal eiser (een deel van) zijn vordering intrekken. Refereert eiser zich aan het oordeel van de rechter, dan weerspreekt hij het bevrijdend verweer niet en beschouwt de rechter de feiten die verweerder heeft gesteld, inclusief het rechtsgevolg, als vaststaand.2 Het onbesproken laten van door verweerder gestelde feiten leidt tot het aanmerken als vaststaand van die feiten.3 Wanneer de betwisting enkel een ontkenning zonder motivering omvat van relevante stellingen van verweerder, eiser dus onvoldoende ingaat op het bevrijdend verweer van verweerder of stellingen van verweerder bij gebrek aan wetenschap betwist, kan de rechter daaraan voorbijgaan.4 Het ligt op de weg van eiser om ter motivering van zijn betwisting concreet en volledig inzicht te geven, in het bijzonder wanneer deze informatie zich in zijn sfeer bevindt.5 Er bestaat overigens geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door verweerder gestelde en door eiser erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Een dergelijke weergave laat onverlet dat overige niet in de feitenweergave genoemde feiten, voor zover relevant, worden gewogen.6 Wanneer de feitelijke juistheid van de feiten die een bevrijdend verweer opleveren vaststaat aangezien eiser de feiten door verweerder gesteld onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, behoeft geen rekening te worden gehouden met een aanbod tot tegenbewijs door eiser. In dat geval wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
Voorbeeld
Legt verweerder een productie over, licht hij een en ander toe en verbindt hij daaraan conclusies, maar volstaat eiser met een blote ontkenning ter zake, zonder enige nadere concretisering of bewijsstuk, dan gaat de rechter aan het verweer van eiser voorbij en gaat hij uit van de juistheid van het door verweerder gestelde.7
Vaststelling van feiten na discussie
Discussiëren partijen over bepaalde feiten en komt de rechter naar aanleiding van die discussie tot een vaststelling van feiten, dan zal de rechter in de overwegingen moeten motiveren waarom die feiten zijn komen vast te staan. Huydecoper waarschuwt dat de rechter voorzichtig zal moeten zijn met zijn oordeel wat tussen procespartijen als vaststaand kan worden aangenomen en wat nog in geschil is.8 Hij benadrukt dat een misslag in dit stadium van de beoordeling betekent dat de rechter in zoverre voorbijgaat aan een vraag die door (een van) de partijen is opgeworpen; wat weer betekent dat de betrokkene op dat punt niet de rechterlijke beslissing krijgt waar hij om gevraagd heeft en waarop hij als uitvloeisel van het recht op fair trial een (onvervreemdbaar) recht heeft. De rechter die in dit opzicht mistast, doet de daardoor benadeelde partij tekort op een punt dat aan de kern van het eerlijke proces raakt. Ik ben het met hem eens dat een vaststelling van feiten die in het licht van de processtukken tot gerede twijfel aanleiding geeft, niet behoort te worden aanvaard.