Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Toeslagen
4.1 Overschrijding vermogensgrens door toerekening gezamenlijke grondslag sparen en beleggen
Geldend
Geldend vanaf 05-11-2024
- Bronpublicatie:
17-10-2024, Stcrt. 2024, 34466 (uitgifte: 04-11-2024, regelingnummer: 2024-492904)
- Inwerkingtreding
05-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-10-2024, Stcrt. 2024, 34466 (uitgifte: 04-11-2024, regelingnummer: 2024-492904)
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
De door fiscale partners voor de inkomstenbelasting gekozen toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen1. kan er in bepaalde situaties onbedoeld toe leiden dat een van die partners door overschrijding van de vermogensgrens het recht op huurtoeslag verliest.2. Het gaat dan om de situatie waarin de fiscale partners geen, of niet het gehele jaar, toeslagpartner voor de huurtoeslag zijn3. en de huurder het recht op huurtoeslag verliest door overschrijding van de vermogensgrens als gevolg van de tot stand gekomen onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen in de aanslag inkomstenbelasting. In voorkomende gevallen hebben de fiscale partners deze gevolgen bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting niet onderkend. In deze situatie staan de financiële gevolgen van het verlies aan recht op huurtoeslag niet in verhouding tot het voordeel dat door de gekozen verdeling mogelijk wordt genoten in de inkomstenbelasting.
Goedkeuring
Ik keur daarom vooruitlopend op wetgeving goed dat in genoemde situatie op verzoek van belanghebbende Dienst Toeslagen uitsluitend voor de vaststelling van het recht op huurtoeslag mag uitgaan van een zodanige toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen dat bij belanghebbende geen sprake meer is van een overschrijding van de vermogensgrens. Op die wijze kan de belanghebbende zijn recht op huurtoeslag behouden. De goedkeuring heeft dus geen gevolgen voor de toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen in de inkomstenbelasting en ook geen gevolgen voor het toetsingsinkomen voor de toeslagen.
Voorwaarden
Hierbij stel ik de volgende voorwaarden:
- –
De aanslag inkomstenbelasting van belanghebbende en die van zijn fiscale partner staan onherroepelijk vast. Indien de aanslag niet onherroepelijk vaststaat, bestaat voor de inkomstenbelasting de mogelijkheid om de onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen nog aan te passen.
- –
Belanghebbende dient bij Dienst Toeslagen een verzoek in om voor de toepassing van de vermogenstoets in de huurtoeslag uit te gaan van een andere verdeling van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen.
- –
Er is geen sprake van een structurele toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen met onbedoelde gevolgen voor de huurtoeslag. Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij in de volgende jaren bij de toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen rekening houdt met de gevolgen voor het recht op huurtoeslag.
Als de definitieve tegemoetkoming huurtoeslag waarop het verzoek betrekking heeft onherroepelijk vaststaat, gelden de bijzondere regels voor herziening zoals opgenomen in artikel 21a Awir, jo. artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Awir, met dien verstande dat artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Awir geen toepassing vindt. Dit betekent dat een belanghebbende een verzoek om herziening op basis van dit onderdeel van het besluit kan doen tenzij vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft en de belanghebbende niet binnen een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning om herziening heeft verzocht.
Voetnoten
Artikel 2.17 Wet IB 2001.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 november 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5310.