Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 603/2013 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken t.b.v. een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens t.b.v. rechtshandhaving
Artikel 29 Rechten van de betrokkenen
Geldend
Geldend van 19-07-2013 tot 12-06-2026
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 603/2013)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 603/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Privacy / Algemeen
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Onder artikel 9, lid 1, artikel 14, lid 1, of artikel 17, lid 1, vallende personen worden door de lidstaat van oorsprong schriftelijk en indien nodig mondeling in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij die begrijpen, ingelicht over:
- a)
de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger;
- b)
de doeleinden van de verwerking van hun gegevens in Eurodac, met inbegrip van een beschrijving van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 604/2013, overeenkomstig artikel 4 daarvan, en een in begrijpelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal opgestelde toelichting van het feit dat de lidstaten en Europol, Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden mogen raadplegen;
- c)
de ontvangers van de gegevens;
- d)
in verband met een persoon op wie artikel 9, lid 1, of artikel 14, lid 1, van toepassing is, de verplichting tot het laten nemen van zijn vingerafdrukken;
- e)
het recht van toegang tot de hen betreffende gegevens en het recht te verzoeken hen betreffende onjuiste gegevens recht te zetten of hen betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te verwijderen, met inbegrip van het recht op het ontvangen van informatie over de procedures om die rechten te doen gelden en van de contactgegevens van de voor de verwerking verantwoordelijke en van de in artikel 30, lid 1, bedoelde nationale toezichthoudende autoriteiten.
2.
Aan personen die onder artikel 9, lid 1, of artikel 14, lid 1, vallen, wordt de informatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel meegedeeld op het tijdstip waarop hun vingerafdrukken genomen worden.
Aan personen die onder artikel 17, lid 1, vallen, wordt de informatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel ten laatste meegedeeld wanneer hun gegevens aan het centraal systeem worden toegezonden. Die verplichting bestaat echter niet in het geval dat het verstrekken van deze informatie onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite zou kosten.
Wanneer de onder artikel 9, lid 1, artikel 14, lid 1, en artikel 17, lid 1, vallende persoon een minderjarige is, verstrekken de lidstaten de informatie op een aan zijn leeftijd aangepaste manier.
3.
Een gemeenschappelijke brochure, waarin in ieder geval de informatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel en de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 604/2013 wordt opgenomen, wordt opgesteld in overeenstemming met de in artikel 44, lid 2, van die Verordening bedoelde procedure.
De brochure moet duidelijk en eenvoudig zijn opgesteld in een taal die de betrokkene begrijpt of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die begrijpt.
De brochure wordt zodanig opgesteld dat de lidstaten deze kunnen aanvullen met informatie die eigen is aan de lidstaat in kwestie. Die lidstaatspecifieke informatie omvat ten minste de rechten van de betrokkene, de mogelijkheid van bijstand door de nationale toezichthoudende autoriteiten, en de contactgegevens van het bureau van de verantwoordelijke voor de verwerking en de nationale toezichthoudende autoriteiten.
4.
Met het oog op de in artikel 1, lid 1, van deze verordening vastgelegde doeleinden mag elke betrokkene in elke lidstaat overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die staat de rechten uitoefenen waarin artikel 12 van Richtlijn 95/46/EG voorziet.
Onverminderd de verplichting om overeenkomstig artikel 12, onder a), van Richtlijn 95/46/EG andere informatie te verstrekken, heeft de betrokkene recht op mededeling van de over hem in het centraal systeem vastgelegde gegevens en van de lidstaat die deze gegevens aan het centraal systeem heeft toegezonden. Deze toegang tot gegevens kan slechts door een lidstaat worden verleend.
5.
Met het oog op de in artikel 1, lid 1, vastgelegde doeleinden kan eenieder in elke lidstaat verzoeken dat feitelijk onjuiste gegevens worden rechtgezet of onrechtmatig opgeslagen gegevens worden verwijderd. De rechtzetting en de verwijdering worden overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zonder onnodige vertraging uitgevoerd door de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden.
6.
Indien met het oog op de in artikel 1, lid 1, vastgelegde doeleinden de rechten inzake rechtzetting en verwijdering worden uitgeoefend in een andere lidstaat dan in die welke de gegevens heeft, respectievelijk hebben, toegezonden, nemen de autoriteiten van eerstgenoemde lidstaat of lidstaten contact op met die van de lidstaat of lidstaten die de gegevens heeft, respectievelijk hebben, toegezonden opdat deze kunnen controleren of de gegevens juist zijn en of de verzending ervan en de opslag ervan in het centraal systeem rechtmatig zijn.
7.
Indien met het oog op de in artikel 1, lid 1, vastgelegde doeleinden blijkt dat de in het centraal systeem vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, worden zij door de lidstaat die deze gegevens heeft toegezonden, rechtgezet of verwijderd overeenkomstig artikel 27, lid 3. Deze lidstaat bevestigt, zonder onnodige vertraging, de betrokkene schriftelijk het nodige te hebben gedaan om de met de betrokkene verband houdende gegevens recht te zetten of te verwijderen.
8.
Indien met het oog op de in artikel 1, lid 1, vastgelegde doeleinden de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden niet aanvaardt dat de in het centraal systeem vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn opgeslagen, legt hij de betrokkene zonder onnodige vertraging schriftelijk uit waarom hij niet bereid is de gegevens recht te zetten of te verwijderen.
De lidstaat geeft de betrokkene ook informatie over de stappen die hij kan ondernemen indien hij de verstrekte uitleg niet aanvaardt. Dit houdt mede in dat de betrokkene moet worden medegedeeld hoe hij een rechtsvordering kan instellen of, in voorkomend geval, een klacht kan indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van deze lidstaat, alsmede welke financiële of andere bijstand hem overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat kan worden verleend.
9.
Elk verzoek overeenkomstig de leden 4 en 5 omvat alle nodige bijzonderheden om de betrokkene te kunnen identificeren, met inbegrip van diens vingerafdrukken. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de uitoefening van de in de leden 4 en 5 bedoelde rechten en worden onmiddellijk nadien verwijderd.
10.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken er actief aan mee dat de in de leden 5, 6 en 7 genoemde rechten onverwijld kunnen worden uitgeoefend.
11.
Wanneer een persoon overeenkomstig lid 4 om zijn persoonsgegevens verzoekt, legt de bevoegde autoriteit dat vast in een schriftelijk document, samen met de wijze waarop het verzoek werd ingediend, en stelt zij dit document onverwijld ter beschikking van nationale toezichthoudende autoriteiten.
12.
Met het oog op de in artikel 1, lid 1, van deze verordening vastgelegde doeleinden verleent in elke lidstaat de nationale toezichthoudende autoriteit de betrokkene op diens verzoek overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG bijstand bij de uitoefening van zijn rechten.
13.
Met het oog op de in artikel 1, lid 1, van deze verordening vastgelegde doeleinden geven de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden en de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waarin de betrokkene verblijft, de betrokkene bij de uitoefening van zijn rechten inzake rechtzetting of verwijdering van gegevens bijstand en desgevraagd advies. Beide nationale toezichthoudende autoriteiten werken daartoe samen. Het verzoek om die bijstand wordt gericht tot de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt, die het verzoek vervolgens doorstuurt aan de autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden.
14.
In elke lidstaat kan eenieder in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat indien hem het bij lid 4 bepaalde recht van toegang wordt ontzegd.
15.
Eenieder kan, in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat in verband met de over hem in het centraal systeem opgeslagen gegevens, teneinde zijn rechten overeenkomstig lid 3 te doen gelden. Gedurende deze procedure blijft de verplichting voor de nationale toezichthoudende autoriteiten om overeenkomstig lid 13 bijstand en desgevraagd advies te verlenen, voortbestaan.