Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 603/2013 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken t.b.v. een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens t.b.v. rechtshandhaving
Aanhef
Geldend
Geldend van 19-07-2013 tot 12-06-2026
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 603/2013)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 603/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Privacy / Algemeen
EU-recht / Rechtsbescherming
Verordening van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 78, lid 2, onder e), artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin(3), en Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (4), moeten op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die verordeningen te worden overgegaan.
- (2)
Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van omstandigheden in de Unie internationale bescherming zoeken.
- (3)
De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen, waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden verwezenlijkt in de periode 2005–2010. In het Europees migratie- en asielpact, dat door de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 werd aangenomen, weor[lees: wordt] verzocht de invoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te voltooien door de invoering van een eenvormige asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen en een eenvormige status van vluchtelingen en van personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming.
- (4)
Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (5), is het noodzakelijk de identiteit vast te stellen van personen die om internationale bescherming verzoeken en van personen die in verband met de onrechtmatige overschrijding van de buitengrens van de Unie zijn aangehouden. Tevens is het met het oog op een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013, en met name van artikel 18, lid 1, onder b) en d), wenselijk elke lidstaat de mogelijkheid te bieden na te gaan of een onderdaan van een derde land of een staatloze die illegaal op zijn grondgebied verblijft, in een andere lidstaat om internationale bescherming heeft verzocht.
- (5)
Vingerafdrukken vormen een belangrijk element om de juiste identiteit van die personen vast te stellen, hetgeen ertoe noopt een systeem voor de vergelijking van hun vingerafdrukgegevens in te stellen.
- (6)
Daartoe is het noodzakelijk om een systeem op te zetten, ‘Eurodac’ genaamd, bestaande uit een centraal systeem dat een geautomatiseerde centrale gegevensbank van vingerafdrukgegevens beheert, alsmede uit de elektronische middelen voor doorzending tussen de lidstaten en het centraal systeem (de ‘communicatie-infrastructuur’).
- (7)
In het Haags programma werd aangedrongen op een betere toegang tot de bestaande gegevensbestanden van de Unie. Bovendien werd in het programma van Stockholm gepleit voor gerichte gegevensverzameling en werd erop aangedrongen bij de ontwikkeling van de informatie-uitwisseling en de instrumenten daarvoor uit te gaan van de rechtshandhavingsbehoeften.
- (8)
Het is voor de bestrijding van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten van wezenlijk belang dat de rechtshandhavingsinstanties over zoveel mogelijk actuele informatie beschikken om hun taken uit te voeren. De in Eurodac opgenomen gegevens zijn noodzakelijk voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven als bedoeld in Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (6) of andere ernstige strafbare feiten als bedoeld in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (7). Daarom dienen de gegevens in Eurodac onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden beschikbaar te zijn voor vergelijking door de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en de Europese Politiedienst (Europol).
- (9)
De aan rechtshandhavingsinstanties toegekende bevoegdheden inzake toegang tot Eurodac mogen geen afbreuk doen aan het recht van personen die om internationale bescherming verzoeken op de behandeling van hun verzoek binnen een gepaste termijn en conform de relevante wetgeving. Eventuele follow-up na het verkrijgen van een treffer in Eurodac mag evenmin afbreuk doen aan dit recht.
- (10)
In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 24 november 2005 over de verbetering van de doeltreffendheid, de interoperabiliteit en de synergie van de Europese gegevensbanken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken heeft de Commissie uiteengezet dat de binnenlandseveiligheidsinstanties in welbepaalde gevallen toegang tot Eurodac zouden kunnen krijgen, wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat iemand die een terroristisch of ander ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, om internationale bescherming heeft verzocht. In die mededeling stelde de Commissie ook dat het evenredigheidsbeginsel vereist dat Eurodac alleen voor deze doeleinden kan worden geraadpleegd als er sprake is van een doorslaggevend openbaarveiligheidsbelang, dat wil zeggen als het door de te identificeren crimineel of terrorist gepleegde feit zo laakbaar is dat het gerechtvaardigd is een gegevensbank te raadplegen waarin personen zonder strafblad worden geregistreerd, en besloot zij dat de drempel om Eurodac te raadplegen voor binnenlandseveiligheidsinstanties dan ook altijd aanzienlijk hoger dient te liggen dan die voor het raadplegen van strafrechtelijke gegevensbanken.
- (11)
Bovendien speelt Europol een sleutelrol bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten die zich bezighouden met het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, omdat Europol bijstand kan verlenen bij het voorkomen, analyseren en onderzoeken van criminaliteit op het niveau van de Unie. Daarom moet Europol in het kader van zijn taken en overeenkomstig Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (8) ook toegang hebben tot Eurodac.
- (12)
Verzoeken van Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens mogen alleen in welbepaalde gevallen, in specifieke omstandigheden en onder strikte voorwaarden worden ingewilligd.
- (13)
Aangezien Eurodac oorspronkelijk is opgericht om de toepassing van de Overeenkomst van Dublin te vergemakkelijken, vormt de toegang tot Eurodac om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, een wijziging van het oorspronkelijke doel van Eurodac, die een inmenging vormt in het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt. Elke dergelijke inmenging dient in overeenstemming te zijn met het recht, dat voldoende nauwkeurig dient te zijn vastgesteld zodat personen hun gedrag kunnen aanpassen en dat personen dient te beschermen tegen willekeur en voldoende duidelijk dient aan te geven over welke discretionaire bevoegdheid de bevoegde autoriteiten beschikken en op welke manier die wordt uitgeoefend. Elke inmenging dient in een democratische samenleving noodzakelijk te zijn om een rechtmatig en evenredig belang te beschermen en evenredig te zijn met het te bereiken doel.
- (14)
Hoewel het oorspronkelijke doel van de oprichting van Eurodac niet een voorziening vereiste waarmee kon worden verzocht om vergelijkingen van gegevens met de gegevensbank op basis van een latente vingerafdruk, die het dactyloscopische spoor is dat op de plaats van het misdrijf kan worden gevonden, is die voorziening fundamenteel op het gebied van politiële samenwerking. De mogelijkheid om in zaken waarin er reden bestaat om te vermoeden dat dader of slachtoffer tot één van de in deze verordening behandelde persoonscategorieën behoren, een latente vingerafdruk te vergelijken met de in Eurodac opgeslagen vingerafdrukgegevens, zal voor de aangewezen autoriteiten van de lidstaten een zeer waardevol instrument zijn om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, wanneer bijvoorbeeld latente vingerafdrukken het enige op de plaats van het misdrijf beschikbare bewijsmateriaal zijn.
- (15)
In deze verordening worden ook de voorwaarden vastgesteld waaronder verzoeken om vergelijking van vingerafdrukgegevens met Eurodac-gegevens mogelijk dienen te zijn om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken alsook de noodzakelijke waarborgen ter bescherming van het grondrecht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt. Deze voorwaarden zijn streng omdat in de Eurodac-gegevensbank vingerafdrukgegevens worden geregistreerd van personen die er niet van worden verdacht een terroristisch misdrijf of ander ernstig strafbaar feit te hebben gepleegd.
- (16)
Om ervoor te zorgen dat alle personen die om internationale bescherming verzoeken of internationale bescherming genieten, gelijk worden behandeld en om te zorgen voor samenhang met het huidige Unie-acquis inzake asiel, met name met Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (9) en met Verordening (EU) nr. 604/2013, dient de werkingssfeer van deze verordening te worden uitgebreid tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken en personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen.
- (17)
Het is tevens noodzakelijk dat de lidstaten van elke persoon die om internationale bescherming verzoekt en van elke in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van een lidstaat aangehouden onderdaan van een derde land of staatloze, voor zover deze 14 jaar of ouder is, onverwijld vingerafdrukken nemen en vingerafdrukgegevens toezenden.
- (18)
Het is noodzakelijk nauwkeurige regels vast te stellen voor de toezending van deze vingerafdrukgegevens aan het centraal systeem, de opslag van deze vingerafdrukgegevens en van andere relevante gegevens in het centraal systeem, de bewaring van die gegevens, de vergelijking ervan met andere vingerafdrukgegevens, de toezending van de resultaten van die vergelijking alsmede voor de markering en de verwijdering van de vastgelegde gegevens. Dergelijke regels kunnen verschillend zijn voor en dienen specifiek te worden afgestemd op de situatie van de verschillende categorieën onderdanen van derde landen of staatlozen.
- (19)
De lidstaten dienen er zorg voor te dragen dat de toegezonden vingerafdrukgegevens van zodanige kwaliteit zijn dat zij geschikt zijn voor vergelijkingen door het geautomatiseerde vingerafdrukherkenningssysteem. Alle autoriteiten die recht hebben op toegang tot Eurodac, moeten investeren in gepaste opleiding en zorgen voor de nodige technologische uitrusting. De autoriteiten die recht hebben op toegang tot Eurodac, moeten het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10) (het ‘Agentschap’) in kennis stellen van de specifieke moeilijkheden die ze ondervinden met betrekking tot de kwaliteit van gegevens, om zo tot oplossingen hiervoor te komen.
- (20)
Het feit dat het tijdelijk of permanent onmogelijk is vingerafdrukken te nemen en/of vingerafdrukgegevens toe te zenden, omdat de gegevens van onvoldoende kwaliteit zijn voor een passende vergelijking, wegens technische problemen, om redenen in verband met de bescherming van de gezondheid of vanwege het feit dat de betrokkene niet in staat is of ongeschikt is om zijn vingerafdrukken te laten nemen als gevolg van omstandigheden waarop hij geen invloed heeft, mag geen negatieve invloed hebben op de behandeling van en het besluit over het verzoek om internationale bescherming dat door betrokkene wordt ingediend.
- (21)
Treffers in Eurodac dienen te worden geverifieerd door een geoefende deskundige op het gebied van vingerafdrukken, zodat de juiste lidstaat wordt aangewezen als verantwoordelijke lidstaat volgens Verordening (EU) nr. 604/2013 en zodat de persoon die verdacht wordt van strafbare feiten of het slachtoffer is van een misdrijf en wiens vingerafdrukken mogelijk in Eurodac zijn opgeslagen, correct wordt geïdentificeerd.
- (22)
Onderdanen van derde landen of staatlozen die in één lidstaat om internationale bescherming hebben verzocht, kunnen nog tal van jaren over de mogelijkheid beschikken om dat ook in een andere lidstaat te doen. Daarom moet het maximale tijdsbestek gedurende hetwelk vingerafdrukken door het centraal systeem dienen te worden bewaard, vrij lang zijn. Gezien het feit dat de meeste onderdanen van derde landen of staatlozen die een aantal jaren in de Unie hebben verbleven, na die periode een vaste status of zelfs het burgerschap van een lidstaat hebben verkregen, dient een periode van tien jaar voor de bewaring van vingerafdrukgegevens als een redelijke termijn te worden beschouwd.
- (23)
Deze bewaringstermijn dient te worden bekort in bepaalde bijzondere omstandigheden waarin bewaring van vingerafdrukgegevens voor een zo lange duur onnodig is. Vingerafdrukgegevens van onderdanen van derde landen of staatlozen dienen onverwijld te worden verwijderd zodra deze het burgerschap van een lidstaat verkrijgen.
- (24)
Het is wenselijk gegevens te bewaren over betrokkenen van wie de vingerafdrukken aanvankelijk in Eurodac zijn opgeslagen bij de indiening van een verzoek om internationale bescherming en aan wie in een lidstaat internationale bescherming is verleend om gegevens die bij de indiening van een verzoek om internationale bescherming worden opgeslagen, daarmee te kunnen vergelijken.
- (25)
Het Agentschap is belast met de taken van de Commissie betreffende het operationele beheer van Eurodac overeenkomstig deze verordening en met een aantal taken betreffende de communicatie-infrastructuur, en dat vanaf 1 december 2012, de datum waarop het Agentschap zijn verantwoordelijkheden heeft opgenomen. Het Agentschap dient de taken te verrichten die eraan zijn toevertrouwd krachtens deze verordening, en de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 1077/2011 dienen dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Bovendien dient Europol de status van waarnemer te hebben in de vergaderingen van de raad van bestuur van het Agentschap, wanneer een vraagstuk op de agenda staat in verband met de toepassing van deze verordening betreffende de toegang tot Eurodac voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten. Europol dient een vertegenwoordiger te mogen benoemen in de adviesgroep-Eurodac van het Agentschap.
- (26)
Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het Ambtenarenstatuut) en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (de Regeling) zoals vastgesteld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (11) (hierna samen het ‘Statuut’ genoemd) dienen van toepassing te zijn op alle personeelsleden van het Agentschap die belast zijn met onder deze verordening vallende aangelegenheden.
- (27)
De respectieve verantwoordelijkheden van de Commissie en het Agentschap, wat het centraal systeem en de communicatie-infrastructuur betreft, en van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van gegevens, beveiliging van gegevens, toegang tot en rechtzetting van geregistreerde gegevens moeten duidelijk afgebakend worden.
- (28)
Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook het nationale toegangspunt via welke de verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens worden ingediend, en een lijst bij te houden van operationele diensten van de aangewezen autoriteiten, die om die vergelijking mogen verzoeken voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of van andere ernstige strafbare feiten.
- (29)
Verzoeken om vergelijking met in het centraal systeem opgeslagen gegevens moeten door de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten via de controlerende autoriteit worden gericht aan het nationale toegangspunt en moeten worden gemotiveerd. De operationele diensten van de aangewezen autoriteiten, die om vergelijking met Eurodac-gegevens mogen verzoeken, mogen niet als controlerende autoriteit optreden. De controlerende autoriteiten moeten onafhankelijk van de aangewezen autoriteiten optreden en moeten worden belast met het onafhankelijke toezicht op de strikte naleving van de in deze verordening vastgestelde toegangsvoorwaarden. Vervolgens sturen de controlerende autoriteiten het verzoek om vergelijking zonder opgave van redenen via het nationale toegangspunt door naar het centraal systeem, na verificatie of aan alle toegangsvoorwaarden is voldaan. In uitzonderlijke gevallen van urgentie wanneer vroege toegang noodzakelijk is om te kunnen reageren op een specifiek en daadwerkelijk gevaar in verband met terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, dient de controlerende autoriteit het verzoek onmiddellijk te verwerken en het pas achteraf te verifiëren.
- (30)
Indien het nationale recht dit toestaat, kunnen de aangewezen autoriteit en de controlerende autoriteit deel uitmaken van dezelfde organisatie, maar dan moet de controlerende autoriteit onafhankelijk optreden bij de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening.
- (31)
Met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en op het vermijden van systematische vergelijkingen, die dienen te worden verboden, mag de verwerking van Eurodac-gegevens slechts in welbepaalde gevallen worden toegestaan en wanneer zij noodzakelijk is om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken. Een dergelijk specifiek geval doet zich in het bijzonder voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een specifieke en concrete situatie, of met een specifiek en concreet gevaar in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit of met bepaalde personen jegens welke gegronde vermoedens bestaan dat zij dergelijke misdrijven of dergelijke feiten zullen plegen of hebben gepleegd. Een specifiek geval doet zich ook voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit. De aangewezen autoriteiten en Europol mogen derhalve alleen om een vergelijking met Eurodac verzoeken wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke vergelijking informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit.
- (32)
Bovendien mag toegang alleen worden toegestaan op voorwaarde dat vergelijkingen met de nationale vingerafdrukgegevensbanken van de lidstaat en met de geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van alle andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (12) niet tot de vaststelling van de identiteit van de betrokkene hebben geleid. Bijgevolg dient de verzoekende lidstaat vergelijkingen uit te voeren met de technisch beschikbare geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van alle andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ, tenzij die lidstaat kan aantonen dat er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat dit niet tot de vaststelling van de identiteit van de betrokkene zou leiden. Dergelijke gegronde redenen bestaan met name wanneer het specifieke geval geen enkele operationele of onderzoeksmatige aanknoping heeft met een bepaalde lidstaat. Bijgevolg dient de verzoekende lidstaat op het gebied van vingerafdrukgegevens eerst Besluit 2008/615/JBZ juridisch en technisch te hebben uitgevoerd aangezien er geen Eurodac-controles voor rechtshandhavingsdoeleinden mogen worden verricht wanneer de bovengenoemde stappen niet vooraf zijn genomen.
- (33)
Mits aan de voorwaarden voor een vergelijking is voldaan, moeten de aangewezen autoriteiten alvorens Eurodac te doorzoeken ook het Visuminformatiesysteem raadplegen op grond van Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (13).
- (34)
Met het oog op de efficiënte vergelijking en uitwisseling van persoonsgegevens moeten de lidstaten volledige uitvoering geven aan en ten volle gebruik maken van de bestaande internationale overeenkomsten en het al van kracht zijnde Unierecht betreffende de uitwisseling van persoonsgegevens, en met name Besluit 2008/615/JBZ.
- (35)
Bij de toepassing van de bepalingen van deze verordening dienen de lidstaten zich in eerste instantie te laten leiden door het belang van het kind. Wanneer de verzoekende lidstaat vaststelt dat Eurodac-gegevens betrekking hebben op een minderjarige, mogen deze gegevens alleen voor rechtshandhavingsdoeleinden worden gebruikt door de verzoekende lidstaat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat van toepassing op minderjarigen en overeenkomstig het beginsel dat het belang van het kind de eerste overweging vormt.
- (36)
Terwijl de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie in verband met het beheer van het Eurodac-systeem door de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt beheerst, moeten voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de lidstaten in verband met het beheer van het systeem specifieke bepalingen worden vastgesteld.
- (37)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de invoering van een systeem voor het vergelijken van vingerafdrukgegevens ten behoeve van de uitvoering van het asielbeleid van de Unie, juist door de aard ervan niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te bereiken.
- (38)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (14) dient op de verwerking door de lidstaten van persoonsgegevens op grond van deze verordening van toepassing te zijn, tenzij die verwerking wordt verricht door de aangewezen of controlerende autoriteiten van de lidstaten met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten.
- (39)
Voor de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaten met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten overeenkomstig deze verordening, dient op grond van het betreffende nationale recht een norm voor persoonsgegevensbescherming te gelden die in overeenstemming is met Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (15).
- (40)
De beginselen van Richtlijn 95/46/EG met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens, dienen vooral voor zover het bepaalde sectoren betreft te worden aangevuld of verduidelijkt.
- (41)
De doorgifte van op grond van deze verordening door een lidstaat of Europol uit het centraal systeem verkregen persoonsgegevens aan derde landen, internationale organisaties of in of buiten de Unie gevestigde private instanties dient te worden verboden, teneinde het recht op asiel te waarborgen en om ervoor te zorgen dat gegevens van personen die om internationale bescherming verzoeken, niet aan derde landen worden doorgegeven. Dit houdt in dat de lidstaten geen uit het centraal systeem verkregen informatie mogen doorgeven over: de lidstaat of lidstaten van oorsprong, de plaats en de datum van het verzoek om internationale bescherming, het referentienummer dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt, de datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen en de datum waarop de lidstaat of lidstaten de gegevens aan Eurodac hebben toegezonden, de gebruikersidentificatie van de operator, en enige informatie over de overbrenging van de betrokkene op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013. Dit verbod doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om dergelijke gegevens door te geven aan derde landen waarop Verordening (EU) nr. 604/2013 van toepassing is, om ervoor te zorgen dat lidstaten in het kader van deze verordening met die derde landen kunnen samenwerken.
- (42)
De nationale toezichthoudende autoriteiten dienen toe te zien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, en het bij Besluit 2009/371/JBZ opgerichte controleorgaan dient toe te zien op de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingsactiviteiten van Europol.
- (43)
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (16), en met name de artikelen 21 en 22 betreffende de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de verwerking, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie op grond van deze verordening. Bepaalde punten in verband met de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens en het toezicht op de gegevensbescherming dienen evenwel te worden verduidelijkt, rekening houdend met het feit dat gegevensbescherming van fundamenteel belang is voor het succesvolle beheer van Eurodac en dat de beveiliging van gegevens, een hoge technische kwaliteit en rechtmatige raadpleging van essentieel belang zijn om te kunnen zorgen voor een vlotte en goede werking van Eurodac en om de toepassing te vergemakkelijken van Verordening (EU) nr. 604/2013.
- (44)
De persoon op wie de gegevens betrekking hebben, moet in kennis gesteld worden van de doeleinden van de verwerking van zijn gegevens in Eurodac, met inbegrip van een beschrijving van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 604/2013, en van het gebruik dat de rechtshandhavingsinstanties van zijn gegevens kunnen maken.
- (45)
Het is wenselijk dat de nationale toezichthoudende autoriteiten toezien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, terwijl de in Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dient toe te zien op de werkzaamheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening.
- (46)
De lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten ervoor zorgen dat de nationale en Europese toezichthoudende autoriteiten het gebruik van en de toegang tot Eurodac-gegevens naar behoren kunnen controleren.
- (47)
Het is passend om de prestaties van Eurodac op regelmatige tijdstippen te monitoren en te evalueren, ook om na te gaan of de toegang tot Eurodac met het oog op rechtshandhaving tot de indirecte discriminatie heeft geleid van personen die om internationale bescherming verzoeken, zoals de Commissie in haar beoordeling van de verenigbaarheid van deze verordening met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘het Handvest’) voor mogelijk houdt. Het Agentschap moet het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag voorleggen over de activiteiten van het centraal systeem.
- (48)
De lidstaten dienen te voorzien in een regeling die verwerking van in het centraal systeem ingevoerde gegevens die in strijd is met de doelstelling van Eurodac, op een doeltreffende, evenredige en afschrikkende manier bestraft.
- (49)
Lidstaten dienen in kennis te worden gesteld van de status van specifieke asielprocedures ter vergemakkelijking van de correcte toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013.
- (50)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest worden erkend. Deze verordening is er met name op gericht het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht om internationale bescherming te zoeken onverkort te eerbiedigen en de toepassing van de artikelen 8 en 18 van het Handvest te bevorderen. Deze verordening dient dienovereenkomstig te worden toegepast.
- (51)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is in Denemarken.
- (52)
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, heeft het Verenigd Koninkrijk te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.
- (53)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.
- (54)
Het is passend de territoriale werkingssfeer van deze verordening te beperken en te doen samenvallen met die van Verordening (EU) nr. 604/2013,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 92 van 10.4.2010, blz. 1.
Standpunt van het Europees Parlement van 12 juni 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 juni 2013.
PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.
PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1.
Zie bladzijde 31 van dit Publicatieblad.
PB L 164 van 22.6.2002, blz 3.
PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.
PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.
PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9.
PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1.
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.
PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.