NJ 2022/86
Procesrecht. Nadere regels voor mededeling rechterswisseling. Uitleg art. 155 Rv. Onmiddellijkheidsbeginsel. HR komt gedeeltelijk terug van HR 15 april 2016, NJ 2019/144. Rechterswisseling in tussenuitspraak. Overgangsregeling (‘prospective ruling’).
HR 20-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:472, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 maart 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/03267
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Noot
H.J. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS637804:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:472, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1137, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2018
- Wetingang
Art. 155 Rv
Samenvatting
Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat art. 155 Rv verlangt dat de rechter ten overstaan van wie de bewijslevering heeft plaatsgevonden, zoveel als mogelijk de uitspraak (mee)wijst waarin de waardering van het bewijs plaatsvindt. Dat kan ook een eerdere uitspraak dan de einduitspraak zijn.
De in HR 31 oktober 2014 (NJ 2015/181, m.nt. W.D.H. Asser) en 15 april 2016 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.