Hof Den Haag, 14-02-2018, nr. 200.210.375/01
ECLI:NL:GHDHA:2018:273
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
14-02-2018
- Zaaknummer
200.210.375/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:273, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑02‑2018; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:201, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 14‑02‑2018
Inhoudsindicatie
De curandus leidt aan dementie. Het hof benoemt om gewichtige redenen een derde als professionele curator, met ontslag van de echtgenote en de dochter.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 februari 2018
Zaaknummer : 200.210.375/01
Zaaknummer rechtbank : 5398384/16-85187
Behandeling van het verzoekschrift van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de curandus,
advocaat mr. L.J. Blijdorp te Leerdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [curator 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [curator 1] ,
- [curator 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [curator 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de curatoren,
advocaat mr. C.G. van der Wiel te Amsterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De curandus is op 27 februari 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 29 november 2016, hierna: de bestreden beschikking, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
De curatoren hebben op 16 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de curandus:
- -
een brief van 20 april 2017, ingekomen op 21 april 2017, met bijlagen;
- -
een brief van 25 april 2017, ingekomen op 26 april, met bijlage;
- -
een bericht van 11 januari 2018, ingekomen op diezelfde datum;
van de zijde van de curatoren:
- -
een brief van 4 december 2017, ingekomen op 5 december 2017, met bijlage;
- -
een brief van 12 december 2017, ingekomen op diezelfde datum;
- -
een brief van 10 januari 2018, ingekomen op diezelfde datum, met als bijlage een journaalbericht van 9 januari 2018, met bijlage.
De zaak is op 13 december 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
de advocaat van de curandus;
- -
de curatoren, bijgestaan door hun advocaat.
De curandus is niet verschenen.
De advocaat van de curatoren heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling heeft het hof aanleiding gezien de curandus te horen. Bij brief van 15 december 2017 heeft het hof partijen op de hoogte gebracht van het voornemen om de curandus te horen. Het verhoor heeft plaatsgevonden op dinsdag 19 december 2017 om 11:00 uur in [verpleeghuis] te [plaats] . Zoals ter zitting besproken zijn hierbij geen derden, anders dan eventueel behandelend/verplegend personeel, en ook geen advocaten aanwezig geweest.
Bij brief van 22 december 2017 heeft het hof partijen het proces-verbaal van het verhoor van de curandus doen toekomen en hen tot uiterlijk 10 januari 2018 in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren.
Bij het hof is op 10 januari 2018 ingekomen de reactie van de curatoren op het proces-verbaal.
Bij het hof is op 11 januari 2018 ingekomen het bericht dat de curandus geen opmerkingen heeft op het proces-verbaal.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kantonrechter, voor zover in hoger beroep van belang, het primaire verzoek van de curandus tot opheffing van de curatele, het subsidiaire verzoek om de curatele om te zetten in een bewind en het meer subsidiaire verzoek om ontslag van de curatoren met benoeming van een andere curator (dan wel andere curatoren), afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- -
de curatele;
- -
de persoon van de curator(en).
2. De curandus verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- -
de curatele op te heffen, althans
- -
in plaats van de curatele enkel bewindvoering op te leggen, althans
- -
te bepalen dat de huidige curatoren van hun taak worden ontslagen en nieuwe, andere curatoren aan te stellen, althans
- -
een beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De curatoren verweren zich daartegen en verzoeken het hof de bestreden beschikking, voor zover nodig met aanvulling en verbetering van de gronden, te bekrachtigen en de curandusniet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen en de curandus te veroordelen in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen, de nakosten en de wettelijke rente over alle vergoedingen en kosten.
Ontvankelijkheid
4. De curatoren verzoeken het hof de curandus niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe voeren zij aan dat de curandus, in strijd met artikel 1.2.7 van het Procesreglement, meer dan éénmaal de gelegenheid is geboden om de nog ontbrekende stukken bij het hof in te dienen. Dit is in strijd met de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid, met name nu de beroepstermijn op dat moment ruimschoots was overschreden. De curandus is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep.
5. Het hof stelt voorop dat – op grond van het bepaalde in artikel 1:381 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – in zaken van curatele degene wiens curatele het betreft, bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen. De curandus kan derhalve zelf opkomen tegen zijn ondercuratelestelling en is ter zake procesbekwaam. In dezen heeft het hof aanleiding gezien om de curandus tweemaal een termijn te geven om de op dat moment nog ontbrekende stukken uit eerste aanleg alsnog bij het hof in te dienen. Het hof acht dit niet in strijd met de goede procesorde en overweegt daartoe als volgt. Bij de beoordeling of het achterwege laten van het indienen van ontbrekende stukken tot een niet-ontvankelijkheid moet leiden, wordt in de rechtspraak de maatstaf gehanteerd of het niet indienen van die stukken zorgt voor strijdigheid met de goede procesorde, in het bijzonder of de rechter het ingediende verzoek zorgvuldig kan behandelen, zulks met inachtneming van de belangen van partijen. De curandus heeft de ontbrekende stukken ingediend, zij het na een extra rappel. De curatoren zijn door dat extra rappel niet in hun belangen geschaad, nu zij voldoende in de gelegenheid zijn gesteld hun bezwaren tegen het hoger beroep van de curandus inclusief alle daartoe behorende stukken naar voren te brengen. De curandus is derhalve naar het oordeel van het hof ontvankelijk in zijn hoger beroep.
De curatele
6. De curandus voert – kort samengevat – het volgende aan. Er bestaat geen grond meer om de huidige curatele voort te zetten. Door de curatele is de curandus volledig verdwenen uit de bedrijfsvoering van zijn eigen bedrijf. De curatoren houden hem van deze bedrijfsvoering ook niet op de hoogte. Hierdoor kan de curandus, mocht de curatele worden opgeheven, niet deelnemen aan deze bedrijfsvoering, hetgeen de curatoren vrezen. Bovendien heeft de curandus inmiddels minder belangstelling voor de technische kant van het product van zijn bedrijf. Hij is een rustiger persoon en richt zich meer op de toekomst. Daarbij komt dat de curandus lichamelijk is verzwakt, wat maakt dat er op zichzelf geen noodzaak meer bestaat om de curatele te handhaven. De curandus is immers niet in staat om weer zodanig volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer, dat dit, na opheffing van de curatele, zou kunnen leiden tot gedrag dat zou nopen tot het (opnieuw) opleggen van de curatele. Als gevolg van het optreden van de curatoren is het voor de curandus onmogelijk om relevante medische stukken, waaruit blijkt dat er geen noodzaak meer bestaat om de curatele voort te zetten, in te zien en over te leggen. Bij herhaling weigeren de curatoren namelijk een kopie van het medisch dossier van de curandus aan hem over te dragen. Alleen al om die reden is het voor de curandus niet mogelijk om een arts te raadplegen voor een second opinion. Daarnaast is het voor de curandus onmogelijk om de instelling te verlaten, zodat hij ook niet naar het spreekuur van een second opinion arts toe kan gaan. Tot slot werkt de curandus zijn behandeling niet tegen dan wel weigert hij daaraan zijn medewerking te verlenen. Hij neemt zijn medicatie zelfstandig en trouw in en hij verschijnt op afspraken waarop hij wordt verwacht. De curandus verzoekt uw hof derhalve alsnog een medisch onderzoek naar de curandus te laten verrichten, zodat het hof een adequaat en gewogen oordeel kan geven over de vraag naar de noodzaak van de voortzetting van de curatele.
7. De curatoren verweren zich daartegen en voeren – kort samengevat – het volgende aan. De curandus verkeert in een zodanige geestelijke toestand dat hij niet in staat is zijn belangen waar te nemen. Nog voordat hij op 27 november 2015 onder curatele is gesteld, is de curandus teruggetreden als bestuurder van zijn bedrijf en is hij verdwenen uit de bedrijfsvoering. De curandus realiseerde zich op dat moment immers dat het niet goed met hem ging. Hij bracht zowel de veiligheid van anderen als die van hemzelf in gevaar. De curandus was aan het aftakelen. Hij zorgde niet meer voor zichzelf en liet ook niet toe dat zijn gezin hem hielp. Daarbij weigerde de curandus zijn medicijnen in te nemen. In het verzorgingstehuis waar hij nu verblijft, wordt de curandus op dat punt begeleid. De dagelijkse verzorging controleert of hij zijn medicijnen inneemt. Aldaar krijgt de curandus ook meerdere keren per week fysiotherapie en doet hij mee met ouderengymnastiek. Van enige lichamelijke verzwakking, anders dan mag worden verwacht van iemand van zijn leeftijd en met zijn ziekteverschijnselen, is geenszins sprake. Bovendien is de curandus niet wegens zijn lichamelijke toestand onder curatele gesteld, maar omdat hij – als gevolg van zijn geestelijke toestand – zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen. Voldoende behartiging van zijn belangen kon niet worden bewerkstelligd met een meer passende en minder verstrekkende maatregel dan die van de curatele. De curandus lijdt immers aan geheugenverlies. Hij is dement en daarmee ongeneeslijk ziek. De oorzaak van de curatele is daarom nog steeds aanwezig. De situatie is zelfs verergerd, wat maakt dat de noodzaak voor deze maatregel zelfs groter is geworden. De curandus heeft een second opinion gehad, waarvan de uitslag van het onderzoek aan hem ter beschikking is gesteld. Onlangs heeft een onafhankelijke arts wederom, in het kader van de Wet BOPZ, de wilsbekwaamheid van de curandus onderzocht. Uit het verslag dat daarover is opgesteld blijkt dat de curandus wilsonbekwaam is in het nemen van medische, financiële en zakelijke beslissingen dan wel beslissingen met rechtsgevolg. Deze arts heeft bevestigd dat de curandus geen inzicht heeft in zijn eigen cognitieve functioneren en dat hij niet in staat is zijn belangen en de gevolgen van zijn beslissingen te overzien. Op 1 juni 2017 en9 juni 2017 hebben (nogmaals) psychiatrische onderzoeken plaatsgevonden naar de geestelijke gesteldheid en de cognitieve vaardigheden van de curandus. Daarmee is tevens onderzoek gedaan naar zijn wilsbekwaamheid. De bevindingen van dit onderzoek zijn op 14 juni 2017 op schrift gesteld. Deze bevindingen willen de curatoren ter inzage geven aan het hof, maar niet in het geding brengen. Tot slot komt de curandus tot rust in het verzorgingstehuis. Hij wordt daar ondersteund en begeleid door de verpleging. Hierdoor eet de curandus op tijd en neemt hij tevens op tijd zijn medicijnen in, hetgeen daarvoor niet het geval was. Hierdoor heeft de curandus minder epileptische aanvallen en gaat het beter met hem.
8. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van het bepaalde in artikel 1:378 lid 1 BW kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel gewoonte van drank- of drugsmisbruik, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd. Indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, kan de kantonrechter op grond van het bepaalde in artikel 1:389 lid 2 BW de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te als bedoeld in artikel 1:379 BW verzoeken – in dezen de curandus –, alsmede ambtshalve.
9. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op juiste gronden het verzoek tot opheffing van de curatele heeft afgewezen. Ook in hoger beroep is niet gebleken dat de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven, niet meer aanwezig zijn. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de curandus reeds in 2012 is gediagnosticeerd met fronto-temporale dementie. Deze ziekte wordt gekenmerkt door gedragsveranderingen, persoonlijkheidsveranderingen en geheugenverlies. Als gevolg van zijn fronto-temporale dementie is de curandus bij beschikking van 4 november 2015 met een rechtelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, te weten verpleeghuis [naam verpleeghuis] te [plaats] . De curandus verbleef daar op de psychogeriatrische verpleegafdeling [naam verpleegafdeling] . [in] 2016 is de curandus overgeplaatst. Sindsdien verblijft hij – nog steeds middels een rechterlijke machtiging, laatstelijk bij de verleende machtiging voortgezet verblijf tot en met [datum] 2018 – op de gesloten psychogeriatrische woning [adres] van [verpleeghuis] te [plaats] .
10. Gelet op het ziektebeeld van de curandus en het normale progressieve beloop van deze ziekte – waardoor er geen grond bestaat om aan te nemen dat daarin binnen afzienbare termijn (voldoende) verbetering zal komen – acht het hof zich voldoende geïnformeerd over de medische situatie van de curandus. Het hof ziet geen aanleiding een nader onderzoek naar de medische gesteldheid van de curandus te laten verrichten (vgl ook HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2562). Dat de curandus in een verzorgingstehuis verblijft en onder die omstandigheden zich goed kan handhaven, brengt niet zonder meer met zich mee dat sprake is van een zodanige verbetering van zijn geestelijke toestand - die in november 2015 aanleiding was voor zijn ondercuratelestelling - dat de ondercuratelestelling moet worden opgeheven. Verder heeft het hof al bij beschikking van 27 november 2015 overwogen dat de maatregel van onderbewindstelling in dezen niet afdoende is om de belangen van de curandus voldoende te behartigen. Het ontbreekt de curandus nog steeds aan inzicht in zijn ziektebeeld. Alleen met de maatregel van ondercuratelestelling kan hem, zowel vermogensrechtelijk als immaterieel (verzorging), de benodigde sturing worden gegeven. Daarbij komt dat het hof tijdens het gesprek met de curandus zelf is gebleken dat hij niet per sé bezwaar heeft tegen de ondercuratelestelling zelf, maar dat het hem te doen is om de persoon van de curatoren. Het hof zal daarom het verzoek van de curandus om de curatele op te heffen dan wel deze om te zetten in een bewind, afwijzen.
De persoon van de curator(en)
11. De curandus voert – kort samengevat – het volgende aan. De curatoren oefenen de curatele thans niet op een juiste wijze uit. Van enige informatievoorziening, laat staan verantwoording, is tot op heden geen sprake geweest. De curandus wordt op geen enkele manier geïnformeerd omtrent de gang van zaken in zijn bedrijf. Telkens als de curandus om stukken vraagt die betrekking hebben op zijn bedrijf dan wel vermogen, krijgt hij van de curatoren het antwoord dat hij deze stukken niet van hen zal krijgen en dat hij maar naar de rechter moet stappen, wil hij deze stukken inzien. Ook de toezending van medische stukken wordt tot op heden door de curatoren geweigerd. De curandus heeft echter recht op inzage in deze stukken. De curatoren hadden de curandus tevens behoren voor te lichten over en te betrekken bij iedere besluitvorming en in de uitvoering van hun werkzaamheden als curator. De curandus wordt door de handelwijze van de curatoren echter volledig buitengesloten. Van de mogelijkheid om hem bij de curatele te betrekken, wordt door de curatoren namelijk geen gebruik gemaakt. De curatoren zijn niet uit op hetgeen het beste is voor de curandus, te weten zijn gezondheid en zijn vermogen. Zij wensen slechts handhaving van de ondercuratelestelling. De curatoren stellen het welzijn van de curandus niet voorop, maar het bedrijf en hun achterban. De curandus heeft van de curatoren geen geld ontvangen om een advocaat te kunnen inschakelen, zodat hij daarvoor gelden van een derde heeft moeten betrekken. De curandus zou graag zien dat [beoogde curator 1] dan wel [beoogde curator 2] tot curator zou worden benoemd. Zij zijn in ieder geval voldoende deskundig en tevens bereid om de curatele uit te voeren.
12. De curatoren verweren zich daartegen en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Er rust op de curatoren geen informatieplicht jegens de curandus, maar slechts jegens de rechter. De curatoren leggen derhalve jaarlijks aan de kantonrechter rekening en verantwoording af van het door hen uitgevoerde bewind. Echter, de curatoren hebben alle medische stukken ook aan de curandus overhandigd en zij informeren de curandus zo veel en zo vaak als mogelijk, ook over zijn bedrijf. De curandus heeft daarentegen geen weet van wat hem wanneer wordt verteld, aangezien hij nieuwe situaties met oude situaties verwart. De curatoren voldoen nog steeds aan die eisen die aan hen als curator worden gesteld. Er zijn geen gewichtige redenen aanwezig die het eventuele ontslag van de curatoren rechtvaardigen. Niet is gebleken dat de curatoren hun taken niet naar behoren uitoefenen. Ook is geen sprake van een dermate slechte verhouding dan wel communicatie tussen de curatoren en de curandus, dat die maken dat dit tot ontslag van de curatoren zou moeten leiden. Daarbij komt dat de curatoren nauw contact hebben met de artsen van de curandus en zijn verzorgers in het verzorgingstehuis. Voorts stemmen de curatoren de door hen uit te voeren taken in onderling overleg op elkaar af. Er is derhalve niet aangetoond dan wel gebleken dat de curatoren niet op een verantwoorde en juiste wijze uitvoering geven aan de curatele. De curatoren zijn daarnaast van mening dat [beoogde curator 1] en [beoogde curator 2]niet geschikt zijn om als curator voor de curandus op te treden. [beoogde curator 1] heeft de curandus een contract laten ondertekenen met een datum die in het verleden lag. De curatoren zijn degenen die het belang van de curandus het beste (kunnen) dienen. Hun lot is aan dat van de curandus verbonden. Het vermogen van de curandus maakt deel uit van de huwelijksgemeenschap. [curator 1] zou zichzelf als echtgenote duperen en [curator 2] zou zichzelf als (enig) erfgenaam duperen indien zij de belangen van de curandus zouden schaden. [curator 2] heeft lange tijd met de curandus het bedrijf geleid. Het was de curandus zelf die haar heeft aangewezen als zijn opvolger en haar heeft opgeleid tot bestuurder van zijn bedrijf. Er is daarom geen sprake van enige belangenverstrengeling aan de zijde van de curatoren. Er wordt door de curatoren echter geen inmenging geduld in de wijze waarop zij hun taken als curatoren uitoefenen. Zij zijn immers degenen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de curandus. Zij betrekken de curandus daarbij voor zover hij tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat kan worden geacht. In overleg met de artsen en verzorgers van de curandus stellen de curatoren vast of dit al dan niet het geval is.
13. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van het bepaalde in artikel 1:385 lid 1 sub d BW in samenhang met artikel 1:379 lid 1 BW kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks ook op verzoek van de curandus. Verder stelt het hof voorop dat de curatele een ingrijpende beschermingsmaatregel is, waardoor een onder curatele gestelde handelingsonbekwaam wordt. De wetgever heeft de onder curatele gestelde evenwel invloed gegeven bij de keuze wie zijn belangen gaat behartigen. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:383 lid 2 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de curandus, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. Op grond van artikel 1:383 lid 3 BW wordt – tenzij lid 2 is toegepast – indien de onder curatele gestelde persoon gehuwd is bij voorkeur de echtgenoot tot curator benoemd. Is dit niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot curator benoemd.
14. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken, het verhandelde ter zitting en het gesprek met de curandus zelf is het hof gebleken dat de curandus zich blijft verzetten tegen het fungeren van zijn vrouw en dochter als curatoren. Bij beschikking van dit hof van27 november 2015 zijn de beide curatoren tot curator benoemd. De curandus was destijds niet bij de mondelinge behandeling die tot die beschikking heeft geleid, aanwezig. Het hof heeft in die beschikking overwogen dat de curatoren toen tot curator zijn benoemd met ingang van1 april 2016 omdat naar verwachting van alle partijen de weerstand van de curandus tegen de benoeming van de (huidige) curatoren dan zou zijn weggenomen en hij geen uitdrukkelijke voorkeur meer zou hebben voor de benoeming van een andere persoon tot curator. Het hof constateert echter dat die weerstand nog altijd aanwezig is. Dat de curandus wantrouwend en achterdochtig is, hoort bij zijn ziektebeeld. Het hof is echter van oordeel dat aan het diepe wantrouwen van de curandus – daargelaten of dit voortkomt uit zijn ziektebeeld – niet zomaar voorbij kan worden gaan. Het wantrouwen levert bij de curandus een voortdurende onrust op, die maakt dat hij niet meer het gevoel heeft in een normale (familie)verhouding tot de curatoren te kunnen staan. Dit wantrouwen betreft niet alleen de curatoren maar ook personen die hen bijstaan. Dit belemmert het welzijn van de curandus. Het hof zal de curatoren daarom met ingang van heden ontslaan. Het betoog van de curatoren dat de familiecontacten in stand moeten worden gehouden, dat zij het meest betrokken op hem zijn en het meest voor de curandus kunnen betekenen – mede gelet op de bedrijfsvoering van het bedrijf – leidt niet tot een ander oordeel. Het ontslag als curator brengt niet met zich dat zij geen wezenlijke rol in het leven van de curandus kunnen blijven spelen en niet meer belangrijk voor hem zijn. Het hof acht het in het belang van de curandus dat de strijd tussen hem en zijn dochter tot een einde wordt gebracht. De verhoudingen dienen duidelijk te worden en de familie moet weer familie zijn. Het hof verwacht dat de benoeming van een derde tot curator er toe zal leiden dat de derde voor financiële kwesties ook als brug tussen de huidige curatoren en de curandus kan fungeren.
15. Voorts overweegt het hof dat de curandus zelf personen heeft voorgedragen om tot curator te worden benoemd. Alleen als gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten, kan het hof van de uitdrukkelijke voorkeur(en) van de curandus afwijken. De wettelijke voorkeur voor andere personen – zoals de vrouw en/of dochter van de curandus – is niet zo een gegronde reden. Gelet op de bezwaren die de curatoren tegen de voorkeur(en) van de curandus hebben aangedragen, zal het hof hen niet tot curator(en) benoemen. Nu de curandus een onafhankelijke en professionele curator wenst, hij personen hiertoe heeft voorgedragen doch voor de benoeming – zoals uit het gesprek met hem zelf is gebleken – geen uitdrukkelijke voorkeur lijkt te hebben, zal het hof overgaan tot de benoeming van een derde als professionele curator. Het hof zal [nieuwe curator] tot curator benoemen, die zich op 7 februari 2018 daartoe bereid heeft verklaard.
Bewijsaanbod
16. De curatoren hebben bewijs van al hun stellingen aangeboden, onder andere door reeds overgelegde documenten alsook door het horen van getuigen waaronder henzelf, [naam getuige], [naam getuige] , [naam getuige] , de artsen en psychiaters die de curandus hebben onderzocht en hem begeleiden en overige personen die van de situatie en de gang van zaken op de hoogte zijn en daaromtrent helderheid kunnen verschaffen.
17. Het hof gaat voorbij aan dit algemene bewijsaanbod nu dit onvoldoende is gespecificeerd en de uitkomst hiervan niet mede tot een beslissing in deze zaak leidt.
Proceskosten
18. De curatoren hebben verzocht de curandus in de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen. Nu het hof de bestreden beschikking naar aanleiding van het door de curandus ingestelde hoger beroep (gedeeltelijk) zal vernietigen, is er voor een proceskostenveroordeling geen plaats. Het hof ziet – mede gelet op de aard van de procedure - aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen zijn eigen proceskosten draagt.
19. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij het verzoek van de curandus is afgewezen om de huidige curatoren van hun taak te ontslaan en nieuwe, andere curatoren aan te stellen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van heden [curator 1] en [curator 2] als curatoren over [de curandus] ;
benoemt met ingang van heden tot curator over [de curandus] :
[nieuwe curator]
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1: 391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, I. Obbink-Reijngoud en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. B.L. Lok als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van14 februari 2018.