Einde inhoudsopgave
Verrekenprijsbesluit 2022
7.2 Voorbeelden
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2022
- Bronpublicatie:
14-06-2022, Stcrt. 2022, 16685 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000139020)
- Inwerkingtreding
02-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2022, Stcrt. 2022, 16685 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000139020)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Bronbelasting (V)
L. Voorbeeld
In groepslichaam A, respectievelijk groepslichaam B is het hoofdkantoor van continent A, respectievelijk het hoofdkantoor van continent B ondergebracht. Beide houden zich bezig met de productie en verkoop van producten. Beide hebben een R&D-centrum. De groep besluit onderzoek te gaan doen naar de ontwikkeling van een nieuw product. De marktvooruitzichten voor het product zijn goed, maar er dient belangrijk onderzoek plaats te vinden voordat het product klaar is voor productie en verkoop. Het product heeft potentie voor de markt in continent A en B.
A en B sluiten een CCA voor het verrichten van het noodzakelijke onderzoek. A stelt de onderzoekscapaciteit en de eerste ontwikkelingsresultaten ter beschikking en B stelt kennis, know how en onderzoekers ter beschikking. A en B komen een aantal momenten overeen waarop ze gezamenlijk beslissen over de volgende fase van het project. De verhouding tussen de marktwaarde van de bijdrage van A en die van B bedraagt 1:1. De totale verwachte waarde van het ontwikkelresultaat van het product is in continent A even groot als in continent B.
A en B komen overeen dat ieder van de deelnemers de kosten van de eigen bijdrage draagt. Daarnaast is bepaald dat A zowel juridisch als economisch eigenaar van het ontwikkelresultaat wordt voor zover het continent A betreft en dat B juridisch en economisch eigenaar wordt van het ontwikkelresultaat voor zover het continent B betreft. De strategische projectplanning en aansturing (inclusief controle en besluitvorming van het project) vindt op een gelijkwaardige wijze plaats.
Conclusie: Zowel A als B kan als deelnemer in de CCA worden aangemerkt, omdat beide deelnemers tegenover hun bijdrage een deel van het recht verkrijgen dat wordt ontwikkeld. Dit recht kunnen zij bovendien zelfstandig exploiteren/gebruiken. Ten slotte stemt het relatieve aandeel van beide deelnemers in de bijdragen overeen met het relatieve aandeel in de totale verwachte voordelen (dat wil zeggen, het recht dat de deelnemers verkrijgen). De voorwaarden van de CCA leiden dus tot een arm’s-length resultaat.
M. Voorbeeld
Groepslichaam A houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van consumentenproducten in continent A. A heeft initieel onderzoek verricht naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van een nieuw product. De conclusie is dat het product waarschijnlijk succesvol ontwikkeld kan worden. De marktvooruitzichten voor het product zijn goed.
Het product is ook zeer geschikt voor de markt in continent B en C. Groepslichamen B en C houden zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van soortgelijke producten voor de markten in continent B en C. A, B en C sluiten een CCA voor het verrichten van het onderzoek dat noodzakelijk is om het nieuwe product te ontwikkelen.
Teneinde tot een succesvolle ontwikkeling te komen, worden de volgende afspraken gemaakt:
- –
Gelijkwaardige bijdrage door allen: het opstellen van een onderzoekprogramma en de besluitvorming per in het onderzoekprogramma geïdentificeerde voortgangsfase van het project (strategische projectplanning en aansturing, inclusief controle en besluitvorming, van het project).
- –
Bijdrage door A: resultaten van het initiële onderzoek. Kosten die gemaakt zijn voor de ontwikkeling: EUR 1 miljoen. WEV van het onderzoeksresultaat: EUR 2 miljoen.
- –
Bijdrage door B: ontwikkelcapaciteit (personeel + vaste activa). De kosten die naar verwachting verband houden met deze ontwikkelcapaciteit zijn EUR 1,8 miljoen. Als deze ontwikkelcapaciteit op contract research basis van derden zou moeten worden ingehuurd, zou hiervoor EUR 2 miljoen moeten worden betaald (= WEV).
- –
Bijdrage door C: liquide middelen ten bedrage van EUR 2 miljoen voor de verwachte additionele kosten (inkoop materialen van derden en inhuur van derden).
De deelnemers komen overeen dat ieder van de deelnemers de kosten van de eigen bijdrage draagt. De totale verwachte waarde van het ontwikkelresultaat in de continenten A, B respectievelijk C is naar verwachting gelijk, zodat de waarde van het te ontwikkelen recht naar verwachting voor al de continenten gelijk is. De groepslichamen komen overeen dat A, B en C juridisch en economisch eigenaar worden van het ontwikkelresultaat voor zover het continent A, B respectievelijk C betreft.
Conclusie: Zowel A, B als C kunnen als deelnemer in de CCA worden aangemerkt, omdat de deelnemers tegenover hun bijdrage een deel van het recht verkrijgen dat wordt ontwikkeld. Dit recht kunnen zij bovendien zelfstandig exploiteren/gebruiken. Ten slotte stemt het relatieve aandeel van de deelnemers in de bijdragen overeen met het relatieve aandeel in de totale verwachte voordelen (d.w.z. het recht dat de deelnemers verkrijgen). De voorwaarden van de CCA leiden dus tot een arm’s-length resultaat.
N. Voorbeeld
Groepslichaam A, groepslichaam B en groepslichaam C houden zich bezig met de productie en verkoop van soortgelijke consumentenproducten in continent A, continent B en continent C. A heeft een R&D-centrum. B en C hebben een aantal productdeskundigen in dienst die tevens kennis hebben van de ontwikkeling van producten, maar hebben geen eigen R&D-centrum.
A heeft een initieel onderzoek verricht naar de ontwikkeling van een nieuw product. De marktvooruitzichten voor het product voor continent B en C zijn goed, maar er dient belangrijk onderzoek plaats te vinden voordat het product klaar is voor productie en verkoop. De totale verwachte waarde van het ontwikkelresultaat in de continenten B en C is naar verwachting gelijk. Voor continent A lijkt het product niet interessant.
A, B en C sluiten een CCA onder de volgende voorwaarden:
- –
B en C stellen gezamenlijk en met een gelijke bijdrage een onderzoekprogramma op ten behoeve van de (door)ontwikkeling van het product. Daarnaast stellen zij gelijke capaciteit ter beschikking ten aanzien van de aansturing van het project (strategische projectplanning en aansturing, inclusief controle en besluitvorming, van het project).
- –
Bijdrage door A: resultaten van het initiële onderzoek. Kosten die gemaakt zijn voor de ontwikkeling: EUR 1 miljoen. WEV van het onderzoeksresultaat: EUR 2 miljoen.
- –
Bijdrage door A: ontwikkelcapaciteit (personeel + vaste activa): de R&D-afdeling van A werkt het projectplan uit en legt de uitwerking voor aan B en C. Vervolgens neemt de R&D-afdeling van A de uitvoering van het onderzoek ter hand. Hierbij legt de R&D-afdeling van A regelmatig verantwoording af aan B en C ten aanzien van de gang van zaken. De kosten die naar verwachting verband houden met deze ontwikkelcapaciteit zijn EUR 1,8 miljoen. WEV van de ontwikkelcapaciteit als in opdracht wordt gewerkt: EUR 2 miljoen.
- –
Bijdrage door B en C: ieder een betaling aan A ten bedrage van EUR 2 miljoen als vergoeding voor de bijdrage van A. Daarnaast draagt ieder de helft van de additionele kosten betaald aan derden (inkoop materialen, inhuur derden) ten bedrage van EUR 2 miljoen.
- –
De deelnemers dragen ieder de kosten van de eigen bijdrage.
- –
B en C verkrijgen de juridisch en economische eigendom van het ontwikkelresultaat voor continent B respectievelijk continent C.
Conclusie: A is op basis van de OESO-richtlijnen geen deelnemer die onder arm’s-length voorwaarden participeert in de CCA, omdat A zelf geen voordeel kan ontlenen aan het ontwikkelresultaat. A verkoopt feitelijk het initiële ontwikkelresultaat aan B en C in combinatie met het verrichten van contract researchactiviteiten voor B en C.
B en C kunnen beide wel als deelnemers in de CCA worden aangemerkt, omdat voor hen geldt dat zij tegenover hun bijdragen (geld en aansturing) een deel van het recht verkrijgen dat wordt ontwikkeld, welk recht zij bovendien zelfstandig kunnen exploiteren/gebruiken. A stelt ontwikkelcapaciteit en het initiële ontwikkelresultaat ter beschikking met een WEV van in totaal EUR 4 miljoen en ontvangt als tegenprestatie een bedrag aan geld van EUR 4 miljoen. Een dergelijke beloning is arm’s-length.
De bijdrage van beide deelnemers in de CCA (B en C) en het te verwachten voordeel (het recht dat zij verkrijgen) stemmen met elkaar overeen. Hoewel het contract voor A derhalve niet als een CCA kan worden aangemerkt, is de beloning die uit de voorwaarden van het contract volgt voor alle deelnemers als arm’s-length aan te merken.
O. Voorbeeld
Groepslichaam A houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van consumentenproducten. Groepslichaam B heeft een beperkt aantal personen in dienst met een financiële en een administratieve achtergrond. A heeft een initieel onderzoek verricht naar de ontwikkeling van een nieuw product. De marktvooruitzichten voor het product zijn goed voor continent A en continent B, maar er dient aanvullend onderzoek plaats te vinden voordat het product klaar is voor productie en verkoop. De totale verwachte waarde van het ontwikkelresultaat voor de continenten A en B is naar verwachting gelijk.
A en B sluiten een CCA onder de volgende voorwaarden:
- –
Bijdrage door A: initiële ontwikkelingsresultaten en ontwikkelcapaciteit. Totale kosten die hiermee zijn gemoeid: EUR 5 miljoen. Totale WEV: EUR 10 miljoen.
- –
B betaalt aan A EUR 5 miljoen en 50% van de kosten voor zover deze de geprognosticeerde kosten van EUR 5 miljoen overschrijden.
- –
A respectievelijk B worden economisch eigenaar van het ontwikkelresultaat voor zover het continent A, respectievelijk continent B betreft.
- –
A wordt juridisch eigenaar.
In de contractuele voorwaarden is bepaald dat de risico’s die samenhangen met deze R&D-activiteit voor 50% voor rekening van B komen (B betaalt EUR 5 miljoen en 50% van de kosten voor zover deze de geprognosticeerde kosten overschrijden en wordt economisch eigenaar van het ontwikkelde recht).
Uit een analyse van functies, gebruikte activa en gelopen risico’s blijkt dat de functies van A de gehele R&D-activiteit behelzen, van de besluitvorming over welk onderzoek wordt verricht tot de uitvoering zelf. A stuurt daarbij geheel zelfstandig de R&D-activiteit aan. B is, gelet op de door haar uitgeoefende functies, niet in staat om control uit te oefenen over de relevante risico’s in relatie tot de R&D-activiteit. De functie van B is slechts beperkt tot de financiering van de R&D-activiteit en het uitoefenen van control over de met die financiering gepaard gaande risico’s.
Conclusie: Feitelijk wordt control over het gehele risico dat samenhangt met de R&D-activiteit uitgeoefend door A. Daarnaast beschikt A over de financiële capaciteit om deze risico’s te dragen. Het gehele risico dat samenhangt met de R&D-activiteiten dient dan ook te worden toegerekend aan A. De beloning die A ontvangt moet in lijn zijn met de door A uitgeoefende functies en de daarbij behorende risico’s. Op basis van de overeenkomst tussen A en B deelt B echter de positieve en negatieve consequenties van het door A beheerste risico met A. De voorwaarden van het tussen A en B gesloten contract zijn daarmee niet arm’s-length.
De beloning van B, die geen control uitoefent over enig specifiek risico met betrekking tot de R&D-activiteit, dient slechts te bestaan uit een arm’s-length vergoeding voor de financiering van de R&D-activiteiten van A, waarbij rekening gehouden wordt met het financieringsrisico (zie par. 6.61 waarin gesproken wordt over een ‘risk-adjusted return’). Indien en voor zover B geen control uitoefent over de risico’s in relatie tot deze financiering, kan B hooguit recht hebben op een risicoloos rendement (zie par. 1.103).