HR, 03-04-2018, nr. 17/00182
ECLI:NL:HR:2018:501
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-04-2018
- Zaaknummer
17/00182
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:501, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑04‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:286
ECLI:NL:PHR:2018:286, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:501
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑09‑2017
- Vindplaatsen
JIN 2018/82 met annotatie van C. van Oort
SR-Updates.nl 2018-0162
NbSr 2018/195
JIN 2018/82 met annotatie van C. van Oort
Uitspraak 03‑04‑2018
Inhoudsindicatie
P-v tz. in h.b. bij ontstentenis voorzitter enkelvoudige kamer Hof vastgesteld en ondertekend door sectorvoorzitter Hof en griffier, nu voorzitter na tz. in h.b. en uitspreken arrest doch vóór uitwerking p-v en daarin opgenomen aantekening mondeling arrest is overleden. Art. 327 Sv. Nietigheid onderzoek ttz. en uitspraak? Terechte klacht dat p-v niet is vastgesteld en ondertekend ex art. 327 Sv leidt niet tot cassatie o.g.v. bijzonderheden van de zaak. Oorzaak verzuim is dat raadsheer die mondeling arrest heeft gewezen na tz. in h.b. is overleden. Blijkens aantekening mondeling arrest was ttz. in h.b. gemachtigde raadsman aanwezig. In cassatie zijn, v.zv. het gaat om in acht genomen vormen en al hetgeen m.b.t. zaak ttz. is voorgevallen, tegen inhoud van door griffier vastgesteld en ondertekend p-v geen klachten aangevoerd. P-v houdt in dat raadsman zich op die tz. t.a.v. bewezenverklaring heeft gerefereerd aan oordeel Hof en alleen "strafmaatverweer" heeft gevoerd. Ook v.zv. het gaat om in p-v tz. in h.b. vermelde beslissingen t.z.v. bewezenverklaring en strafoplegging zijn in cassatie geen klachten aangevoerd. Door voorzitter Hof ondertekend stempelarrest bevat geen andersluidende beslissingen omtrent kwalificatie en strafoplegging dan vermeld in bestreden arrest dat ex art. 425.3..c Sv is aangetekend in door griffier vastgesteld en ondertekend p-v tz. in h.b. Schriftuur bevat geen toelichting m.b.t. belang bij ingesteld cassatieberoep. CAG: anders.
Partij(en)
3 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/00182
EC/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 29 december 2016, nummer 21/002196-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de enkelvoudige kamer van het Hof van 29 december 2016 niet overeenkomstig art. 327 Sv is vastgesteld en ondertekend door de raadsheer die het mondelinge arrest heeft gewezen.
2.2.1.
De enkelvoudige kamer van het Hof heeft het bestreden arrest overeenkomstig art. 425, derde lid aanhef en onder c, Sv doen aantekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 december 2016. Dit proces-verbaal houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Tegenwoordig:
mr. R. van den Heuvel, lid enkelvoudige kamer,
P. Heinst, griffier.
(...)
De verdachte
(...)
is niet verschenen. Verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht om te worden gehoord.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt mee, zakelijk weergegeven:
Ook ik ben van mening dat het feit zonder problemen wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Mijn cliënt heeft het feit bekend. Ik refereer mij dan ook aan het oordeel van het hof hierover. Ik wil wel in het kader van een strafmaatverweer wijzen op de omstandigheid dat de officier van justitie in eerste aanleg een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken heeft gevorderd. Ik wil me bij die eis aansluiten en het hof verzoeken om de straf daartoe te beperken.
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
Het hof spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.
Aantekening van het mondeling arrest
TEGENSPRAAK
(...)
3. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.
(...)
De bekennende verklaring van de verdachte ter zitting van de politierechter in eerste aanleg van 11 april 2016 voor zover inhoudende:
Ik heb die diefstal gepleegd.
4. Bewezenverklaring.
Het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2016 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen negen flessen shampoo en een broodje gehaktbal toebehorende aan Albert Heijn;
5. Kwalificatie/toegepaste wetsartikelen.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Toegepaste wetsartikelen: de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
(...)
7. Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte ten tijde van het plegen van de diefstal nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling liep en dat hij in het verleden reeds vele malen wegens soortgelijke misdrijven door de rechter tot straf is veroordeeld. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat bij de afdoening van onderhavig feit niet kan worden volstaan met een lagere gevangenisstraf dan in eerste aanleg door de politierechter is opgelegd.
(...)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat bij ontstentenis van mr. R. van den Heuvel doormr. R.C.C. van Leest, sectorvoorzitter van de sector Straf van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, en de griffier is vastgesteld en ondertekend."
2.2.2.
Bij de stukken bevindt zich ook een aantekening mondeling arrest als bedoeld in art. 426, eerste lid, Sv (een zogenoemd stempelarrest). Deze aantekening, die op de voet van art. 426, vierde lid, Sv is komen te vervallen, is ondertekend door het lid van de enkelvoudige kamer van het Hof, R. van den Heuvel, en houdt onder meer het volgende in:
"TEGENSPRAAK
Uitspraak van mr. R. van den Heuvel, lid van de enkelvoudige strafkamer, van 29 december 2016 (...)
raadsman: mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, die te kennen heeft gegeven dat hij door verdachte uitdrukkelijk is gemachtigd. Verdachte, die afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, is niet verschenen.
KWALIFICATIE EN TOEGEPASTE WETSARTIKELEN
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Gepleegd op 8 april 2016 te Utrecht.
Toegepaste wetsartikelen: de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht."
2.3.
Art. 327 Sv, dat ingevolge art. 415, eerste lid, Sv ook in hoger beroep van toepassing is, luidt:
"Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een der rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijne verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt."
2.4.
Aldus is het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet vastgesteld en ondertekend overeenkomstig art. 327 Sv. Het middel klaagt daarover terecht. Dat behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden op grond van de navolgende bijzonderheden waardoor deze zaak wordt gekenmerkt.
2.5.
De oorzaak van voornoemd verzuim is, zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3, gelegen in het feit dat de raadsheer die het mondeling arrest heeft gewezen na de terechtzitting in hoger beroep is komen te overlijden.
Blijkens de aantekening mondeling arrest was ter terechtzitting niet de verdachte, maar wel de uitdrukkelijk door de verdachte gemachtigde raadsman aanwezig. In cassatie zijn, voor zover het gaat om de in acht genomen vormen en al hetgeen met betrekking tot de zaak op de terechtzitting is voorgevallen, tegen de inhoud van het door de griffier vastgestelde en ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep geen klachten aangevoerd. Dat proces-verbaal houdt in dat de raadsman van de verdachte zich op de terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de bewezenverklaring heeft gerefereerd aan het oordeel van het Hof en alleen een "strafmaatverweer" heeft gevoerd. Ook voor zover het gaat om de in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep vermelde beslissingen ter zake van de bewezenverklaring en de strafoplegging, zijn in cassatie geen klachten aangevoerd. Daarbij is van belang dat de door de voorzitter ondertekende aantekening mondeling arrest als bedoeld in art. 426, eerste lid, Sv (een zogenoemd stempelarrest) geen andersluidende beslissingen omtrent de kwalificatie en de strafoplegging bevat dan zijn vermeld in het bestreden arrest dat op de voet van art. 425, derde lid aanhef en onder c, Sv is aangetekend in het door de griffier vastgestelde en ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep.
De schriftuur bevat geen toelichting met betrekking tot het belang bij het ingestelde cassatieberoep. De niet-geconcretiseerde verwijzing in de schriftuur naar "een praktische en effectieve rechtsgang naar de Hoge Raad (mede) op basis van een feitelijk en juridisch deugdelijk proces-verbaal dat is vastgesteld door de rechter die arrest heeft gewezen op basis van het verhandelde ter terechtzitting" en naar de omstandigheid dat het Hof bij de strafoplegging "mede [heeft] gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken", is daartoe niet toereikend.
2.6.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018.
Conclusie 13‑02‑2018
Inhoudsindicatie
P-v tz. in h.b. bij ontstentenis voorzitter enkelvoudige kamer Hof vastgesteld en ondertekend door sectorvoorzitter Hof en griffier, nu voorzitter na tz. in h.b. en uitspreken arrest doch vóór uitwerking p-v en daarin opgenomen aantekening mondeling arrest is overleden. Art. 327 Sv. Nietigheid onderzoek ttz. en uitspraak? Terechte klacht dat p-v niet is vastgesteld en ondertekend ex art. 327 Sv leidt niet tot cassatie o.g.v. bijzonderheden van de zaak. Oorzaak verzuim is dat raadsheer die mondeling arrest heeft gewezen na tz. in h.b. is overleden. Blijkens aantekening mondeling arrest was ttz. in h.b. gemachtigde raadsman aanwezig. In cassatie zijn, v.zv. het gaat om in acht genomen vormen en al hetgeen m.b.t. zaak ttz. is voorgevallen, tegen inhoud van door griffier vastgesteld en ondertekend p-v geen klachten aangevoerd. P-v houdt in dat raadsman zich op die tz. t.a.v. bewezenverklaring heeft gerefereerd aan oordeel Hof en alleen "strafmaatverweer" heeft gevoerd. Ook v.zv. het gaat om in p-v tz. in h.b. vermelde beslissingen t.z.v. bewezenverklaring en strafoplegging zijn in cassatie geen klachten aangevoerd. Door voorzitter Hof ondertekend stempelarrest bevat geen andersluidende beslissingen omtrent kwalificatie en strafoplegging dan vermeld in bestreden arrest dat ex art. 425.3..c Sv is aangetekend in door griffier vastgesteld en ondertekend p-v tz. in h.b. Schriftuur bevat geen toelichting m.b.t. belang bij ingesteld cassatieberoep. CAG: anders.
Nr. 17/00182 Zitting: 13 februari 2018 (bij vervroeging) | Mr. A.J. Machielse Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft verdachte op 29 december 2016 voor: diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
2. Verdachte heeft cassatie doen instellen en mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van 29 december 2016 niet is vastgesteld en ondertekend door de raadsheer die het mondeling arrest heeft gewezen. Aldus zou in strijd gehandeld zijn met artikel 327 Sv.
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 29 december 2016 werd de enkelvoudige kamer gevormd door mr. R. van den Heuvel.
Het proces-verbaal vermeldt dat de voorzitter het onderzoek gesloten verklaart en meedeelt dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van dezelfde dag. Bij ontstentenis van mr. van den Heuvel zijn het proces-verbaal en de daaraan gehechte aantekening van het mondeling arrest ondertekend door mr. R.C.C. van Leest, sectorvoorzitter van de sector Straf van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de griffier.
3.3.
Ingevolge het eerste lid van artikel 415 Sv is artikel 327 Sv op het rechtsgeding voor het gerechtshof van overeenkomstige toepassing. Artikel 327 Sv voorziet in vaststelling en ondertekening van het proces-verbaal door de voorzitter of door een der rechters die over de zaak heeft geoordeeld en de griffier. Het voorziet enkel in een buitenstaatverklaring ten aanzien van de griffier.
Het proces-verbaal is dus niet vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv, zodat het rechtskracht mist. Het is mij bekend dat het lid van het hof dat zitting had in de enkelvoudige kamer op 11 maart 2017 bij een roeiongeval op de Rijn bij Huissen het leven heeft gelaten.1.Volgens de vaste jurisprudentie leidt een niet voor herstel vatbaar gebrek in vaststelling en ondertekening van het proces-verbaal tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.2.
Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak om opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑02‑2018
HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9945; HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9047; HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9478; HR 27 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0761 en HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:516. In artikel 4.2.5.2 lid 3 van het Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is het huidige artikel 327 Sv geïncorporeerd. In dat voorstel is weer alleen een voorziening getroffen als de griffier tot vaststelling en ondertekening niet in staat is. Het zou wellicht overweging verdienen om in een geval waarin vaststelling en ondertekening van het proces-verbaal door de voorzitter/rechter niet meer mogelijk is te volstaan met de vaststelling en ondertekening door de griffier met vermelding van de ontstentenis van de voorzitter/rechter. Dat geldt mijns inziens zeker voor de gevallen waarin, zoals het onderhavige, een aantekening mondeling arrest beschikbaar is, dat wel door de griffier en voorzitter is ondertekend.
Beroepschrift 24‑09‑2017
Inzake : [requirant] / OM (cassatie)
Dossier : 2017.011
Uw ref : S 17/00182
Schriftuur Houdende 1 Middel Van Cassatie
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te 's‑Gravenhage
[requirant], requirant tot cassatie van de te zijnen laste door het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, op 29 december 2016 onder parketnummer 21/002196-16 gegeven uitspraak.
Geeft eerbiedig te kennen:
Middel I
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet naleving nietigheid medebrengt. In het bijzonder is artikel 327 juncto artikel 415 Sv geschonden doordien het proces-verbaal van de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van het gerechtshof d.d. 29 december 2016 niet overeenkomstig artikel 327 Sv is vastgesteld en ondertekend door mr. R. van den Heuvel, de raadsheer die het mondeling arrest heeft gewezen.
1.
Blijkens het proces-verbaal van terechtzitting was mr. R. van den Heuvel de voorzitter en lid van de enkelvoudige kamer die over de zaak van requirant heeft geoordeeld. Bij ontstentenis van mr. R. van den Heuvel is het proces-verbaal van de terechtzitting vastgesteld en ondertekend door de griffier en door R.C.C. van Leest, sectorvoorzitter van de sector Straf van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2.
Namens requirant wordt gewezen op artikel 327 Sv welke niet de mogelijkheid biedt dat het proces-verbaal van terechtzitting wordt ondertekend door de voorzitter. Tevens wordt gewezen op de uitspraak van uw Hoge Raad van 2 juni 2009 (ECLI:NL:HR:BH9945) waarin een dergelijk verzuim heeft geleid tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
3.
Requirant is van mening dat door de genoemde schending een proces-verbaal van de terechtzitting in de zin van art. 327 Sv ontbreekt. Dit strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat dit dient te leiden tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting is in beginsel de enige kenbron voor de ter terechtzitting in acht genomen vormen en is bijvoorbeeld ook bepalend voor het antwoord op de vraag of en zo ja welke verweren zijn gevoerd (Hoge Raad 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993). Met de vaststelling en de ondertekening geven de ondertekenaars te kennen dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de juistheid en volledigheid van het proces-verbaal van terechtzitting (Corstens/Borgers 2011, 15.3). Zonder deze juistheid en volledigheid van het proces-verbaal kan in cassatie niet worden gecontroleerd of aan alle vereisten is voldaan. Het belang van requirant ligt dan ook in een praktische en effectieve rechtsgang naar de Hoge Raad (mede) op basis van een feitelijk en juridisch deugdelijk proces-verbaal welke is vastgesteld door de rechter welke arrest heeft gewezen op basis van het verhandelde ter terechtzitting. Dit geldt in het onderhavige geval des te meer aangezien de rechter de straf heeft opgelegd mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Dat
Op vorenstaande gronden het uw Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar college noodzakelijk voorkomt.
Dit schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Amstelveenseweg 54/56 BG, 1075 XH, die verklaart tot ondertekening en indiening van de schriftuur bepaaldelijk te zijn gemachtigd door requirant tot cassatie, de heer [requirant].
Amsterdam, 24 September 2017
Advocaat