Hof Leeuwarden, 03-05-2012, nr. 24-001399-11
ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4782, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
03-05-2012
- Zaaknummer
24-001399-11
- LJN
BW4782
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4782, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 03‑05‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2008:BE9193, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:59, Niet ontvankelijk
- Wetingang
Uitspraak 03‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Terugwijzing Hoge Raad. Vrijspraak ter zake van feit 4. Veroordeling ter zake van feit 1 (straatroof waarbij gestoken is met een mes door de medeverdachte) en de bij eerder gewezen arrest onder 2, 3 primair, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 2 maanden, met aftrek. Benadeelde partij feit 1 volledig toegewezen. Voor de beslissingen t.a.v. de overige bp's en de twee TULLEN wordt verwezen naar het eerder gewezen arrest.
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001399-11
Uitspraak d.d.: 3 mei 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden,
ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 26 augustus 2008 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 03-005856-03, 17-880089-06, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Procesgang
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte in het hiervoor genoemde vonnis ter zake van de onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 8 september 2009 heeft dit hof in het hoger beroep het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen voormeld arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 31 mei 2011 de bestreden uitspraak van dit hof vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 4 ten laste gelegde en de strafoplegging, en de zaak naar dit hof teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 september 2011, 22 december 2011 en 19 april 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1 en 4 ten laste gelegde en tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging en de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen zullen worden conform het arrest van dit hof d.d. 8 september 2009. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.B. Boone, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan hoger beroep onderworpen - tenlastegelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 te [plaats] (op de openbare weg te weten aan/nabij de [water]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een geldbedrag en/of een aantal pasjes) en/of een linnen tasje (met muziekstukken en/of een muziekstandaard), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [benadeelde 1] die op de fiets zat heeft/hebben tegengehouden en/of met kracht tegen de brugleuning heeft/hebben geduwd waarbij die [benadeelde 1] klem kwam te zitten tussen de brug en zijn fiets en/of die [benadeelde 1] meermalen met kracht in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "We moeten geld hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [benadeelde 1] met een mes in de rug heeft/hebben gestoken en/of met een mes stekende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van die [benadeelde 1] en/of tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "Voel je al wat en/of we maken je af" en/of vervolgens heeft/hebben getracht die [benadeelde 1] over de leuning van de brug te duwen, welk feit voor die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong) ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 te [plaats] (op de openbare weg te weten de [straat]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar die [slachtoffer] is/zijn toe gefietst en/of tegen die [slachtoffer] is/zijn aangebotst en/of die [slachtoffer] heeft/hebben klem gezet en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zou worden overvallen en/of dat hij moest stoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft erop gewezen, dat het niet de verdachte is geweest die de heer [benadeelde 1] heeft gestoken en dat de verdachte ten tijde van de beroving niet eens wist dat verdachtes mededader het mes in de rug van het slachtoffer dreef. Om die reden kan de verdachte voor die messteek strafrechtelijk niet aansprakelijk worden gehouden, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer.
Het hof gaat uit van de feitelijke juistheid van de visie van de raadsman. De juridische conclusie die de raadsman daaraan verbindt deelt het hof evenwel niet.
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de navolgende, aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden:
- -
verdachte en zijn mededader gingen op pad om door middel van één of meer straatroven 'buit' te verwerven;
- -
verdachte had zijn mededader daartoe voorzien van een mes;
- -
verdachte en zijn mededader hebben gezamenlijk de heer [benadeelde 1] overvallen;
- -
zij hebben hem daarbij gezamenlijk klemgezet, bedreigd, mishandeld en toegevoegd de woorden "wij maken je af";
- -
tot slot hebben zij gezamenlijk gepoogd de heer [benadeelde 1] over de brugleuning in het water te gooien.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachtes opzet bij de overval op de heer [benadeelde 1] mede omvatte het gebruik van het meegevoerde mes zoals het heeft plaatsgehad.
De verdachte was zich ten tijde van de overval op [benadeelde 1] bewust van de aanwezigheid van het mes bij zijn mededader, van de reden van die aanwezigheid en van het overige geweld dat op de heer [benadeelde 1] is uitgeoefend. Aldus heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn medeverdachte een mes tegen de heer [benadeelde 1] zou gebruiken, ook door ermee te steken. Door volop mee te doen aan de overige geweldshandelingen tot de voltooiing van de overval, heeft hij deze kans ook aanvaard. Het vorenstaande vindt nog eens bevestiging in het feit dat het de verdachte zelf is die bij de volgende overval, circa 10 minuten na die op de heer [benadeelde 1], het slachtoffer een mes letterlijk op de keel zet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 18 oktober 2007 te [plaats], op de openbare weg, te weten aan de [water], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een geldbedrag en een aantal pasjes) en een linnen tasje (met muziekstukken en een muziekstandaard), toebehorende aan
[benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en verdachtes mededader die [benadeelde 1], die op de fiets zat, hebben tegengehouden en met kracht tegen de brugleuning hebben geduwd, waarbij die [benadeelde 1] klem kwam te zitten tussen de brug en zijn fiets en die [benadeelde 1] meermalen met kracht in het gezicht hebben geslagen en tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd "We moeten geld hebben", en die [benadeelde 1] met een mes in de rug hebben gestoken en tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd "Voel je al wat" en "We maken je af" en vervolgens hebben getracht die [benadeelde 1] over de leuning van de brug te duwen, welk feit voor die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong) ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit 1 en de reeds bij arrest van 8 september 2009 bewezen verklaarde feiten 2, 3 primair, 5 en 6 en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, al dan niet samen met een ander, in 2007 schuldig gemaakt aan een viertal straatroven en één poging daartoe. Hierbij hebben verdachte en/of zijn mededader niet geschuwd grof geweld te gebruiken en de slachtoffers te bedreigen met geweld.
Ten aanzien van een tweetal straatroven en een poging daartoe gepleegd op 18 oktober 2007 is gebleken dat verdachte en zijn mededader [mededader] tevoren bedacht hadden om mensen te gaan beroven omdat zij geld nodig hadden. Zij hebben gewacht totdat het donker was, hebben zich gehuld in donkere kleding en een mes meegenomen. Bij de beroving van het eerste slachtoffer van de avond heeft [mededader] - overigens buiten medeweten van verdachte - deze in de rug gestoken, waarbij diens long werd geperforeerd. Hoewel verdachte pas op het moment van het verlaten van de plaats delict bekend werd met het feit dat er gestoken was, heeft dit hem er niet van weerhouden zijn rooftocht voort te zetten en bij het tweede slachtoffer het mes eigenhandig op de keel te zetten. Voorts heeft verdachte op respectievelijk 15 september 2007 en 13 maart 2007 een meisje en een 70-jarige vrouw van hun tassen beroofd door deze met zodanige kracht van de schouders te rukken dat zij beiden ten val zijn gekomen.
Verdachte heeft door aldus te handelen zichzelf op berekenende wijze ten koste van de aangevers bevoordeeld respectievelijk gepoogd zich te bevoordelen. Hij heeft hun lichamelijke integriteit op grove wijze aangetast. De slachtoffers van dergelijke gewelddadige berovingen ondervinden - afgezien van de financiële schade - doorgaans nog lang nadelige gevolgen, aangezien zij zich veelal nog lange tijd angstig en onveilig voelen. Uit het dossier is gebleken dat dit ook voor de aangevers geldt. Met name beide aangevers, tegen wie het mes ter hand genomen is, hebben doodsangsten moeten doorstaan.
Daarnaast ontstaat ook in de samenleving een gevoel van onveiligheid als gevolg van dit soort berovingen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 26 maart 2012, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van geweld- en vermogensdelicten tot onder andere gevangenisstraffen.
Het hof heeft kennis genomen van diverse over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages, waaronder het meest recente Reclasseringsadvies d.d. 13 maart 2012. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en niet bezig is met de gevolgen van zijn gedrag voor zijn slachtoffers. Verdachte is aangemerkt als veelpleger en in dat kader begeleid waaronder in de begeleidingsvorm Stelsel Matig Daderaanpak (SDA). Desondanks recidiveerde verdachte. Echter, er is ook een positieve ontwikkeling zichtbaar bij verdachte. Binnen de PI Norgerhaven houdt hij zich goed aan de gestelde voorwaarden. Zo werkt hij goed mee aan het programma "Binnen Beginnen", heeft hij een Cova-training gevolgd en is hij bezig met de leefstijltraining.
Gesignaleerd wordt dat verdachte minder dan voorheen weerstand heeft tegen begeleiding. De reclassering is voorzichtig positief over zijn mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden na het instellen van het cassatieberoep. Verdachte heeft op 10 september 2009 cassatie ingesteld, waarna de stukken op 29 september 2010 door de Hoge Raad zijn ontvangen. De termijn voor het inzenden van de stukken (6 maanden) is met (iets) meer dan 6 maanden overschreden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf de enige passende sanctie is. Het hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen de ressortelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, alsmede de overschrijding van de redelijke termijn, de (relatief) jeugdige leeftijd van verdachte, de gevolgen van een langdurige verwijdering uit de samenleving en voornoemde voorzichtig positieve ontwikkeling in het gedrag van verdachte. Op grond van deze aspecten komt het hof tot een lagere straf dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Wegens overschrijding van de redelijke termijn zal deze straf worden bekort tot 7 jaren en 2 maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.900,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1.800,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3], terzake van de feiten 2 en 6 verwijst het hof naar het eerder gewezen arrest van dit hof d.d. 8 september 2009.
Vorderingen tenuitvoerlegging met de parketnummers 03-005856-03 en 17-880089-06
Ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging verwijst het hof naar het eerder gewezen arrest van dit hof d.d. 8 september 2009.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor de bij arrest van dit hof d.d. 8 september 2009 onder 2, 3 primair, 5 en 6 en het thans onder 1 bewezen verklaarde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren en 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 1], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) bestaande uit EUR 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) bestaande uit EUR 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Ten overvloede herhaalt het hof hierna hetgeen met betrekking tot de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3], de schadevergoedingsmaatregel en de gevorderde ten uitvoerlegging is bepaald in het arrest van hof van 8 september 2009.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 2], terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.174,03 (duizend honderdvierenzeventig euro en drie cent) bestaande uit EUR 174,03 (honderdvierenzeventig euro en drie cent) materiële schade en EUR 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 1.174,03 (duizend honderdvierenzeventig euro en drie cent) bestaande uit EUR 174,03 (honderdvierenzeventig euro en drie cent) materiële schade en EUR 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 3], terzake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 188,45 (honderdachtentachtig euro en vijfenveertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van EUR 188,45 (honderdachtentachtig euro en vijfenveertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Maastricht van 20 december 2005, parketnummer 03-005856-03, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden van 3 augustus 2006, parketnummer 17-880089-06, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 3 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen en mr. K.J. Reinke, beiden voornoemd, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.