Zie bijvoorbeeld de site van het Trimbos-instituut http://www.trimbos.nl/onderwerpen/alcohol-en-drugs/xtc/xtc-algemeen. In HR 6 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5370, NJ 2003/458 oordeelde de Hoge Raad dat naar van algemene bekendheid is, de in het spraakgebruik als XTC aangeduide drug haar effect, behalve aan MDMA, ook aan andere op genoemde lijst vermelde stoffen kan ontlenen. In het onderhavige geval noemt de bewezenverklaring naast MDMA ook MDA en MDEA.
HR, 04-11-2014, nr. 12/01859
ECLI:NL:HR:2014:3089
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-11-2014
- Zaaknummer
12/01859
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3089, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1927, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1927, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3089, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑11‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO + strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn.
Partij(en)
4 november 2014
Strafkamer
nr. S 12/01859
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 maart 2012, nummer 23/000043-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 37 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2014.
Conclusie 09‑09‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO + strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn.
Nr. 12/01859 Zitting: 9 september 2014 | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens “1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, “2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, en “5. medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door - een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen; een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen; - zich en een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen; - voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummer 12/01660, 12/01740, 12/01857, 12/01858P, 12/01859, 12/01860 en 12/01861P. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel houdt in dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat, zoals onder 2 is bewezenverklaard, de verkochte pillen MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) bevatten.
5. Het Hof heeft ten laste van verdachte voor zover van belang bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 september 2002 tot en met 16 maart 2003 in Nederland opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid pillen, bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.”
6. Het Hof heeft voorts overwogen:
“Met betrekking tot de XTC overweegt het hof voorts nog in het bijzonder dat de werkzame stof in wat gewoonlijk als "XTC" wordt aangeduid MDMA (3,4-methyleendioxy-methamfetamine, volgens
algemeen beschikbare informatie van het Trimbos Instituut) pleegt te zijn en dat uit hetgeen de rechtbank omtrent de handel in XTC heeft overwogen, alsmede uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt dat de kans dat de XTC-pillen, waarvan in deze zaak sprake is geen MDMA of ander middel genoemd op lijst I van de Opiumwet bevatten verwaarloosbaar klein is. Bovendien is [getuige 1] in juli 2004 in het onderzoek [...] aangehouden met een grote hoeveelheid XTC-pillen, waarvoor hij ook in Duitsland is veroordeeld. Uit het dossier noch uit het verhandelde terechtzitting is gebleken van aanwijzingen in een andere richting.”
7. De bewijsmiddelen houden inderdaad niet in dat de in de bewijsmiddelen als XTC-pillen aangeduide pillen MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) bevatten. Daar staat tegenover dat het van algemene bekendheid is dat XTC-pillen MDMA bevatten al dan niet in combinatie met chemisch verwante stoffen als MDA en MDEA1., dat in feitelijke aanleg niet is betwist dat dat in het onderhavige geval anders zou zijn en het blijkens de gebezigde bewijsmiddelen ging om lucratieve handel, beter dan die in hasjiesj (bewijsmiddel 8). Dat niet is betwist dat de XTC-pillen MDMA c.a. bevatten klemt temeer nu verdachte blijkens de verklaring van de getuige [getuige 1] d.d. 14 februari 2005 (bewijsmiddel 23) over deskundigheid op het gebied van de handel in drugs moet hebben beschikt. Die verklaring houdt immers in dat [betrokkene 2] van verdachte en diens partner in het najaar van 2002 1 miljoen XTC-pillen had ontvangen en beide personen al sinds 10-15 jaar in de drugshandel opereerden. Daar komt nog bij dat - zoals het Hof heeft overwogen - [getuige 1] in juli 2004 in het onderzoek [...] is aangehouden met een grote hoeveelheid XTC-pillen waarvoor hij ook in Duitsland is veroordeeld. Gelet op al die omstandigheden heeft het Hof bewezen kunnen achten dat de onderhavige pillen inderdaad MDMA en/of daarmee chemisch verwante stoffen als MDA en MDEA bevatten.
8. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Verdachte heeft op 22 maart 2012 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal in deze zaak uitspraak doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM wordt overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
10. Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de duur van de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑09‑2014