NJB 2020/6:Vervolg op HR 20 september 2019, nr. 18/01945, ECLI:NL:HR:2019:1408. De koper van een monumentaal pand in Amsterdam beroept zich op non-conformiteit, omdat het pand in strijd met een door de verkoper gegeven garantie niet opnieuw blijkt te zijn onderheid na de oprichting in 1672. Op 18 februari 2016 vindt het pleidooi in hoger beroep plaats. Per 1 april 2016 defungeert een van de meewijzende raadsheren. Op 19 april 2016 wordt het tussenarrest van het hof uitgesproken. Bij het tussenarrest acht het hof voorshands bewezen dat de verkoper heeft gegarandeerd dat het pand opnieuw was onderheid en wordt de verkoper toegelaten tot tegenbewijs. Bij eindarrest overweegt het hof dat de verkoper niet is geslaagd in het tegenbewijs. Hoge Raad: 1. Wijzen van een arrest. Uit een nadere mededeling van het hof volgt dat het tussenarrest is gewezen na het defungeren van de raadsheer. Het tussenarrest is nietig. Het daarop voortbouwende eindarrest kan evenmin in stand blijven. 2. Uitleg overeenkomst. Voorlopig oordeel. Taalkundige betekenis. De rechter die een overeenkomst moet uitleggen kan daarbij tot het voorlopige oordeel komen dat een daarin voorkomende bepaling moet worden uitgelegd overeenkomstig de taalkundige betekenis daarvan. Voor het mogen geven van zodanig voorlopig oordeel is niet vereist dat partijen over de tekst hebben onderhandeld, dat zij zijn bijgestaan door deskundigen, dat het professionele partijen zijn of dat de aard van de transactie of de omvang en gedetailleerdheid van de overeenkomst aanleiding geven tot zodanig voorlopig oordeel. Het is aan de rechter om te beoordelen welk gewicht moet worden gehecht aan het al dan niet aanwezig zijn van deze omstandigheden, mede gelet op eventuele overige, op dat moment gebleken omstandigheden van het geval