Warenwetbesluit tatoeëren en piercen
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 09-05-2012
- Bronpublicatie:
17-04-2012, Stb. 2012, 193 (uitgifte: 08-05-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-05-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2012, Stb. 2012, 193 (uitgifte: 08-05-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De vergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt op aanvraag verleend.
2.
De aanvrager van de vergunning is voor het in behandeling nemen van de aanvraag een retributie verschuldigd aan Onze Minister.
3.
Een besluit tot verlening van een vergunning wordt niet genomen voordat is onderzocht of er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat die ondernemer voor de ruimte waarvoor de vergunning wordt gevraagd, niet zal voldoen aan de voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit, dan wel aan de voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 24 van de Warenwet.
4.
Onze Minister weigert de vergunning indien:
- a.
de ondernemer zijn medewerking weigert aan het onderzoek, bedoeld in het derde lid, of
- b.
er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de ondernemer voor de ruimte waarvoor de vergunning wordt gevraagd, niet zal voldoen aan de voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit, dan wel aan de voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 24 van de Warenwet.
5.
Onze Minister stelt ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid nadere regels. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:
- a.
de geldigheidsduur van de vergunning;
- b.
de hoogte van de retributies;
- c.
de wijze en de termijn waarop de vergunning wordt aangevraagd;
- d.
de inhoud van de aanvraag;
- e.
de intrekking van de vergunning;
- f.
de registratie van de vergunning;
- g.
de activiteiten waarvoor de vergunning wordt verleend.