Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/21.2.2
21.2.2 Het belang van het leerstuk van kosten voor gemene rekening
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366962:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HR 23 april 1997, nr. 32 166, BNB 1997/301, r.o. 3.2.3.1.
Mijns inziens zijn kosten voor gemene rekening dan ook niet te beschouwen als het “spiegelbeeld” van partage (zie: hoofdstuk 22). Bij partage is het juist niet zo dat in eerste instantie één van de participanten een prestatie verricht en vervolgens een deel van de nakoming van deze prestatie vordert van de andere participant. Anders: R.N.G. van der Paardt, aantekening bij HR 23 april 1997, nr. 32 166, FED 1997/397 en G.B. Markink en P.F. Zijlstra, BTW bij samenwerking, BTW-bulletin 2003, nr. 2, blz. 12.
In het navolgende gebruik ik de term “externe kosten” om kosten aan te duiden die de penvoerder maakt door van derden diensten te betrekken ter zake waarvan aan de penvoerder btw in rekening wordt gebracht (kosten met een “externe bron”). De term “interne kosten”, gebruik ik om kosten aan te duiden die de penvoerder maakt zonder dat hem ter zake daarvan btw in rekening wordt gebracht (bijvoorbeeld personeelskosten). Hoewel deze terminologie wellicht niet geheel zuiver is, biedt het voor de onderhavige problematiek wel een duidelijk en bruikbaar onderscheid. Conclusie van A-G Van Hilten van 21 januari 2008, nr. 43 930, BNB 2009/41, punt 5.10 en 5.11.
Mogelijk bestaat in voorkomende gevallen wel een praktisch belang of een financieel belang (inkoopcombinatievoordeel).
In dezelfde zin: Jj.P. Swinkels, VAT Saving Concepts and Interpretations, VAT Monitor, 2005, nr. 6, blz. 421.
E. van den Elsen en A. Joosten-Koks, BTW en detachering van personeel, BTW-bulletin 2003, nr. 10, blz. 6.
Vgl. O.L. Mobach, Doorbelasting van kosten zonder BTW, BTW-bulletin 1997, nr. 6, blz. 8.
Zie: Besluit van 20 juni 2003, nr. DGB 2003/3042M, V-N 2003/32.24. Zie ook: conclusie van A-G Van Hilten van 21 januari 2008, nr. 43 930, BNB 2009/41, punt 5.17.
In het arrest van 23 april 1997 heeft de Hoge Raad een omschrijving gegeven van het leerstuk van kosten voor gemene rekening. Naar het oordeel van de Hoge Raad is van kosten voor gemene rekening sprake, indien1:
“(...) kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers die in eerste instantie door een van hen worden betaald en voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de bedoelde ondernemers worden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaat.”
Het leerstuk van kosten voor gemene rekening ziet op situaties waarin één partij (aangeduid als penvoerder) een betaling verricht en een deel van deze betaling vordert van de andere participanten.2 Een deel van de kosten komt voor rekening van de penvoerder zelf. Hoewel het leerstuk in beginsel van toepassing moet worden geacht op zowel leveringen van goederen als diensten, vindt in de praktijk het leerstuk vrijwel uitsluitend toepassing ten aanzien van diensten. In het navolgende wordt daarom slechts ingegaan op toepassing van het leerstuk bij diensten.
Toepassing van het leerstuk op doorbelastingen van kosten waarop btw drukt (“externe kosten”3, uitgaven), is van weinig fiscaal belang.4 Wordt het leerstuk toegepast, dan heeft de penvoerder slechts een gedeeltelijk recht op aftrek van de door de toeleverancier in rekening gebrachte btw. De penvoerder kan slechts die btw in aftrek brengen, die correspondeert met zijn aandeel in de kosten, indien en voor zover hij een recht op aftrek bezit. Met toepassing van het leerstuk vormt de doorbelasting van de kosten (en de in rekening gebrachte btw) geen vergoeding voor een belastbare handeling. De overige participanten kunnen vervolgens slechts de btw ter zake van hun aandeel in de kosten in aftrek brengen, indien en voor zover zij een recht op aftrek bezitten. Zou het leerstuk niet worden toegepast, dan brengt de penvoerder de aan hem in rekening gebrachte btw volledig in aftrek. Vervolgens brengt hij aan ieder van de participanten (een deel van de kosten verhoogd met) btw in rekening. Die btw brengen de participanten in aftrek, indien en voor zover zij een recht op aftrek bezitten.
Toepassing van het leerstuk op kosten waarop geen btw drukt (“interne kosten”), kan tot een btw voordeel leiden.5 Als de overige participanten geen (volledig) recht op aftrek hebben, is het gunstig, indien de doorbelasting buiten de heffing van btw blijft. Immers, zonder toepassing van het leerstuk, zou de doorbelasting (althans de daartegenover staande diensten) volledig belast kunnen zijn. Door het leerstuk toe te passen valt deze btw-component weg. Binnen concernverhoudingen in de bancaire en financiële sfeer, in de verzekeringsbranche, in het onderwijs6, maar ook bij sociaal-culturele instellingen en verhuurders van woningen kan het leerstuk dan ook van belang zijn.7 Ook in de overheidssfeer, buiten het btw-stelsel om, maken samenwerkingsverbanden van publiekrechtelijke lichamen, die niet binnen de werkingssfeer van het Btw-compensatiefonds vallen (zoals waterschappen), gebruik van het leerstuk.8