ABRvS, 30-08-2017, nr. 201502714/1/A3
ECLI:NL:RVS:2017:2334
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
30-08-2017
- Zaaknummer
201502714/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:2334, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30‑08‑2017; (Hoger beroep)
- Wetingang
Wet openbaarheid van bestuur; Algemene wet bestuursrecht; TNO-wet
- Vindplaatsen
BR 2017/96 met annotatie van M.G. Nielen
JOM 2017/901
JB 2017/169 met annotatie van J.A.F. Peters
Uitspraak 30‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 3 februari 2012 heeft TNO een verzoek van [wederpartij] gedeeltelijk afgewezen.
201502714/1/A3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van bestuur van TNO (hierna: TNO),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 februari 2015 in zaak nr. 12/828 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
TNO.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2012 heeft TNO een verzoek van [wederpartij] gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 14 mei 2012 heeft TNO het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluiten van 26 februari 2014 en 27 mei 2014 heeft TNO het besluit van 14 mei 2012 aangevuld.
Bij uitspraak van 26 februari 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] ingestelde beroep tegen het besluit van 14 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard, de door [wederpartij] ingestelde beroepen tegen de besluiten van 26 februari 2014 en 27 mei 2014 gegrond verklaard, de besluiten van 26 februari 2014 en 27 mei 2014 vernietigd voor zover daarbij de openbaarmaking van de in rechtsoverweging 4 genoemde documenten of gedeelten daarvan is geweigerd en TNO opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft TNO hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Op 7 april 2015 heeft TNO gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] beslist. TNO heeft het bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van de in rechtsoverweging 4 van de uitspraak van de rechtbank genoemde documenten, met uitzondering van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken.
Op 20 april 2015 heeft [wederpartij] de Afdeling meegedeeld dat zij zich kan verenigen met het besluit van 7 april 2015.
Op 21 mei 2015 heeft TNO gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] beslist ten aanzien van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken en het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 12 juni 2015 heeft [wederpartij] daartegen een zienswijze ingediend.
TNO heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[wederpartij] heeft de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om kennis te nemen van de niet openbaar gemaakte stukken.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2017, waar TNO, vertegenwoordigd door P. van Dijken en mr. G.A. van der Veen, advocaat te Rotterdam, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, juridisch adviseur te Utrecht, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De van belang zijnde bepalingen van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) en de TNO-wet zijn vermeld in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. [wederpartij] heeft op 9 december 2011 onder meer verzocht om afschrift van alle onderzoeksplannen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Wet op de Dierproeven (hierna: Wod) die sinds 1 januari 2005 bij TNO of de dierexperimentencommissie (hierna: DEC) van TNO zijn ingediend. Zonder toestemming van de DEC voor het onderzoeksplan mocht op grond van de Wod, zoals deze wet destijds luidde, de aangevraagde dierproef niet worden uitgevoerd. Onder het verzoek vallen onder meer onderzoeksplannen inzake commerciële projecten en onderzoeksplannen waarover TNO met derden expliciet geheimhouding is overeengekomen (hierna: informatie met betrekking tot contractonderzoeken). Deze heeft TNO categoraal geweigerd openbaar te maken. TNO heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het niet om een bestuurlijke aangelegenheid gaat, zoals volgt uit artikel 24, tweede lid, van de TNO-wet. TNO heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob aan openbaarmaking in de weg staat. De informatie met betrekking tot contractonderzoeken bevat concurrentiegevoelige informatie. Openbaarmaking zal de concurrentiepositie van betrokken derden en van TNO zelf schaden, aldus TNO.
3. Het hoger beroep spitst zich toe op de vraag, of TNO de informatie met betrekking tot contractonderzoeken mocht weigeren. Bij de rechtbank lag ook de vraag voor of TNO de andere onderzoeksplannen, die worden bekostigd met een rijksbijdrage, mocht weigeren.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat TNO de informatie met betrekking tot contractonderzoeken niet mocht weigeren. Deze onderzoeksplannen zien op een bestuurlijke aangelegenheid. Uit de artikelen 4 en 5, aanhef en onder a, van de TNO-wet volgt dat TNO ook contractonderzoek verricht ter verwezenlijking van de wettelijke doelstelling van TNO. Verder is de rechtbank van oordeel dat TNO het subsidiaire standpunt, dat op de informatie met betrekking tot contractonderzoeken de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob neergelegde weigeringsgronden van toepassing zijn, onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien is het niet toegestaan te volstaan met een categorale weigering van een aantal documenten met een algemene motivering, aldus de rechtbank.
De rechtbank heeft TNO opdracht gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen over de gevraagde informatie met betrekking tot contractonderzoeken. Daarnaast heeft de rechtbank over andere onderzoeksplannen die worden bekostigd met een rijksbijdrage geoordeeld dat ook opnieuw op bezwaar moet worden beslist ten aanzien van een naam van een proefstof in onderzoeksplan 2008-30, een verwijzing naar een rapport in onderzoeksplan 2009-10 en gegevens over een onderzoeksbelang in onderzoeksplan 2009-34.
5. TNO bestrijdt alleen het oordeel van de rechtbank over de informatie met betrekking tot contractonderzoeken.
6. TNO betoogt primair dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de informatie met betrekking tot contractonderzoeken ziet op een bestuurlijke aangelegenheid. De Wob is een middel om bestuursorganen ter verantwoording te kunnen roepen. De noodzaak tot verantwoording bestaat alleen voor zover de aangelegenheid bestuurlijk en beleidsmatig relevant is. Ten aanzien van wetenschappelijke onderwerpen blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wob dat dergelijke informatie in beginsel geen bestuurlijke aangelegenheid betreft. Als een onderzoeksopdracht niet afkomstig is van de overheid dan wel het onderzoek niet beleidsmatig relevant is, is het onderzoek geen bestuurlijke aangelegenheid. De contractonderzoeken waar het hier om gaat, zijn door TNO verricht in opdracht van private partijen en hebben reeds hierom geen bestuurlijk karakter. De contractonderzoeken worden volledig door de private opdrachtgever gefinancierd. De opdrachtgever bepaalt onder meer de wijze waarop en door welke medewerkers het onderzoek wordt verricht en de planning van het onderzoek. TNO treedt niet anders op dan een privaat onderzoeksbureau zou doen. Het gaat hier om zuivere marktactiviteiten. Ook de inhoud van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken is bestuurlijk niet relevant. Deze raken noch het beleid van TNO noch dat van een ander bestuursorgaan. Het gaat om de ontwikkeling van producten en diensten die door de desbetreffende private partij worden aangeboden. Dat in de TNO-wet de mogelijkheid tot het doen van commerciële onderzoeken is opgenomen, betekent niet dat contractonderzoek daarmee een bestuurlijke aangelegenheid is. Beslissend is of de opdracht dan wel de inhoud daarvan een bestuurlijk karakter heeft. Dat het contractonderzoek geen beleidsmatige of bestuurlijke relevantie heeft wordt bevestigd door het bepaalde in artikel 24 van de TNO-wet, waaruit volgt dat geen inlichtingen hoeven te worden verstrekt aan de minister over contractonderzoek. Nu TNO geen verantwoording hierover hoeft af te leggen aan de minister en het parlement is er ook geen reden voor toepasselijkheid van de Wob op diezelfde informatie met betrekking tot contractonderzoeken, aldus TNO.
6.1. Anders dan TNO heeft aangevoerd brengt de totstandkomingsgeschiedenis van de TNO-wet niet met zich dat contractonderzoeken geen bestuurlijke aangelegenheid zijn. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zich in het nader rapport na het advies van de Raad van State (Kamerstukken II, 2003-2004, 29753, nr. 4) op het standpunt gesteld dat de Wob niet van toepassing is op de marktactiviteiten van TNO, omdat die wet alleen op TNO van toepassing is voor zover deze is aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van de Awb. TNO is volgens de minister slechts bestuursorgaan voor zover TNO zijn wettelijke taak uitoefent en niet voor wat betreft zijn marktactiviteiten. Gelet hierop ligt het volgens de minister, in tegenstelling tot het advies van de Raad van State, niet in de rede om de toepassing van de Wob expliciet uit te zonderen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dus dat het niet de bedoeling is geweest dat de Wob van toepassing is op de marktactiviteiten van TNO. Hierin is evenwel niet onderkend dat TNO een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is. De Wob is onverkort op TNO van toepassing, zo volgt uit artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob, omdat de aanwijzing van TNO als bestuursorgaan niet is geclausuleerd in het Besluit bestuursorganen WNo en Wob. Het had op de weg van de regelgever gelegen om die aanwijzing uitdrukkelijk te clausuleren indien het niet de bedoeling was dat bepaalde activiteiten van TNO niet onder de werking van de Wob zouden vallen. Derhalve is de Wob van toepassing op alle taken en activiteiten van TNO. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat ook de informatie met betrekking tot contractonderzoeken een bestuurlijke aangelegenheid is. De term ‘bestuurlijk’ in de Wob dient immers ruim te worden opgevat en heeft betrekking op het openbaar bestuur in al zijn facetten. Bovendien heeft de rechtbank terecht het bepaalde in de artikelen 4 en 5, aanhef en onder a, van de TNO-wet van belang geacht. TNO heeft ingevolge artikel 4 van de TNO-wet ten doel ertoe bij te dragen dat op toepassing gericht technisch- en natuurwetenschappelijk onderzoek en daarmee te verbinden sociaal-wetenschappelijk en ander op toepassing gericht onderzoek op doelmatige wijze dienstbaar wordt gemaakt aan het algemeen belang en de daarbinnen te onderscheiden deelbelangen. Nu TNO ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, van de TNO-wet ook voor niet-overheden onderzoek verricht ter verwezenlijking van dat wettelijke doel, volgt ook hieruit dat contractonderzoek een bestuurlijke aangelegenheid is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Tot slot heeft de rechtbank terecht overwogen dat artikel 24, tweede lid, van de TNO-wet slechts betrekking heeft op de reikwijdte van de inlichtingenplicht van de raad van toezicht van TNO aan de minister. Uit deze bepaling volgt niet dat contractonderzoek geen bestuurlijke aangelegenheid betreft.
Het primaire betoog van TNO faalt.
7. TNO betoogt subsidiair dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob neergelegde weigeringsgronden aan openbaarmaking in de weg staan. De informatie met betrekking tot contractonderzoeken bevat bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk door derden aan TNO zijn meegedeeld. De onderzoeksplannen bevatten informatie over de innovatie waarnaar de opdrachtgever onderzoek wil doen. Het is niet mogelijk de vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens onleesbaar te maken zonder de hele documenten onleesbaar te maken. Ingeval van openbaarmaking zouden concurrenten van de commerciële opdrachtgevers onevenredig worden bevoordeeld, omdat zij dan gebruik kunnen maken van de innovaties met aanzienlijk lagere onderzoekskosten. Openbaarmaking van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken zou niet alleen de belangen van de opdrachtgever schaden, maar ook de financiële en economische belangen van TNO zelf. Ingeval van openbaarmaking zullen commerciële opdrachtgevers in vervolg onderzoek laten verrichten door private onderzoeksbureaus in plaats van door TNO. Dit schaadt ook het algemeen belang omdat publiek onderzoek duurder dan wel onbetaalbaar zal worden als inkomsten uit contractonderzoek wegvallen. Tot slot is afgezien van een motivering per commercieel onderzoeksplan omdat de toelichting voor alle documenten geldt, nu deze volgens een vast ‘format’ zijn opgesteld en naar hun aard in hoge mate overeenkomen, aldus TNO.
7.1. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat TNO de weigering de informatie met betrekking tot contractonderzoeken openbaar te maken op grond van de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob neergelegde weigeringsgronden, onvoldoende heeft onderbouwd. In de besluitvorming heeft TNO volstaan met het vermelden van deze weigeringsgronden zonder te motiveren waarom deze gronden volgens TNO in dit geval van toepassing zijn. Eerst in hoger beroep heeft TNO een motivering gegeven.
Het subsidiaire betoog van TNO faalt.
8. Het hoger beroep van TNO is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.
9. Bij het besluit van 7 april 2015 heeft TNO gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank opnieuw beslist op het bezwaar van [wederpartij] ten aanzien van de andere onderzoeksplannen, die met een rijksbijdrage worden bekostigd. TNO heeft besloten de naam van een proefstof in onderzoeksplan 2008-30, de verwijzing naar een rapport in onderzoeksplan 2009-10 en de gegevens over een onderzoeksbelang in onderzoeksplan
2009-34 openbaar te maken.
9.1. [wederpartij] heeft bij brief van 20 april 2015 meegedeeld dat zij zich met dit nieuwe besluit op bezwaar kan verenigen. Dit betekent dat geen beroep van rechtswege is ontstaan als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, omdat [wederpartij] daarbij geen belang heeft.
10. Bij het besluit van 21 mei 2015 heeft TNO gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank opnieuw beslist op het bezwaar van [wederpartij] ten aanzien van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken. Dit besluit strekt ter vervanging van de besluiten van 26 februari 2014 en 27 mei 2014. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb, is hiertegen van rechtswege beroep van [wederpartij] bij de Afdeling ontstaan.
11. In het besluit van 21 mei 2015 heeft TNO de weigering om de informatie met betrekking tot contractonderzoeken openbaar te maken gehandhaafd, omdat de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob neergelegde weigeringsgronden aan openbaarmaking in de weg staan. Volgens TNO bevat de informatie met betrekking tot contractonderzoeken bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk door derden aan TNO zijn meegedeeld. De onderzoeksplannen bevatten informatie over de innovatie waarnaar de opdrachtgever onderzoek wil doen. Het is niet mogelijk de vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens onleesbaar te maken zonder de hele documenten onleesbaar te maken. Daarom is de informatie met betrekking tot contractonderzoeken geheel geweigerd. Alleen al het bekend worden van een innovatie is commercieel zeer gevoelig. De stoffen, producten, meetmodellen, diersoorten en informatie over frequentie en duur van onderzoek, die in de onderzoeksplannen worden genoemd, zijn te herleiden tot het productieproces en de technische bedrijfsvoering van de opdrachtgever. De commerciële opdrachtgevers hebben de informatie verstrekt onder voorwaarde van absolute vertrouwelijkheid, zoals uitdrukkelijk is bepaald in de overeenkomsten met de opdrachtgevers. Ingeval van openbaarmaking zouden concurrenten van de commerciële opdrachtgevers onevenredig worden bevoordeeld, omdat zij dan gebruik kunnen maken van de innovaties met aanzienlijk lagere onderzoekskosten. Bovendien dient te worden voorkomen dat een verband kan worden gelegd tussen individuele werknemers van opdrachtgevers en TNO en de dierproeven in verband met het risico om doelwit te worden van acties van dierenrechtenactivisten. Openbaarmaking van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken zou niet alleen de belangen van de opdrachtgever schaden, maar ook de financiële en economische belangen van TNO zelf. Als tot het oordeel wordt gekomen dat de informatie met betrekking tot contractonderzoeken al dan niet geheel openbaar moeten worden gemaakt, bestaat groot risico dat commerciële opdrachtgevers in de toekomst geen onderzoek meer zullen laten uitvoeren door TNO, maar door een privaat onderzoeksbureau waarvoor de Wob niet geldt. Dat zal de concurrentiepositie van TNO aanzienlijk schaden. Als TNO minder inkomsten uit marktactiviteiten genereert, zal dat bovendien het algemeen belang schaden omdat publiek onderzoek duurder dan wel onbetaalbaar wordt. Dure onderzoeksfaciliteiten worden thans door een kostenverdeling tussen publiek onderzoek en marktonderzoek in stand gehouden. Tot slot is afgezien van een motivering per commercieel onderzoeksplan omdat de toelichting voor alle documenten geldt, nu deze volgens een vast ‘format’ zijn opgesteld en naar hun aard in hoge mate overeenkomen, aldus TNO.
12. [wederpartij] betoogt dat TNO ten onrechte alle verzochte informatie heeft geweigerd op grond van de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob neergelegde weigeringsgronden. Daartoe voert zij aan dat niet duidelijk is welke informatie op welke grond is geweigerd. In de documenten staan geen vertrouwelijk overgelegde bedrijfs- en fabricagegegevens. De stukken zijn opgesteld door TNO zelf. Uit een beschrijving van onder meer stoffen, beoogde werking, werkende bestanddelen en samenstelling van het te onderzoeken product, blijkt niets over de technische bedrijfsvoering of het productieproces. Ook innovaties blijken niet uit de informatie met betrekking tot contractonderzoeken, omdat daarbij bepaalde theorieën worden onderzocht en het niet gaat om kant en klaar bruikbare eindproducten. Dit betekent dat onevenredige bevoordeling van concurrenten niet aan de orde is. Dat gezocht wordt naar nieuwe ontwikkelingen op een bepaald ziektegebied is bovendien geen fabricagegegeven. Verder is informatie met betrekking tot de soorten, rassen, seksen en aantallen proefdieren ten onrechte geweigerd evenals de mate van ongerief en de duur en frequentie van onderzoek. TNO heeft dergelijke gegevens wel openbaar gemaakt in de eigen onderzoeken. Tot slot heeft TNO niet aangetoond dat hij met de opdrachtgevers vertrouwelijkheid is overeengekomen. Derhalve is er geen risico dat toekomstige opdrachtgevers geen onderzoek meer door TNO zullen laten doen wegens het schenden van die vertrouwelijkheid, aldus [wederpartij].
12.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3976) dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.
Na kennisneming van de haar onder geheimhouding overgelegde informatie met betrekking tot contractonderzoeken, is de Afdeling van oordeel dat niet alle informatie met betrekking tot contractonderzoeken fabricage- en bedrijfsgegevens gegevens als bedoeld in voormelde bepaling betreft. Niet alle informatie is daadwerkelijk te herleiden tot de innovatie waarnaar de opdrachtgever onderzoek wil laten doen. TNO heeft niet toereikend gemotiveerd waarom de informatie met betrekking tot contractonderzoeken desondanks integraal moet worden geweigerd. De algehele weigering van deze documenten verdraagt zich niet met het uitgangspunt van de Wob van openbaarheid. Indien de verzochte informatie in niet herleidbare vorm openbaar wordt gemaakt door onder meer tot opdrachtgevers, betrokkenen en innovatie herleidbare gegevens, zoals locaties en namen, en onderzoeksvragen weg te lakken, kan geen koppeling worden gemaakt tussen de openbaar te maken gegevens en de desbetreffende opdrachtgever en betrokkenen. In dat geval bestaat geen risico op onevenredig nadeel voor betrokkenen. De Afdeling ziet voorshands ook niet in dat de verzochte documenten integraal moeten worden geweigerd wegens financiële belangen van TNO. Ingeval bijvoorbeeld gegevens over soorten en aantallen dieren openbaar worden gemaakt zonder dat het mogelijk is de desbetreffende opdrachtgever te herleiden, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk, dat de concurrentiepositie van TNO wordt geschaad doordat opdrachtgevers er in dat geval voor zouden kiezen niet langer onderzoek door TNO te laten uitvoeren. Tot slot heeft TNO onvoldoende gemotiveerd waarom concurrenten onevenredig zullen worden bevoordeeld ingeval van gedeeltelijke openbaarmaking van de informatie met betrekking tot contractonderzoeken.
Het betoog van [wederpartij] slaagt.
13. Het beroep van [wederpartij] is gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het te nemen nieuwe besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
14. TNO dient ten aanzien van [wederpartij] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van de raad van bestuur van TNO van 21 mei 2015, kenmerk 2015 LA 039, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van bestuur van TNO van 21 mei 2015, kenmerk 2015 LA 039;
IV. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
V. veroordeelt de raad van bestuur van TNO tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. bepaalt dat van de raad van bestuur van TNO een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Niane-van de Put
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017
805. BIJLAGE
Wob
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
[…]
Artikel 1a
1. Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
[…]
d. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 10
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
[…]
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
[…]
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Artikel 4
De Organisatie heeft ten doel ertoe bij te dragen dat op toepassing gericht technisch- en natuurwetenschappelijk onderzoek en daarmee te verbinden sociaal-wetenschappelijk en ander op toepassing gericht onderzoek op doelmatige wijze dienstbaar wordt gemaakt aan het algemeen belang en de daarbinnen te onderscheiden deelbelangen.
Artikel 5
De Organisatie tracht haar doel te bereiken door:
a. het verrichten en doen verrichten van het in artikel 4 omschreven onderzoek op werkterreinen te bepalen op eigen initiatief, dan wel na overleg met, in overeenstemming met, of in opdracht van de rijksoverheid, de lagere overheden, ondernemingen, andere maatschappelijke groeperingen en natuurlijke personen;
[…]
Artikel 24
1. De raad van toezicht verstrekt Onze minister de door hem noodzakelijk geachte inlichtingen.
2. Het verstrekken van inlichtingen, als bedoeld in het vorige lid, blijft achterwege voorzover het betreft in opdracht uit te voeren dan wel uitgevoerd onderzoek, waarover door de Organisatie met een opdrachtgever geheimhouding is overeengekomen en voorzover het betreft gegevens die door natuurlijke of rechtspersonen vertrouwelijk aan de Organisatie zijn meegedeeld.