Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.4.2:5.4.2 Wet op het financieel toezicht
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.4.2
5.4.2 Wet op het financieel toezicht
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS448263:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
R.J. Schotsman (red.), Praktijkgids Wft. Financiële markten en ondernemingen onder toezicht, Amsterdam: NIBESVV 2013, p. 92.
Zie par. 5.2.3.
Zie onder meer Kamerstukken II 2003/04, 29708, nr. 3, p. 3-4.
Van Eersel 2013, p. 15-16.
Zie hoofdstuk 2.2 Wft.
Kamerstukken II 2003/04, 29708, nr. 3, p. 29, zie ook art. 1:24 Wft.
Kamerstukken II 2005/06, 29708, nr. 19, p. 312, zie ook art. 1:24 Wft.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Wft is op 1 januari 2007 in werking getreden en is als kaderwet het eerste niveau van regelgeving voor de financiële markten.1 Aan de totstandkoming van de Wft is, zoals hiervoor reeds beschreven, een lang proces voorafgegaan.2 In de Wft is een aantal verschillende wetten opgenomen met als doel meer inzicht en eenheid te creëren binnen de tot de inwerkingtreding van de Wft bestaande sectorale inrichting.3 Een tweede hoofddoelstelling is dat het toezicht functioneel dient te zijn. Zo kan bijvoorbeeld specifiek rekening worden gehouden met gedragselementen, zoals consumentenbescherming.4 Het derde doel van de Wft betreft de marktgerichtheid. Hiermee wordt bedoeld het bevorderen van de concurrentie door het creëren van een level playing field, waarbij nationale, internationale en cross-sectorale gelijke gevallen gelijk worden behandeld.5 De Wft dient ook de rechtszekerheid ten goede te komen. Het moet voor financiële ondernemingen op elk moment duidelijk zijn wat er op grond van de wetgeving van hen wordt verwacht.6
Er zijn zes verschillende vormen van regulering van de financiële markten te vinden in de Wft waarmee bovengenoemde doelstellingen bereikt dienen te worden. Het betreft verboden, regulering van de markttoegang, voorschriften van doorlopende aard voor onder toezicht staande instellingen, meldingsplichten en andere geboden, regulering van de financiële infrastructuur en de zogenoemde ‘bankierseed’.7
Het toezicht in Nederland komt tot uiting in het zogenaamde twin peaks model of met andere woorden het functionele model. Dit houdt in dat het toezicht is verdeeld in prudentieel toezicht en gedragstoezicht die elk hun eigen toezichthouder kennen. Dit model komt tot uitdrukking in de indeling van de Wft en daarmee het toezicht op de financiële markten. De Wft is opgedeeld in vijf delen: een deel Algemeen, een deel Markttoegang, een deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, een deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen en een deel Gedragstoezicht financiële markten.
In het deel Algemeen staan onderwerpen die zowel voor het prudentieel als het gedragstoezicht van belang zijn. Het betreft met name definitiebepalingen, de inrichting en bevoegdheden van DNB en de AFM, een geheimhoudingsregime en samenwerking tussen nationale en internationale toezichthouders. Zo wordt in het deel Algemeen bepaald dat de Wft ziet op financiële producten en diensten (artikel 1:1 Wft). Financiële producten zijn onder meer een beleggingsproduct (sub a), een krediet (sub e) en een spaarverzekering met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten (sub f). Financiële diensten zijn onder meer het aanbieden (sub a), het adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten (sub b) en het verlenen van een beleggingsdienst (sub h).
Het deel Markttoegang betreft de eisen die gesteld worden aan financiële ondernemingen om toegang te krijgen tot de Nederlandse en buitenlandse markt. De toegang tot de Nederlandse markt staat open voor financiële ondernemingen met een zetel in Nederland indien zij een vergunning hebben.8 Ook financiële ondernemingen met een zetel in het buitenland die een bijkantoor in Nederland willen openen of die hun diensten in Nederland willen aanbieden, kunnen toegelaten worden als aan de gestelde eisen is voldaan.
Het deel Prudentieel toezicht heeft met name betrekking op kredietinstellingen, verzekeraars, clearinginstellingen en op regelingen die prudentieel van aard zijn. Prudentieel toezicht is specifiek gericht op de soliditeit van de financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector.9 Het accent ligt bij het prudentiële toezicht met name op de bedrijfsvoering van de financiële onderneming.10 Het prudentieel toezicht is opgedragen aan DNB.
Het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen betreft adviseurs, bemiddelaars, beleggingsondernemingen en aanbieders van financiële producten.
Het deel Gedragstoezicht financiële markten heeft betrekking op aanbieders van effecten, transparantieverplichtingen voor uitgevende instellingen, marktexploitanten, voorkoming van machtsmisbruik, en houders van zeggenschap in uitgevende instellingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt en het openbaar bod.
Gedragstoezicht op de financiële sector is gericht op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.11 De transactie staat bij gedragstoezicht meer centraal dan bij prudentieel toezicht. Het gedragstoezicht is opgedragen aan de AFM. Omdat de AFM in dit hoofdstuk centraal staat zal nader worden stilgestaan bij gedragstoezicht.
5.4.2.1 Gedragstoezicht5.4.2.2 Verhouding tot het civiele recht