= niet anders omschreven
HR, 07-06-2013, nr. 13/01467
BZ9327
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-06-2013
- Zaaknummer
13/01467
- LJN
BZ9327
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9327, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ9327
ECLI:NL:HR:2013:BZ9327, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9327
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑06‑2013
- Wetingang
art. 8 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
- Vindplaatsen
JVggz 2013/35 met annotatie van Redactie
EeR 2013, afl. 4, p. 148
PFR-Updates.nl 2013-0117
Conclusie 07‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Bopz-zaak. Verzoek machtiging voortgezet verblijf, art. 15 lid 1 Wet Bopz. Verzoek om contra-expertise; ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming vereist gemotiveerde afwijzing (vgl. HR 29 april 2005, LJN AS5978, NJ 2007/153).
13/01467
Mr. F.F. Langemeijer
12 april 2013
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
tegen
Officier van Justitie te Haarlem
In deze Bopz-zaak gaat het hoofdzakelijk om het passeren van een verzoek om contra-expertise.
1. De feiten en het procesverloop
1.1. Verzoeker tot cassatie (geboren in 1937, hierna: betrokkene) is op grond van een rechterlijke machtiging opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis van GGZ in Geest.
1.2. Bij inleidend verzoekschrift heeft de officier van justitie in het arrondissement Haarlem aan de rechtbank aldaar verzocht een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen (art. 15 Wet Bopz). Bij het verzoek was onder meer een geneeskundige verklaring gevoegd, op 5 december 2012 opgemaakt door de (wnd.) geneesheer-directeur.
1.3. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2012 heeft de rechtbank betrokkene en zijn advocaat alsmede de behandelend arts en een verpleegkundige gehoord.
Bij beschikking van diezelfde dag heeft de rechtbank de verzochte machtiging verleend voor het tijdvak tot en met 20 december 2013. De rechtbank overwoog:
"Uit de geneeskundige verklaring en het verhoor is gebleken dat betrokkene ook na het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging zal lijden aan een stoornis van de geestvermogens. Betrokkene is bekend met een bipolaire I stoornis.
Tevens is vast komen te staan dat deze stoornis betrokkene ook dan nog gevaar zal doen veroorzaken voor zichzelf, onder meer:
- het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
- het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
- het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
Gebleken is dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om vrijwillig verder te verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis."
1.4. Namens betrokkene is - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweer gevoerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. Een machtiging tot voortgezet verblijf kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter:
a. de stoornis van de geestvermogens van de betrokkene ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn en deze stoornis de betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken, en
b. het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.
2.2. Volgens de geneeskundige verklaring, waarnaar de rechtbank verwijst, is betrokkene sinds 1972 bekend als lijdende aan een bipolaire stoornis(1). De depressie van betrokkene openbaart zich met tussenpozen, om de paar jaar, in de vorm van manisch psychotische episoden. Meer dan eens is betrokkene in verband met een decompensatie opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis; laatstelijk met een IBS (inbewaringstelling) op 16 augustus 2012. Betrokkene betwist dit niet(2). Betrokkene is echter van mening dat hij zichzelf kan redden, zonder een gedwongen opneming in een psychiatrisch ziekenhuis.
2.3. Tot de stukken behoort een schrijven van de behandelend psychiater aan de wnd. geneesheer-directeur d.d. 18 november 2012, waarin de diagnose en het ziekteverloop uitgebreid zijn beschreven. De diagnose in de geneeskundige verklaring luidt: "Bipolaire stoornis type I, cognitieve achteruitgang (cognitieve stoornis NAO), aard en omvang nog nader te bepalen")(3). Tijdens de opname in het ziekenhuis is geconstateerd dat sprake is van cognitieve achteruitgang (executieve functies, overzicht, planning, geheugen en inprenting), hetgeen door betrokkene wordt ontkend. De geneeskundige verklaring vermeldt dat er nog onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak van de cognitieve achteruitgang. Bij de behandeling ter zitting heeft het verweer zich hierop geconcentreerd. De behandelend arts heeft ter zitting de cognitieve achteruitgang toegelicht, onder meer door te verwijzen naar een van betrokkene gemaakte MRI-scan. Ter zitting heeft de advocaat van betrokkene onder meer betoogd:
"(...) Cliënt betwist de diagnose. Cliënt is bekend met een manische depressie, dat heeft cliënt al jaren. De diagnose, cognitieve problemen op dementie niveau, betwist ik. Er wordt gesproken van MRI-scan, maar ik zie de MRI-scan niet bij de stukken. Cliënt is vrijheidgelievend. Ik pleit om meneer meer vrijheid te geven. Laat een onafhankelijke arts kijken. Cliënt is erg helder en redelijk in zijn argumentatie. Ik merk niet dat hij gekke denkbeelden heeft. Ik bepleit een nieuwe contra expertise. (...)"
2.4. Middelonderdeel III houdt de klacht in dat de rechtbank zonder enige motivering is voorbijgegaan aan het namens betrokkene gedane verzoek om een contra-expertise naar de toestand van zijn geestvermogens.
2.5. Art. 16 in verbinding met art. 5 Wet Bopz vereist dat de betrokkene kort tevoren met het oog op de te verlenen machtiging is onderzocht door een psychiater die niet bij de behandeling betrokken is. Indien de betrokkene de juistheid van (bevindingen of gevolgtrekkingen in) de geneeskundige verklaring bestrijdt kan hij aan de rechter verzoeken een nader onderzoek door een deskundige te gelasten. De daarbij aan te leggen maatstaf luidt als volgt(4):
"De rechter is [...] overeenkomstig de algemene regels in de verzoekschriftprocedure vrij een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige af te wijzen. Niettemin moet, gelet op de ingrijpende aard van de door de rechter te nemen, tot vrijheidsbeneming leidende beslissing worden aangenomen dat een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige slechts gemotiveerd kan worden afgewezen. De eisen die aan die motivering moeten worden gesteld, hangen af van de omstandigheden van het geval, waarbij met name van belang is op welke punten het verzochte nadere onderzoek zich volgens de betrokkene zou moeten richten, en de mate waarin de rechter uit de bij het verzoek tot het verlenen van de machtiging overgelegde geneeskundige verklaring en de overige stukken reeds duidelijkheid heeft verkregen omtrent de door hem te beslissen punten."
2.6. In de onderhavige zaak staat vast dat ter zitting namens betrokkene is gevraagd om een nader onderzoek door een andere psychiater. De rechtbank kon dit verzoek slechts gemotiveerd afwijzen. In dit geval ontbreekt iedere motivering, zodat onderdeel III gegrond is en de bestreden beschikking om die reden niet in stand kan blijven.
2.7. Er is evenwel discussie mogelijk over de vraag of betrokkene rechtens belang heeft bij deze klacht. Zoals gezegd bestrijdt betrokkene niet dat hij lijdende is aan de bipolaire stoornis die de rechtbank in haar motivering heeft genoemd; hij bestrijdt slechts de in de geneeskundige verklaring veronderstelde cognitieve stoornis. Kan het zijn, dat de rechtbank de in de geneeskundige verklaring veronderstelde cognitieve stoornis in het midden heeft gelaten en de machtiging tot voortgezet verblijf uitsluitend heeft doen rusten op de bipolaire stoornis en het daaruit voortvloeiende gevaar? In dat geval zou te verklaren zijn waarom de rechtbank niet is ingegaan op het verzoek om nader psychiatrisch onderzoek.
2.8. De geneeskundige verklaring, waarnaar de rechtbank verwijst, onderscheidt verschillende vormen van gevaar(5). Over het gevaar dat betrokkene door zijn hinderlijk gedrag agressie van anderen tegen zichzelf zal oproepen heeft de onderzoekende psychiater opgemerkt: "In manische episodes komt betrokkene tot grensoverschrijdend en imponerend gedrag, waardoor hij de agressie van derden over zich kan afroepen." Hier legt de geneeskundige verklaring dus een verbinding met de bipolaire stoornis. Daarnaast maakt de geneeskundige verklaring melding van het gevaar dat betrokkene maatschappelijk ten onder gaat en het gevaar dat betrokkene zichzelf ernstig zal verwaarlozen. Daaromtrent is vermeld: "Op grond van de combinatie met cognitieve verslechtering en grotere somatische kwetsbaarheid komt betrokkene tot zelfverwaarlozend gedrag waarbij hij zichzelf uitput en onvoldoende zorgt voor zijn somatische gezondheid."
2.9. De rechtbank noemt alle drie de gevaren, zonder dat uit de beschikking blijkt op grond waarvan de rechtbank het vereiste oorzakelijk verband aanneemt met de stoornis van de geestvermogens. Dit stelt de lezer van de beschikking voor een probleem. Indien de rechtbank ondanks de betwisting van betrokkene is uitgegaan van een cognitieve stoornis die het gevaar doet veroorzaken, kon zij na het verzoek om een contra-expertise niet volstaan met een eenvoudige verwijzing naar de geneeskundige verklaring; die werd nu juist betwist. Indien de rechtbank niet is uitgegaan van een cognitieve stoornis, maar het gevaar dat betrokkene maatschappelijk ten onder gaat en zichzelf ernstig zal verwaarlozen heeft gebaseerd op de bipolaire stoornis of op een andere niet uit de beschikking te kennen stoornis van de geestvermogens, is dat oordeel onbegrijpelijk omdat de geneeskundige verklaring dat verband niet legt. Kortom, betrokkene heeft belang bij onderdeel III.
2.10. Bij gegrondbevinding van onderdeel III behoeven de overige klachten geen bespreking meer. Onderdeel I klaagt dat onbegrijpelijk is op grond waarvan de rechtbank een voor vrijheidsbeneming relevante stoornis van de geestvermogens heeft aangenomen. Wat betreft de bipolaire stoornis is dit voldoende duidelijk: uit de geneeskundige verklaring. Wat betreft de cognitieve stoornissen, deelt deze klacht het lot van onderdeel III.
2.11. Onderdeel II bevat een motiveringsklacht over het door de rechtbank aangenomen gevaar. Op welke gronden de rechtbank aanneemt dat hier sprake is van het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat of zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen, blijkt volgens de klacht niet. In ieder geval acht het middel dit oordeel onvoldoende gemotiveerd omdat betrokkene volgens de geneeskundige verklaring (rubriek 3.a) ten tijde van het psychiatrisch onderzoek geen tekenen van ontremming of manie vertoonde.
2.12. Het eerste gedeelte van deze klacht deelt het lot van onderdeel III. Het laatste gedeelte van deze klacht faalt. In het algemeen moet worden aangenomen dat de motivering van een rechterlijke beslissing niet onbegrijpelijk wordt voor de lezer door het enkele feit dat ergens in het procesdossier een aanwijzing te vinden is, die in een andere richting wijst dan de uitkomst waartoe de rechter is gekomen. Verder merk ik op dat voor een machtiging als de onderhavige is vereist dat sprake is van een stoornis van de geestvermogens die de betrokkene gevaar doet veroorzaken. Gevaar is de kans op een bepaald onheil. Het is niet noodzakelijk dat het te duchten onheil zich reeds openbaart op het tijdstip van het psychiatrisch onderzoek of op het tijdstip waarop de rechter zijn beslissing geeft. Indien, zoals in dit geval, sprake is van een bipolaire stoornis die zich met tussenpozen openbaart in de vorm van manisch psychotische episoden, zoals de rechtbank in het voetspoor van de psychiater blijkbaar heeft aangenomen, mocht de rechtbank op basis van de geneeskundige verklaring en het verhandelde ter zitting aannemen dat het desbetreffende gevaar (dat betrokkene door zijn hinderlijk gedrag agressie van anderen tegen zichzelf zal oproepen) door deze stoornis wordt veroorzaakt.
2.13. Onderdeel IV klaagt - subsidiair - dat onbegrijpelijk is waarop het oordeel berust dat het gevaar niet kan worden afgewend buiten een psychiatrisch ziekenhuis en dat betrokkene onvoldoende blijk heeft gegeven van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven.
2.14. Voor zover de cassatierechter aan deze klachten toekomt, kunnen zij worden verworpen. Het oordeel dat het gevaar niet kan worden afgewend buiten een psychiatrisch ziekenhuis vindt steun in de geneeskundige verklaring, in het bijzonder rubriek 6. Het oordeel dat betrokkene onvoldoende blijk geeft van de nodige bereidheid volgt uit de eigen verklaring van betrokkene ter zitting. Weliswaar is ter zitting de mogelijkheid geopperd van een verhuizing van betrokkene naar het Reinaldahuis te Utrecht, maar de rechtbank heeft dit kennelijk, en niet onbegrijpelijk, nog te onzeker geacht om in haar beslissing daarop vooruit te lopen. De klacht faalt.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
a. - g.
1 Zie over deze term: W. Vandereycken en R. van Deth, Psychiatrie. Van diagnose tot behandeling, 2004, blz. 128 - 132.
2 Zie het proces-verbaal van de zitting blz. 1: "Ik zat in mijn manische stoornis. Iedere drieënhalf, vier jaar komt mijn stoornis terug. Als er tekenen zijn van mijn stoornis zal ik aan de bel trekken."
3 Zie rubriek 3.c van de geneeskundige verklaring; de afkorting NAO staat voor: niet anders omschreven.
4 Vaste rechtspraak sinds HR 29 april 2005 (LJN: AS5978), NJ 2007/153 m.nt. J. Legemaate, BJ 2005/14 m.nt. W. Dijkers. Zie onder meer: HR 12 februari 2010 (LJN: BK8104), BJ 2010/6.
5 Zie ook art. 1 Wet Bopz voor de verschillende vormen van gevaar.
Uitspraak 07‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Bopz-zaak. Verzoek machtiging voortgezet verblijf, art. 15 lid 1 Wet Bopz. Verzoek om contra-expertise; ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming vereist gemotiveerde afwijzing (vgl. HR 29 april 2005, LJN AS5978, NJ 2007/153).
7 Juni 2013
Eerste Kamer
13/01467
TT/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
OFFICIER VAN JUSTITIE TE HAARLEM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 198567/FA RK 12-4199 van de rechtbank Haarlem van 20 december 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Betrokkene] is op grond van een rechterlijke machtiging opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie heeft de rechtbank op de voet van art. 15 lid 1 Wet Bopz verzocht een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen. Bij het verzoekschrift is een geneeskundige verklaring van de waarnemend geneesheer-directeur overgelegd.
(ii) De rechtbank heeft het verzoek behandeld in aanwezigheid van betrokkene, zijn advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige. Blijkens het proces-verbaal heeft de advocaat onder meer verklaard:
"Cliënt is vrijheidsgelievend. Ik pleit om meneer meer vrijheid te geven. Laat een onafhankelijke arts kijken. Cliënt is erg helder en redelijk in zijn argumentatie. Ik merk niet dat hij gekke denkbeelden heeft. Ik bepleit een nieuwe contra expertise".
3.2 De rechtbank heeft de machtiging tot voortgezet verblijf verleend voor de duur van twaalf maanden. Samengevat heeft de rechtbank daartoe als volgt overwogen. Uit de geneeskundige verklaring en het verhoor van [betrokkene] is gebleken dat hij ook na het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging zal lijden aan een stoornis van de geestvermogens die gevaar voor zichzelf zal doen veroorzaken dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
3.3 Onderdeel III van het middel klaagt dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd doordat de rechtbank niet is ingegaan op het verzoek om contra-expertise.
3.4 Zoals hiervoor in 3.1 onder (ii) is weergegeven, is ter zitting namens [betrokkene] gevraagd om een nader onderzoek door een onafhankelijke arts. Gelet op de ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming mag een dergelijk verzoek slechts gemotiveerd worden afgewezen (vgl. HR 29 april 2005, LJN AS5978, NJ 2007/153). De rechtbank heeft echter een machtiging tot voortgezet verblijf verleend zonder op het verzoek in te gaan. De klacht is dus gegrond. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Haarlem van 20 december 2012;
verwijst het geding naar de rechtbank Noord-Holland ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.
Beroepschrift 07‑06‑2013
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geeft eerbiedig te kennen
[verzoeker], wonende te [woonplaats], te dezer zake te 's‑Gravenhage woonplaats kiezende aan de Riouwstraat 131, ten kantore van de advocate bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. G.E.M. Later, die door verzoeker als zodanig wordt aangewezen om voor hem in dit rechtsgeding op te treden en die het verzoekschrift voor verzoeker ondertekent en indient en daartoe door verzoeker bepaaldelijk is gemachtigd;
- 1)
Bij beschikking van 20 december 2012 onder zaak-/rekestnummer 198567/FA RK 12-4199 heeft de arrondissementsrechtbank te Haarlem een machtiging tot voortgezet verblijf verleend om verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven tot en met 20 december 2013. Die beschikking met het verzoek van de Officier van Justitie van 11 december 2012, de brief van 11 december 2012 van GGZ inGeest met brief aan waarnemend geneesheer-directeur van 18 november 2012, de geneeskundige verklaring van 5 december 2012, de wettelijke aantekeningen, het behandelplan van 28 november 2012, alsmede de faxen/brieven aan de rechtbank te Haarlem om het proces-verbaal van de zitting op te vragen van 14 januari 2013 en 18 maart 2013 en het proces-verbaal dat om 15.29 uur uiteindelijk werd gefaxt door de rechtbank legt verzoeker hierbij over.
- 2)
Verzoeker kan zich met de onderhavige beschikking niet verenigen en stelt daarvan bij deze — derhalve tijdig — beroep in kassatie in onder aanvoering van het navolgende:
Middel van kassatie
Schending van het recht althans verzuim van vormen waarvan niet inachtneming nietigheid medebrengt, aangezien de arrondissementsrechtbank te Haarlem ten aanzien van de machtiging tot voortgezet verblijf heeft overwogen, als in de beschikking staat vermeld en heeft beslist als in de beschikking staat omschreven, welke overwegingen en beslissingen als hier herhaald en overgenomen dienen te worden beschouwd, zulks ten onrechte om de navolgende redenen.
I
Naar uit de bestreden beschikking blijkt heeft de Rechtbank te Haarlem overwogen:
‘…Uit de geneeskundige verklaring en het verhoor is gebleken dat betrokkene ook na het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging zal lijden aan een stoornis van de geestvermogens. Betrokkene is bekend met een bipolaire stoornis.
Tevens is komen vast te staan dat deze stoornis betrokkene ook dan nog gevaar zal doen veroorzaken voor zichzelf, onder meer:
- —
het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
- —
het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
- —
het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
Gebleken is dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om vrijwillig verder te verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis…’.
Hoewel verzoeker op 14 januari 2013 en op 18 maart 2013 gevraagd heeft om het proces-verbaal van de zitting en op 19 maart 2013 daar ook nog telefonisch contact over heeft opgenomen is pas heden om 15.29 uur het proces-verbaal ontvangen.
Uit het proces-verbaal blijkt als verklaring van verzoeker:
‘Het klopt dat ik mijn huur heb opgezegd zonder een nieuwe woning te hebben. Ik zat in mijn manische stoornis. Iedere drieënhalf, vier jaar komt mijn stoornis terug. Als er tekenen van mijn stoornis zijn zal ik aan de bel trekken. Mijn dochter woont in Gelderland met drie kinderen. Ik ben met mijn broer naar mijn eigen huis gegaan en heb mijn spullen gepakt. Het huis zag er verwaarloosd uit en ik wilde weg. Ik heb hier op de afdeling vier maanden lang om een jas en ondergoed gesmeekt. Ik wil graag beperkte vrijheden. Manische depressiviteit is aangebroken op mijn zestiende…’
De behandelend arts heeft verklaard:
‘… Er is een MRI scan geweest bij. Daaruit is gebleken dat er geheugenproblemen zijn.
Verschrompeling van het brein. We zien duidelijke achteruitgang bij de heer [verzoeker], meer dan je zou verwachten. De heer [verzoeker] kan prima zijn eigen zaken redden, maar tijdens een manische stoornis zal hij tegen gevaar kunnen oplopen. De heer [verzoeker] heeft in zijn manische periode 400 tot 500 kilometer auto gereden. Hij heeft ook rekeningen niet betaald. De heer [verzoeker] is eerst vrijwillig opgenomen, maar vervolgens zei hij dat hij hier weg wilde.
Terugkeer naar huis is niet meer mogelijk, maar hij kan wel naar een andere setting. Gezien het psychiatrisch manisch beeld, kan ik duidelijk zijn dat de heer [verzoeker] in een stabiele fase is.
Wij hebben de heer [verzoeker] ingesteld op medicatie. Zeker anders dan voorgaande opnames is dat de heer [verzoeker] lichamelijk kwetsbaarder en ouder is. Hierdoor ontstaan extra klachten. Daarnaast is in het licht gekomen, de cognitieve problemen op dementie niveau. Het denken gaat ook niet goed, de heer [verzoeker] lijdt aan geheugenverlies en heeft geen structuur.
Er bestaat veel stress rond het huishouden en de financiële zaken. Meneer vergeet vaak zijn medicatie in te nemen en er is sprake van alcoholproblematiek. De risico op terugval is groot.
Afdeling Westerpoort zou als vervolgsetting een zeer geschikte plek zijn voor meneer. Wij zullen uitzoeken of het mogelijk is dat de heer [verzoeker] naar het Reinaldahuis kan gaan…’
De advocaat mr.J.K.Gaasbeek heeft verklaard:
‘Cliënt vindt zelf dat hij periodes heeft met een manische depressie, maar het gaat nu goed met hem. Ik heb cliënt een paar jaar terug bijgestaan. Cliënt is lange tijd alleenstaand en welvarend. Met familie moet er iets nieuws ontwikkeld worden. Tot nu toe heeft cliënt alles zelf gedaan. Op de vorige zitting heeft de rechter het verzoek voor vier maanden verlengd. Met een beetje vrijheden komt het niet van de grond. Cliënt betwist de diagnose. Cliënt is bekend met een manische depressie, dat heeft cliënt al jaren. De diagnose, cognitieve problemen op dementie niveau, betwist ik. Er wordt gesproken van MRI-scan, maar ik zie de MRI-scan niet bij de stukken. Cliënt is vrijheidgelievend. Ik pleit om meneer meer vrijheid te geven. Laat een onafhankelijke arts kijken. Cliënt is erg helder en redelijk in zijn argumentatie. Ik merk niet dat hij gekke denkbeelden heeft. Ik bepleit een nieuwe contra expertise. Cliënt heeft een heel netwerk en heeft tegen mij gezegd dat hij liever naar het Reinaldahuis wil als vervolgsetting ,waar hij mensen kent. Cliënt vindt het ook vernederend. Vrijheden zijn te weinig geprobeerd. Misschien dat verpleegkundigen en familie wat vaker om tafel moeten…’
Als naar voormelde uitspraken wordt gekeken dan blijkt dat verzoeker is opgenomen vanwege een manische depressie , die inmiddels onder controle is. De psychiater zegt dat hij in een stabiele fase zit. Feitelijk blijkt dat ook uit de overige stukken.
De geneesheer-directeur merkt in de geneeskundige verklaring op:
‘Bij onderzoek wordt een redelijk verzorgde leeftijdsconforme man gezien, die zelfverzekerd en beslist zijn visie presenteert. Er zijn geen tekenen van ontremming of manie. Geen ziektebesef t.a.v. cognitieve achteruitgang, wel t.a.v. bipolaire stoornis.’
Uit de begeleidende brief en de wettelijke aantekeningen blijkt dat er veel problemen zijn geweest die de schuld waren van de medicatie die hij kreeg.
Er wordt in de stukken gesproken over cognitieve achteruitgang, maar ook dat men er onderzoek naar wil doen en dat er kennelijk nog geen onderzoek heeft plaats gevonden.
De geneesheer directeur zegt in de geneeskundige verklaring sub 3a :
‘Bipolaire stoornis type I, cognitieve achteruitgang (cognitieve stoornis NAO1.), aard en omvang nog nader te bepalen…’
De psychiater spreekt ter zitting over een MRI scan, maar er wordt niet gereageerd op de opmerking van de advocaat dat die MRI scan niet bij de stukken wordt gezien.
In hoeverre eventuele cognitieve achteruitgang relevant is voor de vraag of er sprake is van een stoornis en een daaruit voortvloeiend gevaar om een vrijheidsberoving zoals een machtiging tot voortgezet verblijf is te rechtvaardigen blijkt uit de stukken niet.
De rechtbank noemt in de beschikking alleen het feit dat verzoeker bekend is met een bipolaire I stoornis , maar ten aanzien van die stoornis wordt nu juist gezegd dat er geen tekenen van ontremming of manie zijn (geneesheer-directeur) en dat hij in een stabiele fase is (psychiater).
Het is dan ook onbegrijpelijk dat de rechtbank een stoornis in casu heeft aangenomen die relevant is voor een beslissing tot een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis althans heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom zij een stoornis heeft aangenomen.
II
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de Rechtbank een gevaar heeft aangenomen:
- ‘—
het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
- —
het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
- —
het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.’
Verzoeker lijdt kennelijk al vanaf zijn zestiende aan een manische depressie en is niet constant opgenomen tegen zijn wil in een psychiatrisch ziekenhuis.
Volgens de psychiater is hij in een stabiele fase. Aan de geneesheer-directeur presenteert hij zich blijkens voormelde geciteerde opmerking in de geneeskundige verklaring zelfverzekerd en beslist en zijn er geen tekenen te zien van ontremming of manie.
Waarom dan ook aangenomen wordt door de rechtbank dat er sprake zou zijn van een gevaar dat verzoeker maatschappelijk te gronde zal gaan of zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen blijkt niet.
Waar vandaan komt dat verzoeker door hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen blijkt evenmin.
Weliswaar kruist de geneesheer directeur voormelde gevaren in de geneeskundige verklaring aan, maar die vloeien voort uit daarvoor genoemde manische episoden, waar verzoeker kennelijk nu niet in zit.
Er staat immers:
‘… In manisch episodes kom betrokkene tot grensoverschrijdend en imponerend gedrag, waardoor hij agressie van derden over zich af kan roepen. Op grond van de combinatie met cognitieve verslechtering en grotere somatische kwetsbaarheid komt betrokkene tot zelfverwaarlozend gedrag waarbij hij zichzelf uitput en onvoldoende zorgt voor zijn somatisch gezondheid…’
Als er echter geen sprake is van ontremming of manie zal ook de combinatie niet aanwezig zijn.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat men kennelijk de diagnostiek naar de cognitieve stoornis nog wil afronden en de consequenties met verzoeker en zijn systeem doorspreken, maar dat betekent niet dat er sprake is van een gevaar dat een verdere vrijheidsbeneming rechtvaardigt.
Gelet op voormelde gegevens is het naar de mening van verzoeker onbegrijpelijk dat de rechtbank een gevaar aanneemt althans heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom zij dat doet.
III
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de advocaat van verzoeker heeft aangevoerd:
‘…Cliënt betwist de diagnose. Cliënt is bekend met een manische depressie, dat heeft cliënt al jaren. De diagnose, cognitieve problemen op dementie niveau, betwist ik. Er wordt gesproken van MRI-scan, maar ik zie de MRI-scan niet bij de stukken. Cliënt is vrijheidgelievend. Ik pleit om meneer meer vrijheid te geven. Laat een onafhankelijke arts kijken. Cliënt is erg helder en redelijk in zijn argumentatie. Ik merk niet dat hij gekke denkbeelden heeft. Ik bepleit een nieuwe contra expertise…’
De rechtbank heeft niet gereageerd op voormeld verzoek. Gelet op wat er in de stukken staat ten aanzien van cognitieve problematiek, die overigens niet door de rechtbank ten grondslag is gelegd aan de beslissing, zou een nader onderzoek door een onafhankelijk arts wel in de rede kunnen liggen.
Wat de redenen van de rechtbank waren om niet te reageren op het verzoek zegt de beschikking niet. De beschikking is dan ook onvoldoende gemotiveerd op dit punt.
IV
Tenslotte neemt de rechtbank aan dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend en dat verzoeker geen blijk geeft van de nodige bereidheid om vrijwillig verder te verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis.
Wat de achterliggende gedachten daarbij zijn blijkt niet.
Verzoekers advocaat spreekt over het Reinaldahuis, als een plek waar verzoeker heen wil. Of dat een psychiatrisch ziekenhuis is of een plek buiten een psychiatrisch ziekenhuis waar eventueel gevaar kan worden afgewend is niet duidelijk.
Ook de psychiater zegt te zullen uitzoeken of verzoeker naar het Reinaldahuis kan.
Daaruit blijkt naar de mening van verzoeker helemaal niet dat verzoeker nergens aan mee wil werken.
Voormelde overwegingen zijn dan ook naar de mening van verzoeker onbegrijpelijk althans maken niet duidelijk hoe gewogen is wat is aangevoerd.
Dat verzoeker procedeert onder toevoeging nr.3HP0296 d.d. 16 januari 2013 , van welke toevoeging hij kopie overlegt;
Weshalve
Het de Hoge Raad der Nederlanden moge behagen te vernietigen de beschikking van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 20 december 2012 met zodanige beschikking als Uw Hoge Raad in goede justitie zal vermenen te behoren.
's‑Gravenhage, 20 maart 2013
mr. G.E.M. Later
advocaat
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 07‑06‑2013