NJ 2007, 153
Wet Bopz. Machtiging voortgezet verblijf; weigeren contra-expertise geoorloofd?; maatstaf; motiveringseisen.
HR 29-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5978, m.nt. J. Legemaate
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 april 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
R05/007HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
J. Legemaate
- LJN
AS5978
- JCDI
JCDI:ADS157732:1
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AS5978, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AS5978, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑04‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑01‑2005
- Wetingang
BOPZ art. 8 lid 6; BOPZ art. 15 lid 1; BOPZ art. 17 lid 2
Essentie
Wet Bopz. Machtiging voortgezet verblijf; weigeren contra-expertise geoorloofd?; maatstaf; motiveringseisen.
Voorzover de Wet Bopz dienaangaande geen afwijkende regeling inhoudt, zijn de algemene regels van het procesrecht in de verzoekschriftprocedure toepasselijk. Deze regels laten de rechter een grote vrijheid al dan niet een (nader) bericht of verhoor van deskundigen te bevelen. De tweede en derde volzin van art. 8 lid 6 Wet Bopz bevat een afwijkende regeling door de invoering van een verplichting tot het horen van door de betrokkene opgegeven deskundigen en getuigen, met dien verstande dat de rechter een verzoek tot oproeping ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.