Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Artikel 41a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1978
- Bronpublicatie:
18-05-1977, Stb. 1977, 394 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken: 14344 )
- Inwerkingtreding
01-01-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-1977, Stb. 1977, 394 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken: 14344 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
De pensioengrondslag van de deelnemer aan het verzet, die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren andere of meer omvattende werkzaamheden heeft verricht dan die, in verband waarmede deze grondslag is vastgesteld, of voor het geval, dat het bepaalde in artikel 8, vierde lid, toepassing heeft gevonden, door het verrichten van werkzaamheden gedurende een zelfde periode inkomsten heeft genoten, wordt, indien betrokkene deze werkzaamheden op grond van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, bedoeld in artikel 4, of van de verergering daarvan heeft moeten beëindigen, op diens verzoek of op verzoek van zijn nagelaten betrekkingen opnieuw vastgesteld. Deze hernieuwde vaststelling geschiedt op de wijze, bepaald in artikel 8, met dien verstande, dat voor het deel van de grondslag dat verband hield met inkomsten uit werkzaamheden van de deelnemer aan het verzet, bij de hernieuwde vaststelling van dat deel van de grondslag rekening wordt gehouden met de omstandigheden in het jaar, waarin de in de vorige volzin bedoelde werkzaamheden moesten worden beëindigd of — zo dit voor belanghebbende gunstig zou zijn — het jaar, voorafgaande aan dat, waarin de inkomsten uit die werkzaamheden tengevolge van een verwonding, verminking, ziekten of gebreken, bedoeld in artikel 4, of van de verergering daarvan vermindering hebben ondergaan.
2.
Indien de pensioengrondslag opnieuw wordt vastgesteld, wordt tevens het invaliditeitspercentage, als bedoeld in artikel 9, opnieuw bepaald.
3.
De nieuwe vaststelling van de pensioengrondslag en van het invaliditeitspercentage, blijft achterwege, indien blijkt, dat deze niet zou leiden tot een hoger buitengewoon pensioen.
4.
Het op de herziene grondslag gebaseerde pensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn beëindigd. Het bepaalde in artikel 26, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Jaar voor jaar wordt geen lager bedrag betaalbaar gesteld dan indien het eerste lid geen toepassing had gevonden.