Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
Behoudens afwijkende bepalingen gaat het buitengewoon pensioen in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin deze wet is afgekondigd of, indien het recht op buitengewoon pensioen later is ontstaan, op de dag van het ontstaan van dat recht. Indien degene, aan wie het buitengewoon pensioen wordt ontleend, later overleden is, gaat het buitengewoon pensioen in op de eerste dag, volgende op die van het overlijden. Het tijdelijk buitengewoon pensioen, verleend op grond van artikel 16, gaat in op de dag, volgende op die der vermissing, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin deze wet is afgekondigd.
2.
Wanneer de aanvrage tot het verkrijgen van het buitengewoon pensioen niet binnen twee jaren nà de dag, waarop het ingevolge het bepaalde in het vorige lid zou kunnen ingaan, is ontvangen, gaat het buitengewoon pensioen in op de eerste dag der maand, volgende op die waarin de aanvraag is binnengekomen.
3.
Een voorlopig buitengewoon pensioen, dat bij vernieuwing wordt toegekend, alsmede een blijvend buitengewoon pensioen, dat verleend wordt ter vervanging van een voorlopig buitengewoon pensioen, gaat in op de dag, volgende op die, waarop het vorige buitengewoon pensioen heeft opgehouden, behalve in de gevallen, genoemd in artikel 7, derde lid, in welke gevallen het buitengewoon pensioen ingaat op de dag waarop de aanvrage daartoe is binnengekomen, tenzij de Sociale verzekeringsbank termen aanwezig acht anders te beslissen.
4.
Ingeval de aanvrage, bedoeld in artikel 24, zesde lid, niet is ontvangen binnen de daar gestelde termijn van twee jaren, zal de vervanging of verlenging van voorlopig buitengewoon pensioen ingaan op de dag, waarop de aanvrage is binnengekomen, tenzij de Sociale verzekeringsbank termen aanwezig acht anders te beslissen.