Lijfrenten

Lijfrenten

Mr. Ruben Stam CPL

ad5a45ff-f903-4b64-9c06-11013f7f9f61

Nationale-Nederlanden Bank

In dit thema krijgt u antwoord op de vraag welke eisen de wet stelt aan een lijfrente, welke lijfrentevormen er zijn en hoe de fiscale facilitering van lijfrentevoorzieningen in elkaar steekt.

Twee hoofdstromen

Binnen de lijfrente voor een pensioentekort zijn twee hoofdstromen te onderscheiden: verzekerde lijfrenten, waarvan de meeste zijn ondergebracht bij een levensverzekeraar of een eigen bv, en bancaire lijfrenten, die zijn ondergebracht bij een bank, een beheerder van een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve beleggingen in effecten of een beleggingsonderneming.

Vormgeving lijfrente

Een lijfrente – verzekerd of bancair – moet vast en gelijkmatig zijn. Het begrip vast houdt in dat de uitkeringen ten opzichte van elkaar in beginsel steeds in hoogte gelijk moeten zijn. Het begrip gelijkmatig houdt in dat de uitvoerder de lijfrentetermijnen met gelijke tussenpozen moet uitkeren, bijvoorbeeld maandelijks. Verder moet een lijfrente aanspraak geven op periodieke uitkeringen. Periodiek impliceert dat de uitvoerder meer dan één uitkering moet verstrekken.

De Wet IB 2001 kent momenteel drie toegestane verzekerde lijfrentevormen: de levenslange oudedagslijfrente, de tijdelijke oudedagslijfrente en de nabestaandenlijfrente. De bancaire lijfrentevormen lijken op de verzekerde lijfrentevormen, maar zijn in tegenstelling tot de verzekerde lijfrenten allen levensonafhankelijk. Tot en met 2005 kende de Wet IB 2001 nog een vierde lijfrentevorm: de overbruggingslijfrente. Voor deze lijfrentevorm is overgangsrecht getroffen. De overbruggingslijfrente is een verzekerde lijfrentevorm. Er is geen bancaire tegenhanger.

Fiscale behandeling

De stortingen voor een lijfrentevoorziening kan de belastingplichtige in aanmerking nemen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen, mits sprake is van een aantoonbaar ‘fiscaal’ pensioentekort. De jaarlijks in aanmerking te nemen stortingen zijn begrensd door de jaarruimte en/of reserveringsruimte. Voor de zelfstandig ondernemer geldt daarnaast dat hij de fiscale oudedagsreserve en/of stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. Tegenover de aftrek staat dat de lijfrentetermijnen belast zijn.

Voor directeuren-grootaandeelhouders geldt dat zij het pensioen in eigen beheer hebben kunnen omzetten in een zogeheten oudedagsverplichting (ODV). Deze ODV mag vervolgens door rechtstreekse (gedeeltelijke) afstorting worden omgezet in een lijfrentevoorziening bij bijvoorbeeld een bank of verzekeraar. Dit gebeurt fiscaal geruisloos. De directeur-grootaandeelhouder krijgt hier geen fiscale aftrek voor. De omzetting van de ODV in een lijfrente kan in de opbouwfase en -onder voorwaarden- in de uitkeringsfase.

De wet stelt aan de lijfrentevoorziening strenge eisen. Als de belastingplichtige deze niet nakomt, leidt dit ertoe dat de Belastingdienst negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking neemt. Afkoop, vervreemding of verpanding van de lijfrente zijn dergelijke handelingen. De Belastingdienst betrekt in dat geval de waarde van de lijfrenteaanspraak op het moment dat de verboden handeling plaatsvindt in de heffing van inkomstenbelasting. Daarbovenop berekent de Belastingdienst revisierente. In de regel bedraagt deze 20% van de waarde van de lijfrenteaanspraak. Op grond van de regeling ‘bedrag ineens’ kan een lijfrentegerechtigde zonder heffing van revisierente bij ingang van een oudedagslijfrente een bedrag van maximaal 10% van de waarde van de aanspraak in een bedrag ineens laten uitkeren. De regeling ‘bedrag ineens’ treedt op zijn vroegst op 1 januari 2025 in werking.

Belangrijke aandachtspunten

Als lijfrentekapitaal waarop het regime van voor de Brede Herwaardering van toepassing is, wordt overgedragen aan een bancaire lijfrente-uitvoerder, gaat het overgangsrecht voor dit oude regime definitief verloren.

Een overbruggingslijfrente kan alleen worden uitgevoerd door een levensverzekeraar.

De ODV kan worden afgestort in een lijfrentevoorziening. Let erop dat een uitvoerder een uiterste lijfrente-ingangsdatum kan hanteren waar bij afstorting rekening mee moet worden gehouden.

Documenten bij dit thema

Artikel 1.7 Wet inkomstenbelasting 2001

Artikel 3.125 Wet inkomstenbelasting 2001

Artikel 3.126a Wet inkomstenbelasting 2001

Besluit van 13 december 2021, nr. 2021-22413, Stcrt. 2021, 42809, V-N 2022/2.5, Verzamelbesluit Lijfrenten

Besluit van 17 december 2021, nr. 2021-236684, V-N 2022/9.7, Besluit lijfrenten in de winstsfeer

Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, Stb. 2021, 20, V-N 2020/48.1-3, V-N 2020/63.5-6, V-N 2020/64.3, V-N 2021/4.8

Wet herziening bedrag ineens, V-N 2023/7.7, V-N 2022/34.6

HR 8 november 2000, nr. 35 393, ECLI:NL:HR:2000:AA7113, BNB 2001/188, V-N 2000/51.14, WFR 2000/1665, 2, FED 2000/619, FED 2001/22

HR 7 mei 2010, nr. 08/01890, ECLI:NL:PHR:2010:BI3713, BNB 2010/221, V-N 2010/23.13, FED 2010/86

HR van 30 oktober 1991, nr. 27 215, ECLI:NL:HR:1991:ZC4756, BNB 1992/5, V-N 1991/3243, 14, FED 1991/870, FED 1992/29

Hof Arnhem-Leeuwarden 20 mei 2014, nr. 13/00936, V-N 2014/40.26.18

Bedrag ineens onder het vergrootglas, R. Stam, WFR 2024/124

Een toekomst voor de lijfrente, R. Stam, WFR 2021/128

Bedrag ineens. Doen!?, R. Stam, Vp-bulletin 2022/27

Verschillen tussen tweede en derde pijler van toekomstvoorzieningen, G.M.C.M. Staats, WFR 2020/2

Banksparen en fiscus (Belastingwijzers nr. 52), R. Stam, Deventer: Kluwer 2012

Lijfrentevoorzieningen (Wegwijzer Financieel Advies deel 20), R. Stam, Deventer: Kluwer 2009

Faciliteiten bij (door)overdracht van een onderneming door een bv, A.M.A. de Beer, TFO 2007, p. 104-113

Toekomstvoorzieningen en fiscus(Kluwer Belastingwijzers), G.J.B. Dietvorst, A.M. de Graaf & P.M.C. de Lange, Deventer: Kluwer 2007 (vierde druk)

Stakingslijfrente bij de eigen bv: De voetangels en de klemmen, C.A. Peek, WFR 2006, p. 1230 e.v.

Inkomstenbelasting, hfdst. 8.4, Uitgaven voor inkomensvoorzieningen, p. 717-728, L.G.M. Stevens, Deventer: Kluwer 2001

Cursus Belastingrecht, IB.3.7.2, Lijfrentevoorzieningen

Vakstudie Inkomstenbelasting, Lijfrenten

Vakstudie Inkomstenbelasting, art. 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001, aant. 1 e.v.